Het geheim van.... Peter Stuyvesant

Gelegenheid:

Ik heb zelf nooit in Nederland op de lagere school gezeten, dus dacht ik heel lang dat Peter Stuyvesant een sigarettenmerk was. Pas later kwam ik er achter hoe dit sigarettenmerk aan de naam was gekomen. Omdat we met ingang van volgende maand herdenken dat 400 jaar geleden een schip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie de plek ontdekte waar nu New York ligt, ben ik in het leven van Peter Stuyvesant gedoken. Pieter Stuijvesant, zoals hij eigenlijk heette was een Fries, een Saksische Fries. Zo’n Fries uit dezelfde streek als Jeltje van Nieuwenhoven, dus niet echt Fries, maar een Saksische Fries. Hij zat in Franeker op de universiteit en deed het daar best goed, totdat hij girltrouble kreeg. Wegens gedoe met een meisje moest hij van de universiteit af en zoals het vaak ging in die tijd ging hij het leger in. Als onderdeel van zijn militaire dienst kon hij voor de West-Indische Compagnie naar Brazilië en daar is hij een tijdje gebleven. Vervolgens ging hij naar Curaçao en uiteindelijk is hij in New York terecht gekomen.

Interessant is het om naar zijn levensloop tot dat moment te kijken. We hebben daar een idealistisch beeld van, maar eigenlijk was het dirty business waar de West Indische Compagnie mee bezig was. Nederland verdiende in die tijd heel veel geld met de handel in suiker. Die suiker die werd meestal gekocht van de Portugezen en die werd dan verhandeld in de rest van Europa. Suiker werd geruild voor pelzen en andere zaken die we uit Rusland haalden. Vaak wordt gedacht dat onze rijkdom is gebaseerd op de handel met de Oost en de West, maar eigenlijk is de rijkdom van het moderne Nederland gebaseerd op deze Europese ruilhandel.

Op een gegeven moment kregen de Portugezen en Spanjaarden ruzie. Toen Portugal werd bezet door Spanje en ook wij in oorlog met de Spanjaarden waren, stopte deze Portugese suikerhandel en gingen de Nederlanders voortaan zelf in de suikerhandel, vanaf de productie tot aan de handel. En hiervoor moesten ze wel op de plekken zitten waar die suiker werd verhandeld, zoals in Brazilië. Om suiker te maken had je heel veel arbeiders in het veld nodig, daar werden slaven voor gebruikt. Natuurlijk had Nederlandse handelaren even gewetenswroeging in de regulering hiervan, maar het ging om centen, dus dat duurde niet al te lang. Dat was de wereld van Peter Stuyvesant toen hij in Curaçao zat.
Ik wil daar met nadruk, even in het begin even bij stil staan. In deze context is namelijk New York gesticht in 1624 en dit ging met veel ellende gepaard.

Stuyvesant komt via Curaçao in terecht in New York, of Nieuw Nederland zoals het toen heette. Hij krijgt daar de taak om de kolonie te besturen en doet dit met straffe hand. Het was een man die heel slecht tegenspraak duldde en deinsde er niet voor terug fors in te grijpen als dat nodig was. Hij was ook bereid om de strijd aan te gaan met de native americans, de Indianen, en schroomde niet hen hard aan te pakken. Zo verbood hij de verkoop van drank aan de indianen vanwege drankzucht. Hij was bepaald niet democratisch ingesteld. Hij zei: ‘Ik bepaal wat hier gebeurd en niemand anders.’ Zelfs als hij instructie kreeg uit Amsterdam, uit de Republiek, maakte hij altijd zelf de afweging of hij deze zou opvolgen of niet. Toch was de kolonie in staat de gouverneur te bedwingen.

