Een duurzaam Afrika is onze energie waard!

Gelegenheid:

Goedendag,

Goed u hier te zien, en met u van gedachten te kunnen wisselen over het belangrijke thema Duurzame energie voor Afrika.

de crises en de gevolgen voor OS-landen

We komen bij elkaar op een bijzonder moment (en daarmee samenhangend op een niet minder bijzondere lokatie [het ING-House]). De afgelopen tijd is beheerst door de financiële crisis in de wereld. De meeste aandacht gaat begrijpelijkerwijs uit naar de gevolgen die de crisis heeft voor de rijke, geïndustrialiseerde wereld, de financiële markten, de grote banken, instellingen en de huizenmarkt in de westerse wereld. De claims op Icesave verdelen zelfs de Nederlandse bestuurslagen!
Maar deze crisis heeft, net als de voedselcrisis eerder, vooral ook grote consequenties voor ontwikkelingslanden, en dan vooral de armste mensen daar. Zij zijn de kwetsbaarste groep. Zij hebben geen reserves om klappen op te vangen, geen schokdempers om hen te beschermen tegen hogere brandstof- en voedselprijzen. En dit terwijl veel ontwikkelingslanden juist goed op weg waren in termen van groei en ontwikkeling. Afrika is een groeimotertje in de wereldeconomie met 6 à 7% groei. Dat dreigt nu te verdampen, juist nu volgens de bekende Sudanese ondernemer Mo Ibrahim volgens zijn inzicht 2 van de 3 Afrikaanse landen verbetering van bestuur kennen. Deze crisis onderstreept nog eens de ongelijkheid in de wereld. Ter illustratie:
het totaal aan uitgekeerde bonussen op Wall Street vorig jaar bedroeg 33 miljard, tegenover een totale hulpinspanning voor Afrika van ongeveer 28 miljard. De uitdagingen waarvoor we ons geplaatst zien in deze financieel-economisch ongunstige tijden zijn dus enorm.

Er zijn plaatsen waar alle uitdagingen samenkomen.
Vanmorgen ben ik teruggekeerd uit Afghanistan. Daar heb ik met eigen ogen gezien dat veiligheid bedreigd wordt door een combinatie van droogte en de nog steeds historisch hoge voedselprijzen. Daarnaast is bijvoorbeeld ook de kunstmest historisch duur.
In deze tijd heerst ook angst dat de recessie ernstige gevolgen zal hebben voor leningen, investeringen én ontwikkelingssamenwerking. Vooral de energiecrisis is ernstig. Daarom geven wij steeds meer prioriteit aan ontwikkelingssamenwerking met Afghanistan. Nederland subsidiëert het World Food Programme (korte termijn) en de landbouwontwikkeling (voor de lange termijn). Van dit laatste zijn overigens al de eerste resultaten zichtbaar.

De armen worden extra hard geraakt door de gevolgen van klimaatverandering zoals droogtes en overstromingen. Het opdrogen van energiebronnen en het mislukken van oogsten maakt hun bestaan nog moeilijker.
Daarnaast is de infrastructuur van de energievoorziening in ontwikkelingslanden kwetsbaar, als die er al is.

Toegang tot betrouwbare én betaalbare energiediensten is essentieel voor economische ontwikkeling en armoedebestrijding.
Met behulp van betrouwbaardere energievoorziening, gesteund door Nederland, worden landen als Oeganda in staat gesteld zichzelf uit de armoede te trekken. In het grote merengebied steunt mijn ministerie bijvoorbeeld de bouw van een waterkrachtcentrale en de verbindingsnetten tussen Burundi, Rwanda en de DRC. Een betrouwbare elektriciteitsvoorziening is een cruciale voorwaarde voor verdere ontwikkeling.
Als er elektriciteit is, dan kan in een land als Rwanda de industrie weer met een gerust hart investeren, dan kunnen overheden hun werk beter doen, en dan kunnen ziekenhuizen op het platteland weer vaccins koelhouden. Toegang tot energie draagt dus bij, nee is een voorwaarde bij het behalen van de millennium ontwikkelingsdoelen. Juist voor de armsten is dit van groot belang. Dit wordt ook op internationaal niveau erkend, zoals recentelijk ook tijdens een bijeenkomst van het Development Committe van de Wereldbank.

