Kamerbrief inzake beantwoording vragen op de feitelijke vragen Tussentijdse evaluatie Nederlandse bijdrage aan ISAF in Afghanistan over het jaar 2008

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de feitelijke vragen over de tussentijdse evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan ISAF in Afghanistan over het jaar 2008. Deze vragen zijn ingezonden op 11 september 2009 met kenmerk 2009D46277.

De Minister van Defensie,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

E. van Middelkoop
Drs. M.J.M. Verhagen

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. A.G. Koenders

1.

Hoe valt het grote verschil te rijmen tussen de opmerking dat Nederland een grote inspanning heeft geleverd in 2008 om de Afghaanse politie in Uruzgan naar een hoger niveau te tillen en het vernietigende oordeel dat in dagblad De Pers dd. 23 september jl staat over het niveau van de politie?

De regering heeft steeds aangegeven dat de Afghaanse politie nog een lange weg te gaan heeft op het gebied van hervorming, versterking en professionalisering. Dat neemt niet weg dat in de afgelopen jaren naar het oordeel van de regering al veel is bereikt. Zo is de omvang van het politiekorps in Uruzgan gestegen van een honderdtal in 2006 naar ongeveer 1300 op dit moment. Met het recente besluit de politie in Afghanistan uit te breiden met 10.000 extra agenten, zal de politiesterkte in Uruzgan doorgroeien naar 2319 personen. Ook is de politie voorzien van betere uitrusting en infrastructuur zoals checkpoints, politiekantoren en een operationeel coördinatiecentrum.
Ten slotte heeft inmiddels het merendeel van de Afghaanse agenten in Uruzgan een of meer trainingen doorlopen. Vooral met de achtweekse opleiding in het kader van het Focused District Development programma worden goede resultaten bereikt. Uit de districten waar de politie deze training heeft doorlopen en waar sprake is van begeleiding door de Nederlandse Police Mentoring Teams komen positieve reacties van zowel bestuurders als bevolking. Met deze opleidingen is een basis gelegd waarop de komende tijd moet worden voortgebouwd.

2.

Kunt u aangeven hoeveel niet-gouvernementele organisaties (NGO's) er meer in Uruzgan werken dan in 2007? Hoeveel verschilt dat met de periode direct voor de inzet van het Provinciaal Reconstructie Team (PRT), dus stel in 2005? Gaat het daarbij om dezelfde NGO's of om hele andere? Wat is de verklaring voor een eventueel verschil?

11.

Hoeveel NGO’s waren er actief in Uruzgan voordat de Task Force Uruzgan (TFU) actief werd? Op welke manier is het ontwikkelingsproces in de provincie 'volledig afhankelijk' van het PRT?

Voorafgaand aan de komst van de Nederlandse missie in Uruzgan waren er ongeveer zes civiele organisaties werkzaam in Uruzgan. Gaandeweg de missie is dit aantal toegenomen tot ruim vijftig op dit moment. Het betreft lokale en internationale non-gouvernementele organisaties (NGO’s), maar ook VN-organisaties, zoals World Food Programme en UNDP, en door derden uitgevoerde nationale programma's van Afghaanse ministeries. Internationale NGO’s als Cordaid en Norwegian Church Aid waren al ruim voor de komst van de Nederlandse missie werkzaam in Uruzgan. Andere organisaties zoals de Nederlandse NGO’s verenigd in het Dutch Consortium for Uruzgan, zijn naar Uruzgan gekomen omdat er sinds de komst van de Nederlanders meer mogelijkheden zijn om actief te zijn in het gebied en omdat Nederland vanuit OS-fondsen programma's ondersteunt. Ook is dit aantal toegenomen doordat Nederland op verschillende niveaus via diplomatieke kanalen bij verschillende organisaties de aandacht heeft weten te vestigen op de achtergebleven provincie Uruzgan.

Uit het feit dat ook vóór de ontplooiing van de TFU al NGO’s actief waren in Uruzgan mag blijken dat het ontwikkelingsproces in strikte zin niet volledig afhankelijk is van de TFU. Uit het feit dat het aantal actieve NGO’s en andere actoren op het gebied van ontwikkeling sinds de komst van de TFU sterk is gestegen, kan echter worden opgemaakt dat de TFU wel degelijk een cruciale factor is in het ontwikkelingsproces. Het ontwikkelingsproces heeft vele facetten, variërend van het brengen van stabiliteit en de mate van toegang van de overheid tot bepaalde gebieden, tot het onderwijs- en gezondheidszorgniveau aan toe. Alle organisaties die momenteel actief zijn in Uruzgan spelen, elk een eigen rol, in dit geïntegreerde proces. De aanwezigheid van de TFU maakt het bepaalde organisaties mogelijk actief te zijn in Uruzgan. Andere organisaties leveren, onafhankelijk van de TFU, grote bijdragen aan het ontwikkelingsproces door middel van de uitrol van nationale programma's in samenwerking met Afghaanse NGO's of zogenaamde onder-de-radar projecten in gebieden die niet bereikbaar zijn voor de TFU. Ontwikkelingsdeskundigen van de Nederlandse ambassade ondersteunen dit proces door middel van hun contacten in Kaboel met de diverse organisaties die actief zijn in Uruzgan. Met de komst naar de provincie van een groeiend aantal NGO’s, nationale programma’s en het kantoor van UNAMA, wordt het ontwikkelingsproces geleidelijk duurzamer van karakter en minder afhankelijk van directe Nederlandse steun.

3.

Kunt u een overzicht geven hoe andere PRT's werken? Waarin verschilt hun aanpak van de Nederlandse aanpak? Waarmee verklaart u het verschil?