[pragmatisme]
Het is van belang om daarbij stil te staan omdat we een aantal dilemma’s van die tijd kunnen doortrekken tot op de dag van vandaag. We hebben geleerd en dat is denk ik vooral de romantische perceptie van onze eigen geschiedenis eind 19e eeuw, om onze Nederlandse waarden uit te vergroten en te romantiseren terwijl ze ook alles te maken hadden met een bepaalde context waarin ze toen werden toegepast. Die context bestond vooral uit de noodzaak de Nederlandse invloed zo groot mogelijk te maken, terwijl we die invloed niet konden afdwingen met een hele grote militaire macht of een hele grote bevolkingsomvang. Dat verklaart de opstelling van de Nederlandse kolonie en de omgang met de lokale bevolking. Het had alles te maken met het feit dat Nederland nooit sterk genoeg was om iemand anders zijn wil op te leggen, en dus altijd moest onderhandelen.

Zoals ook gebeurt als Peter Stuyvesant in Nieuw Nederland te maken krijgt met de quakers die steeds meer invloed krijgen in zijn kolonie. De quakers waren heel intolerant ten opzichte van andersdenkenden en Peter Stuyvesant beantwoordde die angsten voor intolerantie met even harde intolerantie. Hij liet zelfs een van de quakerbekeerlingen martelen in Nieuw Nederland, wat er vervolgens weer toe leidt dat de bevolking in opstand komt tegen de repressie en van Stuyvesant eist dat hij toleranter opstelt ten opzicht van de minderheden. De eerste publieke daad aan het begin van een lange traditie van active citizenship in Noord-Amerika.

[verzuiling]
Dat mechanisme van onderhandelen vertoont belangrijke overeenkomsten met het Nederlandse zuilenmodel. Kern is ook hier dat er nooit één groep was die sterk genoeg was om andere groepen helemaal weg te drukken en tegelijkertijd was er nooit één groep te klein om door andere groepen weggedrukt te worden. En die balans, of het zoeken daarnaar, zit niet alleen in de Nederlandse samenleving maar ook in het bestuur van de toenmalige kolonies. Ik vind dat een heel interessant aspect van die vroege Nederlandse kolonie. In de relatie met de quakers zie je dat terug, maar ook in de Braziliaanse kolonie, in Recife. Nadat daar de Portugezen de Nederlanders hadden verdreven nam de intolerantie jegens de Joden weer toe. Grote groepen Sefardische Joden werden verdreven en zochten hun heil in wat nu Suriname is en een ander deel kwam in Nieuw Nederland terecht. Stuyvesant worstelt met deze vluchtelingen en wil ze eigenlijk het liefst buiten de stad en de kolonie houden. Toch doet hij dat niet. Het zijn er teveel en de afspraak was dat ze een vrijgeleide zouden krijgen. Bovendien namen deze gevluchte Joden ook enig bezit en geld mee en dat was voor de kolonie ook interessant, dus ze mochten blijven.

Wat mij opvalt - en dit is niet wetenschappelijk onderbouwd - is dat iedere keer de afweging wordt gemaakt: kan ik iets afdwingen? Als het antwoord ‘nee’ was omdat de groep te groot was dan ging Peter Stuyvesant over op de modus vivendi. En eigenlijk is dat voortdurend de wijze waarop de kolonie functioneert. Zelfs bij het verdrijven van de Nederlanders in 1664. Als de Britten met vier schepen, 450 of 600 man, de Nederlandse kolonie wil veroveren, wil Stuyvesant Nieuw Nederland behouden voor de Nederlanders. De kolonisten weigeren, ook al was er voldoende vechtkracht. Bij het aanvaarden van het Britse gezag zouden de kolonisten namelijk niet alleen hun bezittingen mogen houden, maar ze zouden handel kunnen blijven drijven, ook met de Republiek. En dat was een goede deal voor de kolonisten en dus dwongen ze Stuyvesant zich niet te verzetten tegen de Britten. Later kreeg dezelfde Stuyvesant overigens wel de schuld.