Toegang tot energie is dus van groot belang, maar het aanbod is - vanwege de groeiende vraag - beperkt.
Meer dan 2 miljard armen ter wereld, veelal vrouwen, zijn afhankelijk van traditionele, inefficiënte energiebronnen. Deze bronnen zoals biomassa (vooral hout), houtskool en mest zijn bij gebruik ongezond en gevaarlijk, vanwege de ongezonde lucht die ze opleveren en het risico op brandwonden.
Miljoenen plattelandsbewoners in Afrika hebben geen of nauwelijks licht en werken met kerosinelampen, wat duur is en vaak gevaarlijke situaties oplevert.
In dichtbevolkte gebieden is de vraag naar traditionele brandstoffen vaak veel groter dan het aanbod. Dit heeft negatieve gevolgen zoals ontbossing, en daaruit voortvloeiend, teruglopende agrarische productie.

Het gebruik van deze inefficiënte bronnen heeft dus negatieve gevolgen voor de gezondheid van de gebruiker én voor milieu en klimaat.

beleid t.a.v. hernieuwbare energie

Het kabinet heeft voor deze kabinetsperiode een bedrag van 500 miljoen euro gereserveerd voor hernieuwbare energie. We willen hiermee een toename van hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden bereiken. Dit doel staat niet op zichzelf, maar hangt samen met economische ontwikkelingen in arme landen.
De focus van dit beleid ligt op Afrika ten zuiden van de Sahara, onder andere de Grote Meren regio, maar ook Zuid-Oost Azië, en dan vooral Indonesië. Elke regio, elk land is natuurlijk verschillend, waardoor de aanpak maatwerk moet zijn en van land tot land zal verschillen. Ik wil een paar voorbeelden noemen waar we aan gaan werken:
• In de Grote Meren regio gaan we ervoor zorgen dat twee waterkrachtcentrales weer gaan werken. Ook zullen de electriciteitsnetwerken tussen de verschillende landen in de regio met elkaar worden verbonden. Daarmee neemt de energievoorziening in de regio toe met 25%.
• In Rwanda wordt gewerkt aan een nationaal energieplan.
• In Afrika en Indonesië worden 100 duizend biogas installaties gebouwd waarmee 500 duizend mensen van hernieuwbare energie worden voorzien.
• In Indonesië dragen we bij aan 200 kleine waterkrachtcentrales en een centrale op basis van warmte uit de aarde. Daarmee bereiken we ongeveer 800 duizend mensen.
• Tenslotte is Nederland zeer succesvol geweest met een SNV programma voor biogas in onder andere Nepal en Vietnam. Hierbij wordt koeienmest gebruikt om een gas te produceren, waarop gekookt kan worden en verlichting mee wordt verzorgd. Met deze rijke ervaring gaat mijn ministerie, samen met SNV en HIVOS, in Afrika 100 duizend biogas installaties bouwen waarmee 500 duizend mensen van hernieuwbare energie worden voorzien.

De timing van dit symposium, dat de treffende titel “Steek energie in Afrika” heeft meegekregen, is perfect. Ik ben blij te zien dat de opkomst vanmiddag groot is. Het bewijst dat het thema duurzame energie voor ontwikkelingslanden leeft. Het laat ook zien dat het hoog op uw agenda staat, of u nu bij een gemeente, bij een bedrijf of bij een NGO werkt. Daar ben ik blij mee, want ik ben ervan overtuigd dat we op zoek moeten naar nieuwe samenwerkingsverbanden, tussen overheid, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en individuën. De overheid kan het niet alleen, het kabinet kan het niet alleen. Ontwikkelingssamenwerking is een zaak van iedereen.

moderne OS

Nieuwe, innovatieve partnerschappen zijn essentieel als we willen komen tot moderne OS. Ik ben ervan overtuigd dat we de millenniumdoelen alleen kunnen bereiken als we op zoek gaan naar nieuwe manieren en nieuwe partners om die doelen te bereiken.
Nieuwe partnerschappen creeëren naast innovatieve projecten ook nieuwe kennis en mogelijkheden voor kennisuitwisseling.

Hoe doen we dit?
Op internationaal niveau werken we samen met de VN en andere donorlanden aan economische ontwikkeling; we proberen onze activiteiten zoveel mogelijk te coördineren.
Maar ook binnen Nederland moeten we onze krachten zien te bundelen en samen op zoek gaan naar creatieve manieren om nog net iets meer te doen.