In Afghanistan werken 26 Provinciale Reconstructie Teams (PRT’s) uit veertien landen aan de versterking van de Afghaanse overheid buiten Kaboel en de ondersteuning van wederopbouw en ontwikkeling. De volgende PRT’s zijn op dit moment ontplooid in Afghanistan:

  • Kunduz (Duitsland), provincie Kunduz

  • Mazar-e-Sharif (Zweden), provincie Balkh

  • Feyzabad (Duitsland), provincie Badakhshan

  • Pol-e-Khomri (Hongarije), provincie Baghlan

  • Meymaneh (Noorwegen), provincie Faryab

  • Herat (Italië), provincie Herat

  • Farah (Verenigde Staten), provincie Farah

  • Qala-e-Naw (Spanje), provincie Badghis

  • Chaghcharan (Litouwen), provincie Ghowr

  • Kandahar (Canada), provincie Kandahar

  • Lashkar-Gah (Verenigd Koninkrijk), provincie Helmand

  • Tarin Kowt (Nederland), provincie Uruzgan

  • Qalat (Verenigde Staten), provincie Zabul

  • Bamyan (Nieuw Zeeland), provincie Bamyan

  • Bagram (Verenigde Staten), provincie Parwan

  • Nurestan (Verenigde Staten), provincie Nurestan

  • Panjshir (Verenigde Staten), provincie Panjshir

  • Gardez (Verenigde Staten), provincie Paktia

  • Ghazni (Verenigde Staten), provincie Ghazni

  • Khowst (Verenigde Staten), provincie Khowst

  • Sharan (Verenigde Staten), provincie Paktika

  • Jalalabad (Verenigde Staten), provincie Nangarhar

  • Asadabad (Verenigde Staten), provincie Kunar

  • Mihtarlam (Verenigde Staten), provincie Laghman

  • Wardak (Turkije), provincie Wardak

  • Logar (Tsjechië), provincie Logar

In beginsel beschikken alle PRT’s over militairen en civiele elementen, maar zij onderscheiden zich van elkaar in omvang, samenstelling, de mate van civiel-militaire integratie en de prioriteitsstelling in de aanpak. Ter illustratie hiervan dienen de onderstaande schetsen van de PRT’s van Noorwegen, Spanje, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Turkije en Nieuw Zeeland. Het mag duidelijk zijn dat de aanpak van elk van de beschreven PRT’s afwijkt van de Nederlandse. Deze verschillen zijn veelal verklaarbaar uit de lokale omstandigheden in de des betreffende provincies op het gebied van veiligheid en ontwikkeling, maar ook uit de beschikbare capaciteiten en de beleidskeuzes van de individuele landen.

Noorwegen - Faryab
Het Noorse PRT in Faryab bestaat uit een civiele en een militaire component, met elk een eigen mandaat en personeel. De militaire component bestaat uit ongeveer vierhonderd militairen en is exclusief gericht op veiligheidsvraagstukken. De civiele component bestaat onder meer uit een ontwikkelingsadviseur, een politieke adviseur en politie- en detentieofficieren en is verantwoordelijk voor politieke onderwerpen, ontwikkelingssamenwerking, de versterking van de rechtsstaat en de Afghaanse politie. Noorwegen handhaaft een strikte scheiding tussen de militaire en civiele component, hoewel beide in praktische zin wel samenwerken. Het PRT voert in principe geen eigen projecten uit, maar het Noorse ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassade in Kaboel financieren programma’s in Faryab van de Wereldbank, de VN en NGO’s.

Spanje - Qala-e-Naw

Het Spaanse PRT bestaat uit een militaire en een civiele component die grotendeels gescheiden van elkaar opereren. De militaire component beschikt over een budget voor CIMIC-activiteiten en houdt zich hoofdzakelijk bezig met veiligheidstaken en de beveiliging van de civiele inzet. De civiele component bestaat uit een vijftiental medewerkers van het Spaanse agentschap voor ontwikkelingssamenwerking die zich hoofdzakelijk richten op gezondheidszorg, infrastructuur en verbetering van de leefomstandigheden in de provincie. Het PRT staat onder leiding van een militaire commandant die de activiteiten van zowel het militaire als het civiele personeel coördineert.

Verenigde Staten
De Verenigde Staten hebben in totaal twaalf PRT’s ontplooid in Afghanistan. Deze PRT’s bestaan uit tussen de vijftig en honderd militairen en enkele civiele medewerkers. Het gaat doorgaans om een vertegenwoordiger van het ministerie van Buitenlandse Zaken, een van het ministerie van Landbouw, een afgevaardigde van USAID en een vertegenwoordiger van het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken. In de praktijk wordt hiervan echter regelmatig afgeweken. Elk PRT wordt geleid door een militaire commandant; de civiele leden van het PRT worden zoveel mogelijk geïntegreerd in militaire teams. De enige uitzondering op dit Amerikaanse model is het PRT in Panjshir dat wordt aangestuurd door een civiele directeur van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en dat beschikt over een militaire component van ongeveer veertig militairen.

Verenigd Koninkrijk – Helmand

Het PRT in Helmand wordt geleid door het Verenigd Koninkrijk, maar is een multinationaal team met bijdragen van de Denemarken, Estland en de VS. Het PRT bestaat uit tachtig civiele medewerkers en veertig militairen. Het grootste gedeelte van het PRT is gestationeerd in het hoofdkwartier in Lashkar Gah. Daarnaast zijn ongeveer vijftig PRT-leden werkzaam in stabilisatieteams bestaande uit civiele adviseurs, een politiek adviseur en een zestal militairen. Deze teams worden ingezet in afgelegen delen van de regio. Hoewel er nauw wordt samengewerkt, zijn het PRT en de militaire Task Force Helmand niet geïntegreerd.

Turkije – Wardak

Het Turkse PRT bestaat uit zeventig Turkse militairen en een omvangrijke civiele component. Het PRT wordt geleid door een civiele coördinator die wordt ondersteund door een team van deskundigen op het gebied van bestuur, ontwikkelingssamenwerking en politie. De militaire rol in het PRT is beperkt tot logistiek, communicatie en beveiliging. Het PRT is niet permanent militair aanwezig buiten de provinciehoofdstad en onderneemt geen eigen militaire operaties.