[maatschappelijke conventies]
Het element van wat men nu checks & balances zou kunnen noemen is eigenlijk altijd ook onderdeel geweest van de Nederlandse samenleving, en ergens ook van de Amerikaanse samenleving. Wat is dan het meest opvallende verschil? In Nederland, en daar is ook de Republiek als wereldrijk aan ten onder gegaan, is er nooit een collectief gedragen idee van burgerschap of collectief gedragen identiteit geweest. Overheersend waren de machten in de grote steden, of de provincies, maar er was niet iets overkoepelends. In de wordingsgeschiedenis van de Verenigde Staten groeit men wel langzaam toe naar een overkoepeld idee van citizenship wat vertaald wordt in de beroemde melting pot en later de salad bowl. Maar waar ook vrij fundamentele vragen aan de orde zijn.

Terwijl het Nederlandse systeem altijd gebaseerd is gebleven op: soevereiniteit in eigen kring, leven en laten leven, de verzuiling met pacificatie alleen door de leiders van de zuilen, zijn in de Verenigde Staten fundamentele vragen aan de orde gesteld. In pijnlijke wordingsgeschiedenis van de Verenigde Staten - die niet los gezien kan worden van de slavernij - is het denken en spreken over burgerschap veel meer samengegaan met het zoeken naar contact op het intermenselijke niveau. En dus niet, zoals in Nederland binnen de groepen. In de Nederlandse samenleving is datgene wat wij zijn gaan zien als tolerantie voor een groot deel onverschilligheid; leven en laten leven. Dat is een andere manier in de opvoeding tot burgerschap dan wanneer iedere individuele burger al een aantal generaties opgevoed wordt in het omgaan met anderen.

In de Amerikaanse samenleving is er een vorm van tolerantie ontwikkeld die niet van bovenaf hoeft te worden afgedwongen. Amerikanen hebben enorme sterke maatschappelijke conventies over de omgang tussen bevolkingsgroepen. Dat is vaak niet eens gecodificeerd maar iedereen voelt aan dat hij bepaalde dingen niet kan doen. Vaak wordt bijvoorbeeld verwezen naar de First Amendment in de Verenigde Staten als wij het hebben over het recht op beledigen. Dan zie je weer de botsing tussen wat wettelijk geregeld is en wat de maatschappelijke conventies zijn. In Amerika wordt bijvoorbeeld ook in de omgang tussen bevolkingsgroepen een zekere asymmetrie geaccepteerd. Wat een African- American kan zeggen tegen een witte Amerikaan is anders dan wat een witte Amerikaan tegen een African-American kan zeggen. Ook wat men binnen bevolkingsgroepen tegen elkaar kan zeggen is anders dan wat men tussen bevolkingsgroepen kan zeggen. En dat is de notie die je niet in het Nederlandse debat hebt en die volgens mij alles te maken heeft met de verzuiling. We hebben nooit de cultuur ontwikkeld, om die omgangsvorm ook tot de onze te maken. Interessant is hoe dezelfde historische basis in de loop der tijd zich ontwikkeld in verschillende maatschappelijke structuren. In 2009 gaan we in Amsterdam en in New York twee conferenties organiseren over deze thema's van diversiteit en omgang tussen bevolkingsgroepen.

[Koppelteken-Nederlander?]
Een verwant thema is de ontwikkeling van cultuur in de omgang met minderheden die niet meer in een melting pot wonen, maar in een salad bowl samenleving. Dus de omgang in een samenleving, in een immigratie samenleving als de Amerikaanse, waarin je de hyphenated-Americans hebt, het koppelteken-Amerikaan; Italian-Americans, African-Americans, Chinese-Americans, Asian-Americans. Die koppelteken-Amerikanen is een hele handige manier om de dubbele identiteit in de geïntegreerde samenleving te kunnen hebben. Wij hebben daar in Nederland onvoorstelbaar veel meer moeite mee, blijkt de afgelopen jaren.

