Kamerbrief inzake Beantwoording vragen van het lid Irrgang over Burundese koffieboeren

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Irrgang over Burundese koffieboeren. Deze vragen werden ingezonden op 25 september 2009 met kenmerk 2009Z17340.


De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Irrgang (SP) over Burundese koffieboeren.

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht “Burundese koffieboeren ten einde raad”? 1

Antwoord

Het bericht gaat in op een specifiek geval van privatisering van overheidsdiensten in ontwikkelingslanden. In het bericht wordt met een vinger gewezen naar de Burundese overheid (die regels geschonden zou hebben bij de verkoop) en de Wereldbank (die privatisering zou opleggen), zonder dat deze beschuldigingen voldoende worden onderbouwd. Zie verder de antwoorden op vragen 2 tot en met 6.

Vraag 2
Is het waar dat de privatisering van OCIBU is opgelegd door de Wereldbank? Zo neen, door wie dan wel? Zo ja, hoe strookt dit dan met uw uitlatingen dat privatiseringen niet meer worden opgelegd door de Wereldbank?

Antwoord

Het besluit tot privatisering van de koffiepellerijen is door de Burundese overheid genomen en maakt deel uit van een breder hervormingsproces van de koffiesector, dat niet is opgelegd door de Wereldbank. OCIBU wordt niet geprivatiseerd maar zal worden vervangen door een controlerende overheidsinstantie (‘agence de regulation’).

Op verzoek van de overheid ondersteunt de Wereldbank met name macro-economische en sectorale hervormingsprocessen. Internationale instellingen als de Wereldbank en het IMF kijken vooral naar verhoging van de efficiëntie van landbouwketens en hoe dit beter kan bijdragen aan duurzame economische groei en vermindering van armoede. Ik heb meerdere malen, o.a. tijdens het AO op 10 september jl. in de aanloop naar de WB/IMF jaarvergaderingen, benadrukt dat de Wereldbank en het IMF dit tegenwoordig veel genuanceerder en landenspecifieker doen dan in de vorige eeuw.

Vraag 3
Is het waar dat de eerste 13 koffiepellerijen zijn verkocht tegen een prijs die lager ligt dan wat de EU recentelijk erin heeft geïnvesteerd aan opknapkosten? Zo nee, hoe zit het dan wel? Zo ja, vindt u dit getuigen van effectieve ontwikkelingshulp?

Antwoord

Van de 130 koffiepellerijen zijn 13 verkocht door middel van een openbare tender procedure. De meeste koffieproducenten werken nog steeds conform de oude situatie. Bij de aanbesteding zijn ook aanbiedingen geweest die te laag waren en om deze reden zijn verworpen. De economische waarde van een pellerij komt niet noodzakelijkerwijs overeen met de kosten van het ‘opknappen’. De waarde wordt bepaald door de verwachte winst die de koper hieruit kan halen en of er veel gegadigden zijn. In een situatie waar een jarenlang conflict heeft gewoed is het niet verbazingwekkend dat het opknappen van infrastructuur duur is en niet in verhouding staat tot de werkelijke waarde. Volgens de Wereldbank is nog niet bekend of de koffiepellerijen tegen een ‘te lage’ prijs zijn verkocht. Wel heeft de Wereldbank bevestigd dat het proces openbaar en competitief is geweest. De overheid zal binnenkort een rapport hierover opstellen. Het is alleen op basis van dit rapport dat harde conclusies over de verkoopprijzen en - procedures getrokken kunnen worden.

Vraag 4
Is het waar dat met de uitverkoop van deze koffiepellerijen regels voor verkoop van overheidsinstellingen zijn overtreden en beslissingen van de ministerraad zijn genegeerd? Zo nee, hoe zit het dan wel? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?

Antwoord

Er zijn bij mijn weten geen regels van verkoop of beslissingen van de Burundese ministerraad overtreden. De Wereldbank heeft toegezegd hierop toezicht te houden. Inmiddels is ook de overeenkomst tussen OCIBU en de beheerders van de koffiepellerijen getekend. Deze zal als basis dienen voor de verkoop van de resterende 117 pellerijen.