Nieuw Zeeland - Bamyan

Het PRT van Nieuw Zeeland bestaat uit 130 militairen, waaraan een ontwikkelingsadviseur is toegevoegd. Het PRT staat onder militair leiderschap en heeft slechts een beperkt civiel profiel.

4.

Hebben andere deelnemende, eventueel leidende, landen van ISAF niet gekozen om te werken via Afghaanse structuren? Op welke wijze werken zij dan? Wat zijn hun onderlinge verschillen?

Tussen de verschillende deelnemende landen in ISAF bestaan verschillen in de wijze waarop de inzet in Afghanistan is vormgegeven. Zo kiezen sommige landen ervoor hun hulpinspanning vrijwel geheel te richten op de provincie waar zij actief zijn of om deze hoofdzakelijk uit te voeren op basis van bilaterale projecten.

Nederland heeft ervoor gekozen om de hulp in belangrijke mate te leiden via nationale Afghaanse programma’s die niet alleen Uruzgan maar het hele land ten goede komen. Daarnaast financiert Nederland activiteiten die specifiek op Uruzgan zijn gericht. Ook in de provincie probeert Nederland echter zoveel mogelijk via nationale programma’s en samen met de lokale overheid te werken.

Hoewel elk land zijn eigen afwegingen maakt, neemt de internationale consensus over het belang van “Afghanisering” toe. Tijdens de Afghanistan Conferentie in Den Haag van 31 maart jl. vonden velen dat moet worden toegewerkt naar een groeiende verantwoordelijkheid van de Afghanen zelf. Ook in het rapport van de commandant van ISAF, de Amerikaanse generaal McChrystal, wordt het belang onderstreept van een geïntensiveerd partnerschap tussen ISAF en het Afghaanse leger en politie om hen versneld meer verantwoordelijkheid te kunnen laten nemen.

5.

Kunt u een overzicht geven van het aantal gewonde Nederlandse militairen in 2008? Hoeveel van hen zijn geheel hersteld van de verwondingen? Hoeveel zijn blijvend gehandicapt?

In totaal zijn in 2008 zestien gewonde Nederlandse militairen gerepatrieerd. Zeven van hen zijn volledig hersteld. Naar verwachting zullen negen Nederlandse militairen blijvend lichamelijk letsel overhouden aan hun uitzending in 2008.

6.

U meldt dat u enkele aspecten die in 2008 hebben gespeeld in de evaluatie buiten beschouwing laat omdat daarover al eerder informatie aan de Kamer verstrekt is. Zijn er ook aspecten die in 2008 hebben gespeeld die nog niet aan de Kamer zijn gemeld? Welke zijn dat dan en waarom is daarover nog niet bericht?

De Kamer wordt over de missie in Afghanistan uitvoerig geïnformeerd, onder andere in de periodieke stand van zaken brieven. Alle relevante aspecten worden in deze rapportages meegenomen. Daarnaast zijn op verzoek van de Kamer specifieke onderwerpen nader toegelicht in separate brieven aan de Kamer.

7.

Wat is uw appreciatie van uw conclusie dat een aanzienlijk deel van de incidenten te maken had met de uitbreiding van de ISAF-presentie naar het zuiden en westen, waarmee de confrontatie werd aangegaan met de opstandelingen in deze gebieden? Had een confrontatie wellicht voorkomen kunnen worden door middel van een andere aanpak, bijvoorbeeld door middel van diplomatie of enkel ontwikkelingswerk?

Voor de uitbreiding van de ISAF-presentie naar het zuiden en oosten van Afghanistan was er in deze gebieden slechts een beperkte presentie van coalitietroepen en het Afghaanse leger en politie. In het noorden en westen van het land bestond een zekere mate van stabiliteit, waardoor opbouw daar goed mogelijk was, terwijl de veiligheidssituatie in het oosten en zuiden zorgwekkend bleef. De Taliban had de presentie en invloed in deze gebieden uitgebreid en had door middel van geweld en intimidatie de invloedsfeer van de Afghaanse overheid ingeperkt. Om de veiligheidssituatie ook in het oosten en zuiden te verbeteren, de bewegingsvrijheid van militairen en NGO's en internationale organisaties (IO's) te vergroten en wederopbouw mogelijk te maken, was militaire aanwezigheid in deze gebieden noodzakelijk. Dit leidde tot een toename van het aantal confrontaties met de Taliban, maar ook tot de terugdringing van de tegenstander en de uitbreiding van de invloedssfeer van de Afghaanse overheid. Hierdoor worden de voorwaarden gecreëerd voor blijvende verbetering van de veiligheidssituatie en voor wederopbouw.

8.

Wat is de aard van de intensieve Nederlandse diplomatieke inspanning, druk dus, geweest eind 2007 om de 4e ANA brigade in Uruzgan te ontplooien? Was dat louter om Nederlandse binnenlandse politieke redenen of waren er andere factoren van belang? Wat was het gevolg voor het vertrek van deze brigade uit een ander deel van Afghanistan? Kunt u dat appreciëren?

De aanwezigheid van de Afghaanse politie en de Afghaanse krijgsmacht is noodzakelijk om de veiligheidssituatie blijvend te verbeteren en wederopbouw mogelijk te maken. Naarmate het gebied groeide waar ISAF en de Afghaanse overheid actief zijn, nam ook het belang toe van voldoende Afghaanse capaciteit. Daarom heeft de Nederlandse regering er steeds op aangedrongen dat met de uitbreiding en versterking van het Afghaanse leger voldoende Afghaanse capaciteit werd toegewezen aan Uruzgan. De uitbreiding van de 4e ANA brigade in Uruzgan is grotendeels toe te schrijven aan nieuwe rekruten. De brigade is na de opleiding in Uruzgan ontplooid en is dus niet elders weggehaald. De Nederlandse militaire inzet in Uruzgan is voor een belangrijk deel gericht op het opleiden en trainen van deze nieuwe rekruten van het Afghaanse leger en de politie. Zo wordt de uitbreiding van het Afghaanse leger ook kwalitatief op peil gebracht.