Wij hebben bijvoorbeeld in Nederland heel vaak complete begripsverwarring tussen integratie en assimilatie. Deze begrippen worden ook vaak door elkaar gebruikt in de Nederlandse context, terwijl je geen integratie kunt hebben met assimilatie. Het een verdraagt niet het ander en daar hebben we in Europa een lange pijnlijke geschiedenis mee, die we kennelijk zijn vergeten. Die koppelteken identiteit is een prachtige uiting van integratie in tegenstelling tot assimilatie.

In Nederland doet zich ook het interessante probleem voor omdat we niet zo goed raad wisten met dit vraagstuk - of uit politieke correctheid - de begrippen allochtoon en autochtoon hebben geïntroduceerd. Een heel omslachtig fenomeen wat je aan de rest van de wereld niet kunt uitleggen. Niemand begrijpt het. Je ziet ook ambassadeurs die in Nederland werken, die gewoon het woord overnemen met soms de meest komische uitspraken.

Maar laten we eens kijken naar de toepassing van het woord allochtoon. In de Nederlandse context zou president Sarkozy bijvoorbeeld allochtoon zijn. Dat vinden Fransen heel gek, want ze kennen dat begrip niet. De Fransen hebben wel in collectief gedragen idee van ‘citoyen’, een idee van burgerschap. Barack Obama is ook een allochtoon, zoals bijna de helft van de Amerikaanse regeringsploeg uit allochtonen bestaat. Ik zeg het maar even, omdat ik vind dat wij dat begrip ook voor onszelf maar eens moeten relativeren en in context plaatsen.

Ik zou het zo mooi vinden als wij ook een koppelteken Nederlanderschap hadden. Maar die oplossing is ingewikkelder dan je zou verwachten. Het is makkelijk om het te hebben over Indische-Nederlanders, Turkse-Nederlanders of Marokkaanse-Nederlanders. Dat is allemaal heel simpel, dat kunnen we allemaal wel. Maar wat doen we met die Nederlanders-Nederlanders? En wat ben ik dan, ben ik dan Maastrichtse-Nederlander of een cultuur-katholieke-Nederlander? Daarom is het van belang om eens een keer, in de discussie met de Amerikanen over dat onderwerp te hebben. Wat zijn wij dan? Zijn wij Aboriginals? Native-Dutch? Wat zijn wij dan eigenlijk? En waarom hebben wij daar nooit over nagedacht?

[theorie van de natiestaat]
Ik denk ook dat wij in de theorie van de natiestaat zijn getrapt. We denken dat die natiestaat iets is, oude grenzen met een territorium dat een bepaalde bevolkingsgroep toebehoort. Je kunt zo af en toe een gast aan tafel hebben en als hij zich netjes gedraagt, mag hij misschien wel blijven, maar dat is het dan ook. En dat speelt ons in de moderne Nederlandse samenleving behoorlijk parten. Want hoe definiëren we onszelf in de maatschappelijke context waarin we de verantwoordelijkheid hebben om tot een collectief gedragen idee van burgerschap te komen? En waarbij we moeten ophouden om mensen die hier de derde of vierde generatie zijn nog steeds het stempeltje allochtoon te geven, omdat zijn voornaam Mo is of omdat hun huid wat donkerder is. Het komende jaar wil ik dat onderwerp aankaarten, problematiseren en daar een onderwerp van discussie van maken met de Amerikanen.