Vraag 5

Is het waar dat bij de uitverkoop van de koffiepellerijen eerdere beloftes van de overheid aan de boeren zijn genegeerd? Zo nee, hoe zit het dan wel? Zo ja, wat is in dit licht uw oordeel over het functioneren van de Burundese overheid?

Antwoord

Ik heb geen informatie die erop duidt dat de Burundese overheid eerdere beloftes aan de koffieboeren heeft genegeerd. De vraag of er wel of niet aandelen aan producenten ter beschikking gesteld moeten worden is onderwerp geweest van een uitgebreide studie. Op verzoek van de overheid heeft een internationale consultant de overheid geadviseerd over de mogelijke opties en welke effecten deze zouden hebben op de verschillende actoren in de keten en op de duurzaamheid van de koffiesector in Burundi. Op basis hiervan heeft de overheid een besluit genomen. Dit is naar mijn mening de juiste procedure maar geeft op zich geen garantie dat er voldoende tegemoet is gekomen aan de belangen van de koffieproducenten. Deze discussie maakt deel uit van de beleidsdialoog tussen de donoren en de overheid maar gelukkig dus ook tussen CNAC, de nationale confederatie van Burundese koffieboeren, en bijvoorbeeld de koffie exporteurs.

Vraag 6

Bent u van mening dat deze gang van zaken bevorderlijk is voor de landbouwpolitiek die de Nederlandse regering in Afrika voorstaat? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?

Antwoord

Zoals aangegeven in de beleidsbrief “Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid” die ik samen met mijn collega, minister Verburg, vorig jaar op 8 mei aan de Tweede Kamer heb aangeboden (31.250 nr. 14) zijn verbetering van de productiviteit van (arme) boeren en publieke private samenwerking belangrijke elementen in mijn beleid. Ik heb op zich dan ook geen principiële problemen met privatisering mits dat aantoonbaar bijdraagt aan betere groei en verdeling. Daarvoor zijn goede onafhankelijke analyses nodig die ex ante de mogelijke effecten op producenten en andere ketenpartijen inschatten. Natuurlijk is het zo, zeker in fragiele staten als Burundi, dat er uiterst voorzichtig omgegaan moet worden met privatiseringsprocessen. Er zijn namelijk altijd verliezers en in een post-conflict situatie kan dat snel aanleiding geven voor nieuwe instabiliteit. Privatiseringsprocedures moeten dus bijvoorbeeld voldoen aan de normen voor goed bestuur, eerlijke concurrentie en toegang, transparantie en eerlijke prijzen. In veel landen ondersteunt Nederland initiatieven om het bestuur te verbeteren en om wet- en regelgeving inzake private sector ontwikkeling te verbeteren. Daarnaast geeft Nederland veel steun aan producentenorganisaties, zodat zij bij dit soort hervormingen een constructieve stem kunnen hebben.

Privatiseringsprocessen in de landbouwsector hebben als doelstelling landbouwketens beter te doen functioneren zodat alle partijen die hierbij betrokken zijn, inclusief de producenten, in principe op duurzame wijze meer winst kunnen behalen. De manier waarop de verschillende partijen betrokken worden is keten- en landenspecifiek. Ik hecht veel waarde aan verbetering van de positie van kleine boeren en boerinnen maar dat hoeft niet te betekenen dat ik in dit specifieke geval vindt dat zij bijvoorbeeld voor een groot deel aandeelhouder moeten worden in de geprivatiseerde bedrijven. Aangezien het rapport van de overheid over de eerste fase van de privatisering van de koffiepellerijen nog niet is verschenen kan ik op dit moment geen uitspraak doen over vervolgstappen van de Nederlandse regering inzake de privatiseringsprocessen in de koffiesector in Burundi. Indien er aanwijzingen zijn dat er onvoldoende tegemoet gekomen wordt aan de belangen van de koffieboeren zal ik dit zeker in de beleidsdialoog aan de orde stellen.

1 http:/www.11be/competent/one/artikel/detail/burundese_koffieboeren_teneinde_raad,107818