9.

U schrijft: "Door middel van succesvolle toepassing van kleinschalige en snel zichtbare civiel-militaire (CIMIC) activiteiten en zogenaamde Quick Visibility Projects (QVP's) kreeg de bevolking stap voor stap meer vertrouwen in de Nederlandse militairen en in de lokale Afghaanse overheid." Hoe is dit gemeten? Of is dit slechts een vermoeden?

In opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken is een onafhankelijke Afghaanse NGO, The Liaison Office (TLO), gedurende de gehele periode van de Nederlandse aanwezigheid in Uruzgan betrokken geweest bij veldonderzoek om de lokale dynamiek en perceptie van de bevolking in kaart te brengen. TLO brengt regelmatig verslag uit aan de ambassade en de staf in Uruzgan en heeft onlangs de eigen bevindingen ten aanzien van de Nederlandse missie in Uruzgan gepresenteerd in een evaluatie van de perceptie onder de bevolking ten aanzien van de Nederlandse missie in Uruzgan. De tekstdelen waaraan wordt gerefereerd in de vraag berusten op bevindingen uit dit rapport, getiteld ‘Three years later; a socio-political assessment of Uruzgan Province of 2006 – 2009’. Dit rapport is de Kamer in september jl. toegegaan.

Daarnaast hebben de missieteams van het PRT en de civiele en militaire staf in Uruzgan met regelmaat contact met bestuurders, dorpsoudsten en inwoners in Tarin Kowt en in de districten. Uit deze contacten blijkt eveneens of het vertrouwen onder de bevolking in een bepaald gebied groeiende is of niet. In een gebied zoals Uruzgan dat decennia van conflicten heeft gekend, blijft het vertrouwen overigens fragiel en aan verschuivingen onderhevig.

10.

Wat is de precieze rol van United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA) nu? Hoe verloopt de coördinatie? Is er voldoende staf ter plaatse? Hoe is hun bewegingsvrijheid?

UNAMA heeft een leidende rol in de coördinatie van de internationale inspanningen in Afghanistan. Dit behelst onder meer de ondersteuning van de Afghaanse regering bij het verbeteren van het openbaar bestuur en de rule of law, de strijd tegen corruptie en het leveren van humanitaire hulp.

Op verzoek van Nederland heeft UNAMA in mei 2007 ook in Uruzgan een vestiging geopend met zowel internationale als Afghaanse stafleden. UNAMA voert wekelijks overleg met de Afghaanse overheid, de internationale gemeenschap en NGO’s, om informatie uit te wisselen en de inspanningen te coördineren, en heeft daarnaast op ad hoc basis veelvuldig contact over specifieke kwesties, uiteenlopend van veiligheidszaken tot inhoudelijke dossiers.

Het kantoor van UNAMA wordt beveiligd door Afghaanse militairen en de staf verplaatst zich in gepantserde voertuigen. De bewegingsvrijheid van de buitenlandse staf van UNAMA in Uruzgan is vooralsnog beperkt tot Tarin Kowt en sporadische bezoeken elders in de provincie.

12.

Kunt u een overzicht geven van de enkele moeilijkheden of tegenslag ("over het algemeen goed") bij de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid aan de Afghaanse autoriteiten?

De overdracht van verantwoordelijkheden aan de Afghaanse autoriteiten moet uiteraard zorgvuldig en niet overhaast gebeuren, zodat het Afghaanse leger en de politie de taken ook aankunnen. Voor de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid in Kaboel heeft Commandant ISAF in overleg met de commandant van het Amerikaanse Combined Security Transition Command – Afghanistan (CSTC-A) de ontwikkeling van de Afghaanse veiligheidsorganisaties bestudeerd. Begeleiding door ISAF blijft nodig. De Afghaanse troepen die in de hoofdstad optreden, zijn nog volop in ontwikkeling, en hetzelfde geldt voor de politie. Dat de Afghanen in toenemende mate zelf de verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid sluit incidenten niet uit.

13.

Kunt u een overzicht geven van het aantal gevangen genomen en/of gedode opposing militant forces-leiders (OMF)? Waar vonden deze arrestaties of dodingen precies plaats?

15.

Is bekend hoeveel incidenten door OMF krachten tegen de bevolking zijn uitgevoerd in 2008? Hoeveel slachtoffers zijn, voor zover bekend, daarbij gevallen?

Zoals reeds aan de Kamer gemeld in antwoorden op vragen van het lid Van Bommel over Afghaanse burgerdoden (kenmerk 2070821140, met datum 17 juni 2008), is het voor de regering niet mogelijk een betrouwbaar overzicht op te stellen van het aantal slachtoffers dat in Uruzgan of in heel Afghanistan is gevallen door handelingen van de Opposing Militant Forces (OMF), Afghaanse veiligheidsorganisaties of internationale troepen. Het is soms moeilijk of zelfs onmogelijk een battle damage assessment uit te voeren. Ook worden doden in de moslimgemeenschap binnen vierentwintig uur begraven. Voorts bestaat er in Afghanistan geen ordentelijke bevolkingsregistratie. De VN hebben daarnaast verklaard dat een aanzienlijk aantal van de slachtoffers waarschijnlijk aan één van beide zijden betrokken was bij de gevechten. Per eind 2008 hadden Nederland en Australië in totaal 334 personen gevangen genomen sinds het begin van de missie in Uruzgan. 157 Van hen zijn kort na gevangenneming, binnen de daarvoor vastgestelde termijn van 96 uur weer vrijgelaten. Van de 177 gevangenen die conform het geldende Memorandum of Understanding waren overgedragen aan de Afghaanse autoriteiten werden eind 2008 in totaal 23 personen door de Afghaanse autoriteiten vastgehouden in Kaboel; negen gevangenen werden nog vastgehouden door de lokale autoriteiten in Uruzgan.