[ieder zijn eigen verhaal]
Wij hebben allemaal, ieder voor zich, onze geschiedenis met Amerika. U hebt daar allemaal een persoonlijk verhaal over. Ik zal heel kort mijn persoonlijke verhaal vertellen. Het eerste persoonlijke verhaal is het verhaal van mijn moeder. Mijn moeder die als zesjarig meisje met haar ouders in Heerlen, in de mijnwerkersbuurt woonde. Heerlen was toentertijd verdeeld. De rooien woonden apart in een wijk en daar woonde mijn moeder met haar ouders en haar grootouders van moeders’ kant waren katholiek dus die moesten in de nettere mijnwerkersbuurt wonen. Het was september 1944 en mijn moeder was zes jaar. Niemand wist wat er zou gebeuren. Mijn grootvader die werkte in de mijnen en moest double shifts werken, dubbele uren werken voor de Duitsers, en er werd gigantisch gesaboteerd onder in die mijnen. Mijn grootvader was er niet en mijn oma dacht, waar ga ik nou met mijn kind naartoe, want er schijnt oorlog te komen. Dus die liep van haar huis richting haar ouders. Mijn moeder liep onder aan de Heesberg in de richting van Duitsland. Ze hadden net een stelletje Duitse militairen ingehaald in het feldgrau, grijze pakken en ze zag ineens boven aan de straat militairen in een soort lichtbruin. ‘Wat een rare uniformen, wat is dat nu?’ dacht ze. Die militairen gebaarden, “ga weg! ga weg!”. Mijn grootmoeder en moeder doken weg en er werd geschoten over en weer. Er vielen doden. Even later schuilden ze in een huis van andere mensen en er kwamen militairen naar binnen en één was zwart. Mijn moeder had nog nooit iemand gezien die zwart was en ze zou het haar hele leven niet meer vergeten. Het is een hele rare herinnering misschien, maar het is wel bepalend voor wie ik ben. Ik ben dus opgegroeid met een onvoorstelbare dankbaarheid voor wat de Amerikanen voor ons hebben betekend.

En, misschien een hele grote sprong naar voren, dit jaar, Pinkpop. Daar speelde een Amerikaanse band, Rage against the machine, héél hard. Ik ben daar met mijn oudste zoon en ik zeg tegen hem, ‘Ik vind dat leuk’. Hij kijkt me aan en antwoord, ‘Maar weet je wel dat jij ‘the machine’ bent?’ Rage against the machine, ze komen op in oranje jumpsuits, een kap over hun hoofd, sirenes klinken. Ik krijg er nog kippenvel van als ik er aan denk, want dat is het Amerika zoals je het nu ziet. Guantanamo Bay is voor mijn zoon ‘Amerika’. In een hele korte tijd is dat waar ik mee ben opgegroeid, die belangrijke waarden, politiek geworden voor mijn zoon. Dat mensen buiten de rechtsorde worden geplaatst en niet conform de regels worden behandeld, in strijd met onze normen en waarden. Een Amerikaanse band, Rage against the machine verbeeldt dat op Pinkpop in Landgraaf, door in die oranje uniformen het podium op te komen, geketend met de handen op de rug en een zak over hun hoofd. Je kunt zeggen het is een aberratie, maar het feit blijft dat de Westerse politieke normen, Europees of Amerikaans, altijd gebaseerd willen zijn op bepaalde waarden en dat we er zelf in geslaagd zijn om letterlijk die waarden even buiten haken te plaatsen.

[morele basis]
Mijn punt is dat we hiermee niet alleen morele conformiteit hebben verworpen - wat voor ons en de rest van de wereld geldt is verschillend - maar ook voor onze eigen burgers is hetzelfde gevoel ontstaan. Mensenrechten, ‘het zal wel, kijk maar naar Guantanamo Bay’. En daarom is het zo belangrijk dat we er nu ook alles aan doen om dat wat de president elect Obama zo nadrukkelijk heeft gezegd als zijn eerste prioriteit. Namelijk het herstellen van de morele basis waarop hij zijn activiteiten wil grondvesten. Nationaal en internationaal. Dat wij daar ook ons uiterst voor moeten inspannen, om daar aan mee te werken. Want het raakt ons ook zeer en heel rechtstreeks, ook al dragen wij er niet rechtstreeks verantwoordelijkheid voor.

