Kamerbrief inzake beantwoording vragen van het lid Koşer Kaya over de prijs die vrouwen betalen voor de economische crisis

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Koşer Kaya over de prijs die vrouwen betalen voor de economische crisis. Deze vragen werden ingezonden op 30 september 2009 met kenmerk 2009Z17628.


De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Ko ş er Kaya (D66) over De prijs die vrouwen betalen voor de economische crisis.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het rapport van Plan over de positie van meisjes en vrouwen in de wereld?

Antwoord

Ja

Vraag 2

Wat is uw opvatting over het rapport dat een duidelijk verband legt tussen het investeren in meisjes en de economische vooruitgang van een land?

Antwoord

Het rapport van Plan haalt een groot aantal studies aan van instituten als de Wereldbank, IFC, de VN en gerenommeerde academische instellingen om te onderbouwen dat investeren in meisjes een economisch slimme stap is, voor huishoudens, voor bedrijven en voor een economie als geheel (o.m. p. 19-22, p.137-143). Ook wordt de conclusie van de president van de Wereldbank, Robert Zoellick, geciteerd: “Investing in adolescent girls is precisely the catalyst poor countries need to break the intergenerational poverty and to create a better distribution of income. Investing in them in not only fair, it is a smart economic move” (p.28). Dit is geheel in lijn met mijn analyse, die mij deed besluiten om gender tot speerpunt van mijn beleid te verklaren.

Het interessante van het rapport is dat het niet bij een korte analyse op macroniveau blijft, maar dat het wordt aangevuld met een groot aantal relevante voorbeelden, illustraties en citaten uit de dagelijkse praktijk. Die praktijk wordt zelfs nog zichtbaarder gemaakt met de ‘Real Choices, Real Lives’ cohort studie, waar Plan sinds 2007 een steekproef van 142 meisjes vanaf hun geboorte is gaan volgen. Dit geeft het rapport iets extra’s ten opzichte van andere rapporten en studies.

In het zesde hoofdstuk van het rapport beschrijft Plan een agenda om hier actie op te nemen. Ik kan mij goed vinden in het ’10 point action plan’ dat hier wordt aangedragen (p.167). Wel wil ik voor mijn beleid vasthouden aan de zeven interventieterreinen die de UN Task Force on Education and Gender Equality in 2006 heeft geïdentificeerd. Deze agenda is iets breder en kijkt ook naar de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en de bestrijding van geweld tegen vrouwen en meisjes: onderwerpen die meer impliciet dan expliciet in ‘het 10 point action plan’ terugkomen.

Vraag 3
Hoe verhouden de goede resultaten op het gebied van gelijkheid van vrouwen, met name in het onderwijs, zich tot de uitkomsten van het rapport van Plan?

Antwoord

De resultaten op het gebied van gelijkheid van vrouwen zijn niet in het woord ‘goed’ samen te vatten. Zoals ik al in ‘Een zaak van iedereen’ stelde zijn MDG3 en MDG5 de MDG’s waarop in de meeste landen minder voortgang is geboekt dan op de andere MDG’s. Er is wel voortgang, maar deze gaat traag. Van de 113 landen die in 2005 nog geen gendergelijkheid in primair en secundair onderwijs hadden zullen slechts 18 dit doel in 2015 gaan halen 1 .

Er is zeker een inhaalslag gemaakt wanneer het gaat over gelijke toegang tot basisonderwijs. De gender-pariteit, die de verhouding tussen jongens en meisjes in het onderwijs meet, is met name op de basisschool sterk gestegen, naar 0.95 in 2006. Er is vooral vooruitgang geboekt in landen als Burkina Faso, Ethiopië, Guinee, India, Nepal, Niger en Jemen. In veel landen blijkt dat wanneer meisjes eenmaal onderwijs volgen, zij vaak beter presteren dan jongens en minder vaak blijven zitten. Nederland heeft eind jaren ’90 sterk ingezet op onderwijs voor iedereen. Studies geven aan dat wanneer meisjes de mogelijkheden worden gegeven de basisschool af te ronden en door te leren, zij de mogelijkheid krijgen om ook hun economisch potentieel te benutten 2 . Ongeveer de helft van alle landen kent echter nog geen gendergelijkheid in het onderwijs.