14.

Hoeveel trainers zijn ingezet voor de opleiding van de Afghan National Police (ANP)? Hoeveel trainers voor welke hoeveelheid op te leiden politiemensen waren er? Kortom, in welke verhouding wordt de ANP getraind? Waren die verhoudingen realistisch?

Gedurende 2008 werden in Uruzgan basisopleidingen verzorgd voor in totaal ongeveer 650 hulpagenten van de Afghanistan National Auxilliary Police en nieuwe rekruten ter voorbereiding op hun indiensttreding bij de reguliere Afghanistan National Police. Deze trainingen werden verzorgd in samenwerking met het Amerikaanse Combined Security Transition Command Afghanistan. Van Nederlandse zijde waren bij deze trainingen tien militairen van de Koninklijke Marechaussee betrokken.


De trainingen werden op drie locaties gegeven, waarbij de grootte van de klassen normaal gesproken niet het aantal van vijftig Afghaanse agenten overschreed. In de praktijk werden deze lessen gegeven door vier tot acht trainers, zodat de verhoudingen tussen trainers en leerlingen doorgaans varieerde van 1 op 6 tot 1 op 12. Voor praktijkoefeningen werden de klassen veelal opgesplitst in kleinere groepen, waarbij verhoudingsgewijs nog meer trainers per leerling beschikbaar waren. Deze verhoudingen waren in de praktijk alleszins werkbaar.

In de tweede helft van 2008 werd een begin gemaakt met de uitrol in Uruzgan van het Amerikaanse Focused District Development programma. Politie-eenheden uit de districten Tarin Kowt en Deh Rawod kregen in dit kader acht weken opleiding in het Regionale Trainingscentrum in Kandahar. Deze trainingen worden sinds het voorjaar van 2009 verzorgd in het Politie Trainingscentrum in Uruzgan zelf.

Op dit moment beschikt het PRT in Uruzgan op het gebied van politieopbouw over vijf medewerkers van EUPOL, tien medewerkers van de Australian Federal Police, vijf Nederlandse en twee Amerikaanse Police Mentoring Teams en enkele door de VS ingehuurde trainers.

16.

Hoeveel Afghan National Auxiliary Police (ANAP) agenten zijn in 2008 gedeserteerd?

18.

Is u bekend waar de leden van de opgeheven ANAP eenheden zijn gebleven? Zijn ze nog in Uruzgan? Maken ze deel uit van de OMF? Kunt u dat toelichten?

Zoals in de tussentijdse evaluatie is gebleken, was een van de belangrijkste lessen uit het trainen van 1000 hulpagenten van de Afghan National Auxilliary Police (ANAP) dat onvoldoende toezicht bestond op deze agenten nadat zij de training hadden voltooid. De berichten van significante desertie onder de ANAP-agenten konden dan ook niet adequaat worden geverifieerd en precieze cijfers zijn niet te geven. De oprichting van de Nederlandse Police Mentoring Teams was mede bedoeld als antwoord op deze geconstateerde tekortkoming.

In 2008 zijn ANAP-agenten op vrijwillige basis gescreend om te mogen dienen bij de reguliere Afghan National Police. De geselecteerde agenten hebben vervolgens een aanvullende training van vijf weken ondergaan alvorens ze zijn opgenomen in de ANP. In totaal hebben ongeveer 650 agenten deze training doorlopen. ANAP-politiemensen die niet zelf voor de ANP kozen en ANAP-ers die werden afgewezen tijdens het selectieproces zijn na inlevering van hun uniformen en wapens teruggegaan naar hun leefgemeenschappen.

17 .

Hoeveel leden van Afghaanse leger zijn in Uruzgan in 2008 gedeserteerd? Hoeveel procent is dat?

Het aantal Afghaanse militairen in Uruzgan is geleidelijk aan toegenomen. De Afghaanse autoriteiten houden de registratie van hun Afghaanse leger bij en dragen hier de verantwoordelijkheid voor. Het blijkt dat ongeveer tien procent van het Afghaanse leger in Uruzgan periodes op ongeautoriseerd verlof is. De meeste keren weer terug naar hun eenheid.

19.

Op welke wijze wordt het nijpend gebrek aan leraren in Uruzgan opgelost?

De Nederlandse inzet op het gebied van onderwijs behelst een totaalpakket aan maatregelen, bestaande uit onder andere het bouwen van scholen, het opleiden van leraren en leraressen, het verlenen van studiebeurzen en het geven van bijles aan kinderen met een leerachterstand. De Nederlandse ondersteuning verloopt zowel via het nationale Afghaanse onderwijsprogramma EQUIP als via NGOs, altijd in nauwe samenwerking met het Afghaanse ministerie van Onderwijs. Voor kinderen met een leerachterstand of kinderen die geen school in de buurt hebben, steunt Nederland een NGO om informeel onderwijs op huislocaties te organiseren.

Het beroep van onderwijzer(es) in Uruzgan is niet zonder risico. Bovendien is met ruim 95 procent analfabetisme, het opleidingsniveau zeer laag. Er zijn maar weinig mensen die zich een geschoolde leerkracht mogen noemen. Nederland steunt het Afghaanse ministerie van Onderwijs bij de opbouw van de onderwijssector in Uruzgan, zoals een tweejarig opleidingstraject waarbij mensen in India tot onderwijzer worden opgeleid. Na het behalen van het diploma gaan zij voor minimaal drie jaar aan de slag als leraar in de provincie van herkomst. Omdat het voor vrouwen nog maar mondjesmaat geaccepteerd wordt dat zij ver van huis een opleiding tot onderwijzeres genieten, is Nederland met het ministerie van Onderwijs op zoek naar mogelijkheden om voor hen dichter bij huis een opleidingstraject te initiëren.