Het gaat om een probleemgerichte aanpak, waarbij die partners betrokken zijn, die concrete oplossingen dichterbij kunnen brengen, bijvoorbeeld door beter gebruik te maken van de marktwerking, of door gezamenlijk alternatieve financieringsmechanismen te ontwikkelen.

Hierin wil ik investeren, met nieuwe partners, mits deze partners dat ook doen. Iedere partner doet waar hij goed in is en neemt daarvoor ook de verantwoordelijkheid. Het bedrijfsleven heeft de ervaring met de markt, ngo’s met het bereiken van de juiste personen en de overheid aangaande de governance. We moeten dan ook kijken naar een nieuwe verdeling van de risico’s; de overheid moet niet de enige zijn die risico loopt als oplossingen niet zouden werken. We zijn tenslotte elke dag aan het leren van onze ervaringen met deze aanpak.

Het gaat om gezamenlijk investeren in een duurzamere samenleving hier én in ontwikkelingslanden.

Publiek-private partnerschappen, oftwel PPP’s spelen naar mijn mening een cruciale rol bij deze moderne aanpak van OS.
PPP’s bundelen namelijk de kracht van de overheid en de private sector. Ze trekken daarmee weer andere investeerders aan. Zo wordt een hefboomwerking bereikt die zorgt dat Nederlandse ontwikkelingshulp resultaten boekt die anders alleen met vele malen haar eigen inleg zou kunnen worden bereikt.

Dit klinkt mooi, maar wat betekent dit bijvoorbeeld voor de energievoorziening in Afrika? Op dit moment heeft slechts een kwart van de Afrikanen toegang tot het elektriciteitsnet. U kunt zich wel voorstellen dat er immense investeringen nodig zijn om de infrastructurele diensten zoals energievoorziening op een acceptabel niveau te krijgen. Westerse overheden zoals Nederland hebben (ondanks wat de critici zeggen!) te beperkte budgetten voor ontwikkelingshulp om hier daardwerkelijk een verschil in te maken. De Nederlandse overheid zou zo’n project, als waar we het vanmiddag over hebben, niet alleen kunnen financieren. Door samen te werken met bedrijven, wordt de euro die de overheid investeert, vermeningvuldigd.

belang van PPP met Nuon en FRES

Het PPP met Nuon en FRES dat vandaag centraal staat, is naar mijn mening een goed voorbeeld van zo’n innovatief partnerschap. De samenwerking komt voort uit het Akkoord van Schokland, de bijeenkomst in juni 2007 waar honderden vertegenwoordigers van bedrijven, organisaties en overheidsinstellingen akkoorden tekenden, waarin zij concrete afspraken maakten over hoe zij zich in zouden zetten voor de millenniumdoelen. De rol van het bedrijfsleven bij het behalen van de MDG’s staat wat mij betreft niet meer ter discussie.

De doelstelling van het partnerschap met Nuon en FRES is ambitieus. We streven ernaar om in 2015 85.000 klanten van duurzame zonne-energie te voorzien in 7 landen in Sub-Sahara Afrika [(waaronder Mali, Burkina Faso, Oeganda, Zuid-Afrika)]. Dit komt bovenop het aantal van 15.000 klanten in Afrika die op dit moment al bediend worden door FRES. Hiermee wordt een kritische massa bereikt, zodat FRES verder kan uitbreiden om zonne-energie ook naar meer afgelegen plekken te brengen. De bedoeling is om dit te doen op commerciële wijze. Mijn ministerie investeert nu, net als Nuon, 10 miljoen in de stichting FRES om deze ambitieuze doelsteling te behalen.

De aangesloten huishoudens krijgen in dit scenario, afhankelijk van wat ze kunnen betalen, een aantal lampen. Dit kunnen zij eventueel uitbreiden met een aansluiting voor radio of TV.

Door dit project worden 100.000 mensen in Afrika minder afhankelijk van ongezonde, gevaarlijk en vervuilende energiebronnen als lampolie, kerosine en kaarsen. Duurzame, veilige energie heeft positieve effecten voor de gezondheid van mensen en het milieu. Het is een eerste stap op weg naar het behalen van de millenniumdoelstellingen. Een kleine, maar zeer belangrijke stap om uiteindelijk 2,5 miljard mensen in arme landen minder afhankelijk te maken van ongezonde en vervuilende energiebronnen.