In het Midden-Oosten en elders in de wereld, China, India, zal door niemand het onderscheid worden gemaakt tussen ‘die westerlingen’. En daarmee hebben wij dus ook in het komend jaar een enorme belangrijke opdracht om samen met de nieuwe Amerikaanse administratie op dat punt de autoriteit en de waardenbasis weer te herstellen. Zodat ook voor mijn zoon dat andere Amerika weer zichtbaar wordt en dat ‘Guantanamo Bay-Amerika’ een donkere bladzijde wordt in de geschiedenis, maar wel een bladzijde in de geschiedenis die is omgeslagen. Niet meer bepalend voor de Verenigde Staten van vandaag en morgen.

[New York: made in Holland 1609]
Tot slot nog even terug naar Pieter Stuijvesant. Toen hij eenmaal de macht had verloren, mocht hij van de Britten uiteindelijk blijven. Hij heeft daar een brouwerij en een mooie boerderij gesticht en daar nog een mooi leven geleid. In de jaren vijftig van de vorige eeuw is de laatste Stuyvesant, de rechtstreekse afstammeling van deze Stuyvesant, overleden. Overigens is Michael Douglas ook afstammeling van de zus van Pieter Stuyvesant. Ja, die Amerikanen zijn dol op dat soort dingen. Wij Limburgers trouwens ook. Wij Limburgers hebben ook zoiets van aan elkaar ruiken als je elkaar tegen komt. Limburg? Ja. Waar vandaan? Daar en daar. Ken je die? Nee. Dat zit in de aard van het beestje. En Amerikanen hebben dat vaak met verschillende etnische achtergronden

Ik wilde daarmee afsluiten om het ook een beetje te relativeren. Vijftig jaar geleden en 100 jaar geleden werden natuurlijk ook al New York 350 en New York 300 gevierd. Iedere keer betekende dat ongelooflijk veel aandacht voor Nederland. Dat is nu allemaal voorbij. Nederland is niet meer een land waarbij men meteen denkt: die hebben bijgedragen aan de stichting van New York. Dat is het niet meer, dus moeten we ook niet hopen dat als wij zeggen, “Amsterdam? Oh ja, die hebben ons gesticht!” Nee. Dat is allang voorbij.

Maar tegelijkertijd is het wel heel belangrijk dat we die prachtige schitterende voorzet van Russel Shorto, Island at the centre of the world, (allemaal lezen) waarin hij erop wijst dat die Nederlandse bijdrage aan de stichting van wat New York eigenlijk ook een beetje in het DNA van de Amerikanen is gaan zitten. Dat is ook waar we een beetje aandacht voor willen vragen. Het gaat om hele simpele dingen. Soms met de goede dingen, soms met de slechte kanten van burgermansfatsoen. Soms met het goede, soms met de slechte kanten van op eigendom gebaseerd kapitalisme. Soms met het goede, soms het slechte toch door het protestantisme ingegeven na-ijver. Al die dingen zitten ook in beide samenlevingen en maken het een feest om dat te ontdekken. En we willen dat ontdekken omdat we zo vaak te makkelijk denken dat de uiterlijkheden allemaal hetzelfde zijn.

We kijken allemaal naar Amerikaanse televisieseries. We dragen allemaal, zeker in onze vrije tijd, Amerikaanse kleren. Bedienen ons van Amerikaanse metaforen, gaan naar Amerikaanse films en krijgen daarmee de illusie dat die samenlevingen eigenlijk bijna identiek zijn. Terwijl onze samenlevingen ook enorm grote verschillen hebben. Wij lijken veel meer op Fransen en Duitsers dan opAmerikanen. Alleen denken we door de uiterlijkheden dat dat niet zo is. En ook dat is iets wat ik volgend jaar graag belicht wil zien. En ik hoop dat u daar allemaal aan mee wilt doen. Ik hoop dat u ook de tijd vindt om het boek van Russel Shorto te lezen. Ik hoop op u te kunnen rekenen en dat u meedoet aan de discussie. En meedoet aan het ophalen van de verschillen en de overeenkomsten, zodat wij daar als samenleving een klein tikkeltje beter van kunnen worden.

Dank u wel.