Daarnaast worden in vier districten in Uruzgan 'teacher resource centres' opgericht. Dit zijn subcentra van het provinciale lerareninstituut, die niet alleen nieuwe leraren zullen opleiden maar ook bestaande leraren verdere training geven. Het Afghaanse parlement heeft in september voor elk van deze centra tien ambtenarenposities toegekend, die bovenop het basissalaris een zogenaamde 'hardship allowance' krijgen uitgekeerd vanwege de moeilijke omstandigheden in Uruzgan. Uruzgan is de eerste provincie die deze speciale subcentra krijgt toegekend. Het ministerie van Onderwijs rekruteert nu zo snel mogelijk mensen voor deze posities en identificeert tijdelijke locaties waar de medewerkers kunnen werken.

20.

Hoeveel scholen voor middelbaar onderwijs zijn er in Uruzgan? Zijn er plannen om dat aantal te verhogen?

Volgens de recente cijfers van het Afghaanse ministerie van Onderwijs zijn dat er momenteel elf scholen voor hoger onderwijs, 23 voor middelbaar en 189 basisscholen in Uruzgan. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat veel jongeren en jong volwassenen door verschillende omstandigheden een leerachterstand hebben. Zij hebben momenteel de kans om met Nederlandse steun die achterstand in te halen. Investeringen in de onderwijssector blijven onverminderd van belang. Gezien het extreem hoge percentage analfabeten in Uruzgan en de grote leerachterstanden richt de Afghaanse en de Nederlandse inzet zich in eerste instantie op uitbreiding van de capaciteit van het primair onderwijs. Om te voorzien in de grote behoefte aan geschoolde arbeidskracht, steunt Nederland voorts het opzetten van een technische school in Uruzgan.

21.

Op papier zou de PDC (Provincial Development Council) een belangrijke rol moeten spelen als schakelpunt in de ontwikkeling van de provincie. Hoe kijkt de Afghaanse overheid tegen het functioneren van dit gremium aan? Worden de leden van de PDC bijvoorbeeld getraind? Hoe zijn de verhoudingen tussen PDC en bijvoorbeeld het PRT en UNAMA?

De Afghaanse overheid ziet de PDC als een nuttig platform dat voorlopig nog veel tijd en ondersteuning nodig zal hebben om uiteindelijk zelfstandig aan de coördinatie van hulp en hulpprogramma’s te kunnen vormgeven. Tot die tijd dragen PRT en UNAMA -binnen de grenzen van hun mandaat- bij tot een effectief en gecoördineerd verloop van de hulp.

De maandelijkse bijeenkomsten van het PDC in Uruzgan worden door het Afghaanse secretariaat voorbereid en voorgezeten door de gouverneur. Ook nemen alle directeuren van de lijnministeries in Uruzgan deel en schuiven vertegenwoordigers van UNAMA en het Nederlandse PRT aan. Afhankelijk van de inhoud en aard van de PDC-bijeenkomsten kunnen de kwaliteit van de discussies en de uitkomsten sterk verschillen. Ook hier blijkt vaak dat het overheidsapparaat van Uruzgan nog over beperkte capaciteit beschikt. Adviseurs die met Nederlandse steun zijn geplaatst bij de lijnministeries werken door middel van coaching en training aan verbetering. Dit resulteert weliswaar in meer slagvaardigheid en een betere voorbereiding van de PDC, maar er is meer tijd is nodig om hiervan ten volle profijt te kunnen trekken.

22.

Hoeveel projecten heeft het Nederlandse bedrijfsleven uitgevoerd in Afghanistan in het algemeen en Uruzgan in het bijzonder?

In Afghanistan zijn vier projecten uitgevoerd met subsidies van het voormalige PSOM-programma (thans PSI-plus). Twee projecten zijn vroegtijdig beëindigd. Eén project is klaar en één project wordt naar verwachting eind dit jaar voltooid. Een nieuw project binnen het PSI-plus programma is inmiddels gestart. Een projectvoorstel van een Nederlands bedrijf in partnerschap met de Werkgroep Wederopbouw Afghanistan (WEWA) bevindt zich in de laatste voorbereidende fase, alvorens er met behulp van financiering uit het Fonds Economische Opbouw Uruzgan (FEOU) kan worden begonnen met haalbaarheidsstudies naar het ontwikkelen van waardeketens van landbouwproducten uit Uruzgan. Hiervoor zal men kantoor houden bij de Afghanistan Investment Support Agency in Kaboel.

23.

Gesteld wordt dat de veiligheidssituatie en het lage niveau van economische ontwikkeling nog obstakels bleken om het Nederlandse bedrijfsleven op significante schaal actief te krijgen in Afghanistan in het algemeen en in Uruzgan in het bijzonder. Wat wordt bedoeld met 'significante schaal'?

Met de zinsnede waaraan wordt gerefereerd, wordt aangeduid dat in een fragiele situatie als in Afghanistan, en Uruzgan in het bijzonder, op korte termijn geen grootscheepse economische activiteiten van het Nederlandse bedrijfsleven kunnen worden verwacht. Het ondernemingsklimaat is immers bijzonder weerbarstig en de uitrol van projecten vergt veel tijd. Als stimulans voor het Nederlandse bedrijfsleven heeft de regering het PSI-plus programma en het Fonds Economische Opbouw Uruzgan (FEOU) opgericht. Specifieke risico’s die verband houden met onzekere factoren zoals veiligheid en de beperkte economische infrastructuur neemt de overheid gedeeltelijk voor haar rekening.. Naast een tegemoetkoming in de financiële risico's ter grootte van 60 tot 80 procent van de projectkosten, bieden het programma en het fonds ook bemiddeling bij een verzekering bij de Multilateral Investment Guarantee Agency; een onderdeel van de Wereldbank.