De toename van de gender-pariteit in het voortgezet onderwijs gaat echter een stuk minder snel. Het rapport van Plan besteedt hier veel aandacht aan. Vooral in Zuid Azië en Sub-Sahara Afrika beginnen nog steeds veel minder meisjes dan jongens aan het secundair onderwijs 3 . Ook is het percentage meisjes dat het secundair onderwijs niet afmaakt in veel landen nog steeds groot. In Bangladesh maakt slechts 40% van de meisjes de middelbare school af 4 . Oorzaken moeten worden gezocht in een veelheid aan factoren: een gebrek aan geschoolde leerkrachten, een gebrek aan vrouwelijke leerkrachten, onvoldoende op meisjes toegesneden schoolmateriaal, onveiligheid op en naar school, tekort aan sanitaire voorzieningen, culturele achterstelling van meisjes, uithuwelijking, tienerzwangerschappen en kinderhandel. Doordat meer meisjes dan jongens de middelbare school niet afmaken is de instroom in het tertiair onderwijs in deze regio’s nog ongelijker: in Sub-Sahara Afrika is de verhouding meisjes / jongens in het tertiair onderwijs ongeveer 6 / 10. 5

De economische crisis werpt een schaduw op de positieve ontwikkelingen. Er zijn tekenen dat vooral onder de armste bevolkingsgroepen de klok wordt teruggedraaid en vooral meisjes door de verslechterde financiële situatie van school worden gehaald, om bijvoorbeeld te worden ingezet om huishoudelijke taken en andere informele of niet-betaalde arbeid te verrichten. Dit biedt op huishoudniveau wellicht soelaas voor de korte termijn, maar verkleint helaas de kansen aanzienlijk om op de langere termijn sterker uit de crisis te komen. Investeren in onderwijs voor meisjes blijft daarom van groot belang.

Het rapport van Plan presenteert vergelijkbare cijfers uit diverse officiële bronnen. Het is daarmee een genuanceerde weergave van de feiten op dit terrein.

Vraag 4
Kunt u aangeven hoe en via welke kanalen Nederland een bijdrage levert om meisjes en vrouwen in ontwikkelingslanden gelijke kansen te geven?

Antwoord

In 2008 is het MDG3 fonds van start gegaan. Hiermee stel ik 70 miljoen euro ter beschikking aan organisaties die bijdragen aan het behalen van MDG3. In totaal zijn er 45 activiteiten gefinancierd voor vrouwen op het gebied van gelijke toegang tot de arbeidsmarkt en economische versterking, gelijke land en eigendomsrechten, bevordering van politieke participatie en bestrijding van geweld tegen vrouwen.

Onderwijs is een belangrijk element in het ontwikkelingsbeleid. Ongeveer 13% van het OS-budget wordt besteed aan onderwijs. De kanalen die hiervoor worden gebruikt zijn overheden, multilaterale organisaties en NGO’s. In de 14 partnerlanden waarin Nederland de onderwijssector ondersteunt, wordt consequent aandacht besteed aan de positie van meisjes en vrouwen. Dit leidt tot de invoering van specifieke maatregelen die de toegang van meisjes tot school vergroot en hun uitval vermindert. Voorbeelden hiervan zijn o.a. de bouw van aparte toiletten, werving van vrouwelijke leerkrachten en directeuren en positievere beeldvorming van meisjes in lesmateriaal.

Via de ambassades in partnerlanden worden activiteiten uitgevoerd om gelijkheid van vrouwen te bevorderen. In de landen waar de overheid wordt ondersteund in het onderwijs- of gezondheidsprogramma wordt expliciet aandacht geschonken aan toegang van meisjes tot onderwijs. Bijvoorbeeld hoe tienermoeders weer kunnen instromen, aandacht voor seksueel geweld tegen meisjes en het opzetten van internaten wanneer de afstand tussen huis en school te groot is. Ook worden ambassades gevraagd een actieve genderdiplomatie te bedrijven en de (politieke) dialoog over de positie van vrouwen en meisjes op nationaal niveau aan te gaan.

Vraag 5
Hoe gaat u, gezien de onzekerheid over het herstel van de wereldeconomie, uw beleid intensiveren om ervoor te zorgen dat deze meisjes niet het slachtoffer blijven van de crisis?

Antwoord

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes zijn en blijven een centraal punt in mijn beleid. Ik onderschrijf de uitspraak van Maria Eitel van de Nike Foundation in het rapport van Plan (p.138) dat er sprake is van een ‘irrational gap’, waar het uitblijven van investeringen in meisjes betreft, terwijl vele analyses laten zien dat juist dit de hoogste return on investment oplevert. Vrouwen en meisjes zijn een belangrijk deel van de oplossing van de economische crisis, en niet alleen maar lijdend voorwerp. Dat blijf ik benadrukken, ook op internationale conferenties en tijdens mijn bezoeken aan landen.

1 Ministerie van Buitenlandse Zaken (2009), Resultaten in Ontwikkeling: Rapportage 2007-2008.

2 Abu-Ghaida, Dina and Klasen, S. (2004) The costs of missing the millennium development goal on gender equity ; WB (2008) Annual report 2008: Millennium Development Goal 3 Fact sheet ; Overseas Development Institute (London,UK, 2008) A significant Shift: women, food security and agriculture in a global market place

3 Mayra Buvinic et al., Wereldbank (2008), Equality for Women: Where do we stand on MDG3?

4 Integrated Regional Information Networks (IRIN), Bangladesh: Gender gap, dropout rate a challenge for schools , (2009)

5 Mayra Buvinic et al., Wereldbank (2008), Equality for Women: Where do we stand on MDG3 ?