Met deze nieuwe aansluitingen wordt ook de economische ontwikkeling op het Afrikaanse platteland gesteund, doordat er kleinschalige commerciele bedrijven kunnen worden opgezet in plattelandsgebieden. Met onze bijdrage bouwen we een stevige basis waarop zich gezonde energiebedrijven kunnen ontwikkelen. Moderne energiediensten stimuleren daarnaast de economische ontwikkeling door het verhogen van productiviteit, toegang tot markten, en het ‘verlengen’ van de dag.
Toegang tot energie is essentieel voor ontwikkeling, zowel economisch als sociaal.

In september bezocht ik, na de grote conferentie in Accra, een dorpje op het platteland van Ghana en zag de gevolgen van het ontbreken van elektriciteit. Na zonsondergang is het ineens helemaal donker. Degenen onder u die dit hebben meegemaakt, weten hoe indrukwekkend en absoluut het donker dan is.
Het economische en sociale leven valt dan zo goed als stil. Alleen de paar huishoudens die beschikken over goede bronnen van verlichting, kunnen nog gebruik maken van hun avond, waarbij kinderen hun huiswerk kunnen maken, vrouwen tijd hebben om bijvoorbeeld matten te weven, en mannen hun favoriete sport op radio of TV kunnen volgen.

belang van blijvende samenwerking

Ik noemde het al eerder: we moeten constant blijven zoeken naar nieuwe samenwerkingsvormen en partners. Naast dit PPP hebben op basis van het Akkoord van Schokland enkele andere partnerschappen het duurzame licht gezien, andere zijn in voorbereiding. Het partnerschap met Philips (en de Ghanese overheid), genaamd “Groen Licht voor Afrika” heeft flink wat media aandacht gekregen toen we het in New York tijdens de MDG-top presenteerden. Door dit unieke project wordt de plattelandsontwikkeling gestimuleerd, waarbij mijn ministerie en Philips Lighting investeren in toegankelijke consumentenproducten die werken op zonne-energie. Hierdoor krijgen mensen, die geen elektriciteitsaansluiting kunnen betalen, ook de beschikking over licht. De doelstelling is ook hier ambitieus: 10 miljoen Afrikanen toegang geven tot goedkoop en duurzaam licht.

Graag noem ik ook nog een andere vorm van samenwerking: mijn ministerie zal aan het eind van deze week (donderdag 6 november a.s.) bij SenterNovem het Daey Ouwens Fonds lanceren. Dit fonds verleent de komende 3 jaar in totaal 20 miljoen euro subsidie aan kleinschalige projecten die hernieuwbare energie toepassen in ontwikkelingslanden. Heeft u dus een goed idee, of kent u iemand met een goed idee op dit terrein, laat het ons dan weten! De deur voor innovatieve ideeën staat bij mijn ministerie nog steeds wagenwijd open.

Dames en heren,
Er zijn nog veel inspanningen nodig om duurzame energie te bevorderen in ontwikkelingslanden, en om de millenniumdoelen in 2015 te behalen. Dit PPP draagt daaraan bij. Er wordt flink gewerkt om dit doel te bereiken, maar er is nog een lange weg te gaan.
“Voor niets gaat de zon op”. In Sub Sahara Afrika heeft deze uitdrukking een ambivalente betekenis, zoals u weet.
Afrika heeft een fantastische hoeveelheid bronnen voor hernieuwbare energie, die nu bij lange na niet worden benut. Biomassa, met een enorm potentieel aan toepassingen met behulp van de tweede generatie technologieën. Waterkracht, grootschalig en kleinschalig. Windenergie. En uiteraard urenlang zon.
We hebben koplopers uit het bedrijfsleven nodig die met innovatieve ideeen en duurzame oplossingen willen investeren in Afrika, samen met de overheid. Het doel is om gaandeweg een duurzaamheidsbeweging op gang te brengen, die de economische groei verder zal ondersteunen en klimaatrisico’s zal minimaliseren. Deze investering is dus in ons aller belang. Ik daag u allen uit de goede voorbeelden te volgen!

Dank u hartelijk voor dit belangrijke initiatief.