24.

Wat zijn de redenen waarom er vooralsnog niet of nauwelijks door Nederlandse bedrijven gebruik is gemaakt van de financieringsmodaliteit van het Fonds voor Economische Opbouw Uruzgan (FEOU)? Hoe gaat u hen toch over de streep trekken?

Het feit dat zowel onder het FEOU als PSI-plus nieuwe projectvoorstellen zijn goedgekeurd, wijst op belangstelling onder het Nederlandse bedrijfsleven. Om de reikwijdte en effectiviteit te optimaliseren, zal een evaluatie van het fonds worden uitgevoerd. Voorts zal de overheid het fonds de komende tijd nóg actiever onder de aandacht van de doelgroep brengen. Uiteindelijk is het echter het bedrijfsleven dat initiatieven zal moeten nemen. De overheid kan dit stimuleren, maar niet sturen.

25.

Hoe gaat u concreet invulling geven aan het verbeteren van zowel de 'rule of law' in de provincie Uruzgan als op nationaal niveau? Waarom verloopt de voortgang hier traag?

Nederland hecht veel belang aan de versterking van de rechtsstaat in Afghanistan. Zo bekijkt Nederland met andere donoren en in overleg met de Afghaanse regering op welke wijze de Afghaanse regering ondersteund kan worden bij de opbouw van de justitie-instituties en op het gebied van transitional justice. Ook worden concrete projecten ondersteund zoals het ‘Access to Justice for Women’ programma van de Asia Foundation en het International Centre for Transitional Justice. EUPOL Afghanistan zal zich meer toeleggen op de versterking van met name de samenwerking tussen de politie en het openbaar ministerie. In Uruzgan richt Nederland zich concreet op de versterking van de politie en het gevangeniswezen. De juridische sector kampt na meer dan dertig jaar conflict met grote capaciteitsproblemen, corruptie, beïnvloeding door lokale machthebbers en onveiligheid. Deze diepgewortelde problemen kunnen niet op korte termijn opgelost worden en vergen langdurige betrokkenheid van de Afghaanse overheid, ondersteund door de internationale gemeenschap.

26.

Welke rol speelt precies de Drug Enforcement Administration (DEA) in Uruzgan? Houden zij zich ook bezig met eradicatie van papaver?

Met de DEA is een principeovereenkomst gesloten over samenwerking in Uruzgan en de ontplooiing van een DEA-team op de basis in Tarin Kowt. Tot op heden heeft de DEA nog geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Het werkterrein van de DEA is interdictie; de aanpak van de verwerking en verhandeling van drugs, en strekt zich niet uit tot eradicatie.

27.

Waarom is het Hongaarse Operational Mentoring and Liaison Team (OMLT) uiteindelijk niet naar Uruzgan gekomen?

In het voorjaar van 2008 kwamen er signalen dat de 4e brigade in Uruzgan zou worden uitgebreid met een derde infanteriebataljon. Hongarije bood daarop een OMLT aan voor de training van dat bataljon. De komst van dit bataljon naar Uruzgan is echter herhaaldelijk uitgesteld. Hongarije heeft vervolgens begin 2009 besloten zijn reeds gereedstaande OMLT in te zetten in Baghlan. Het derde infanteriebataljon is uiteindelijk in augustus 2009 naar Uruzgan gekomen. Hongarije heeft laten weten op dit moment niet in staat te zijn daarvoor een OMLT te leveren.

28.

Hoe zullen de problemen met betrekking tot de te beperkte luchttransportcapaciteit aangepakt worden?

De luchttransportcapaciteit wordt in 2010 uitgebreid door de aanschaf van een extra KDC-10. Defensie beschikt hierdoor over drie transportvliegtuigen van dit type. Tevens wordt in 2010 het aantal transportvliegtuigen van het type C-130 verdubbeld naar vier stuks. Daarnaast neemt Defensie deel aan het SAC C-17 project. Op jaarbasis kan Defensie hierdoor gebruik maken van 500 vlieguren met dit toestel. Ook wordt in 2010 het European Air Traffic Command operationeel waardoor een effectiever gebruik van de luchttransportcapaciteit van de deelnemende landen mogelijk wordt.

29.

Gesteld wordt dat de luchttransportcapaciteit niet toereikend was, en dat dit een factor is die nadere aandacht verdient. In hoeverre wordt hieraan tegemoet gekomen met de 500 vlieguren in het kader van het C-17 project? Blijft er ook met deze extra luchttransportcapaciteit een tekort voor een operatie als in Uruzgan?

De 500 vlieguren op jaarbasis waar defensie in het kader van het SAC C-17 project gebruik kan gaan maken, komen vooral tegemoet aan de behoefte aan strategische luchttransportcapaciteit voor het vervoer van groot materieel (out-sized cargo). Het is niettemin de verwachting dat deze extra capaciteit niet toereikend is voor de behoefte aan strategische luchttransportcapaciteit in Uruzgan. Hiervoor is aanvullende civiele inhuur nodig.

30.

Gesteld wordt dat bij de planning van een militaire operatie rekening wordt gehouden met de nodige vervolgactiviteiten, zodat voor de bevolking geen gat valt tussen de eerste aanwezigheid in een gebied en de wederopbouw die daarop volgt. Worden bij deze planning ook NGO's en CIMIC-eenheden betrokken? In hoeverre zijn NGO's bereid mee te doen aan een dergelijke strategie?

In algemene zin worden bij de planning van een militaire operatie naast de militaire aspecten, tevens de aspecten op het gebied van bestuur en ontwikkeling meegenomen. Hiertoe worden onder andere CIMIC-activiteiten ingezet ter vergroting van het vertrouwen van de lokale bevolking in de aanwezigheid van de Nederlandse missie. Naarmate een missie langer duurt, wordt het accent verlegd naar de voorbereiding en uitvoering van ontwikkelingsprojecten die duurzamer van aard zijn. Bij deze activiteiten is de inbreng van de civiele component van het PRT en andere relevante partners essentieel. Elke situatie vergt evenwel een eigen aanpak en invulling, waarbij alle relevante partners, waaronder NGO’s, worden betrokken.

31.

Kunt u een overzicht geven van het aantal bombardementsvluchten door Nederlandse F- 16's en door Nederlandse helikopters in 2008? Kunt u tevens aangeven hoeveel personen daarbij zijn verwond of gedood en op welke wijze deze zaken eventueel juridisch zijn afgehandeld?

Sinds het begin van de ISAF-missie op 1 augustus 2006 is ongeveer driehonderd maal sprake geweest van wapeninzet door Nederlandse F-16’s en ongeveer tweehonderd maal door de Nederlandse Apache-gevechtshelikopters.

Zoals het antwoord op in vraag 15 is uiteengezet, is het voor de regering niet mogelijk om een betrouwbaar overzicht op te stellen van het aantal burgerslachtoffers dat in Uruzgan of in heel Afghanistan is gevallen door handelingen van de OMF, Afghaanse veiligheidsorganisaties of internationale troepen.

ISAF is niet juridisch aansprakelijk voor schade aan goederen als gevolg van het uitvoeren van de missie. Indien is komen vast te staan dat er slachtoffers onder de burgerbevolking zijn gevallen als gevolg van ISAF-operaties, is overleg tussen ISAF en nabestaanden mogelijk via vertegenwoordigers van de Afghaanse autoriteiten of stamoudsten. Vergoedingen zijn een nationale aangelegenheid van het land wiens troepen de schade hebben veroorzaakt. Ook als er geen sprake is van formele aansprakelijkheid kan een zogeheten ex gratia betaling worden uitgekeerd. Iedere wapeninzet door Nederlandse militairen wordt gemeld aan de Koninklijke marechaussee en, indien daar aanleiding voor is, doorgestuurd aan het Openbaar Ministerie.

32.

Wat wordt precies bedoeld met de opmerking dat de Afghaanse overheid een veel groter gebied bestrijkt en een veel groter deel van de bevolking bereikt dan aan het begin van de missie? Hoe wordt dit gemeten? En hoe kijkt de bevolking hier tegenaan? Zitten zij überhaupt wel te wachten op meer bemoeienis vanuit de overheid?

In de evaluatie van de onafhankelijke Afghaanse NGO TLO ‘Three years later; a socio-political assessement of Uruzgan Province from 2006 – 2009’ wordt geconcludeerd dat de Afghaanse overheid sinds het begin van de Nederlandse missie toegang heeft gekregen tot de helft van de provincie, namelijk drie en een half van de zeven districten. Dat was vergeleken met een klein gedeelte van slechts één district bij aanvang van de missie.

De bevolking in Uruzgan heeft, net zoals elders in de wereld, behoefte aan een overheid die bescherming en diensten levert. Zij zal haar vertrouwen schenken als de overheid dit kan waar maken. Alle steun is erop gericht om de Afghanen bij te staan in de opbouw van een betrouwbaar overheidsapparaat dat in staat is basisdiensten aan de bevolking te leveren.

33.

Gaat u nog een poging wagen om de dialoog met de Afghaanse overheid over het belang van Transitional Justice nieuw leven in te blazen?

De Nederlandse regering ondersteunt het International Centre for Transitional Justice bij het opzetten van een permanente vertegenwoordiging in Kaboel. De vertegenwoordiging moet op termijn uitgroeien tot een lobby- en expertisecentrum. Ook stimuleert Nederland de Afghaanse overheid om concrete voortgang te maken met de implementatie van het Action Plan for Peace, Reconciliation and Justice. Dit plan dat vier jaar geleden in Den Haag is gelanceerd, richt zich op de erkenning van het lijden van slachtoffers, de opbouw van geloofwaardige instituties, waarheidsvinding en documentatie, verzoening en de beëindiging van straffeloosheid.

34.

Wat is wel een betrouwbare indicator voor de veiligheidssituatie als het aantal veiligheidsincidenten dat niet is? Op welk moment is naar uw oordeel het aantal veiligheidsincidenten wel een indicatie dat het slecht of slechter gaat?

In de evaluatie wordt in de paragraaf over het effect van de Nederlandse missie in Uruzgan gesteld dat de veiligheid in de provincie begin 2009 merkbaar is verbeterd. Omdat het aantal veiligheidsincidenten op zichzelf geen betrouwbare indicator is van de veiligheidssituatie wordt onder andere gekeken naar de mate waarin Afghaanse overheidsvertegenwoordigers en NGO’s toegang hebben tot de provincie. Er kan worden vastgesteld dat deze toegang in delen van de provincie aanzienlijk is vergroot. Veiligheidsincidenten, zoals zelfmoordaanslagen en IED-aanslagen, zullen zich echter blijven voordoen.

35.

Kunt u een appreciatie geven van de macht en invloed van voormalig gouverneur Jan Mohammed aan het eind van 2008? In hoeverre is hij een machtsfactor die ook nu, eind 2009, nog een betekenisvolle rol speelt?

Jan Mohammed Khan was eind 2008 een invloedrijk persoon in de provincie Uruzgan. Deze positie ontleende hij niet alleen aan zijn positie als tribaal adviseur van president Karzai, maar ook aan zijn omvangrijke netwerk binnen zijn eigen stam, de Popalzai, en daarbuiten. Op de achtergrond oefent hij dan ook nog altijd aanzienlijke invloed uit op beslissingen die de provincie betreffen.

Pagina 16 van 16