Kamerbrief inzake bezoek van Minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking aan de Grote Merenregio, 6-12 april 2009

Van 7 tot 12 april bezocht ik het Afrikaanse Grote Merengebied: de Democratische Republiek Congo (DRC), Burundi en Rwanda. Zoals aangekondigd in het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van 1 april jl. doe ik hierbij verslag van mijn bevindingen. Ik zal daarbij in het bijzonder ingaan op de politieke dialoog die ik heb gevoerd met de verschillende autoriteiten, en op de afspraken die ik heb gemaakt in Burundi over de aan begrotingssteun gestelde randvoorwaarden. Daarmee heb ik uitvoering gegeven aan de motie van de leden Irrgang en Ferrier, kamerstuk 29237 nr. 94. Ik zal tegelijkertijd ingaan op uw aanvullende verzoeken over Burundi (2009D41324 en 2009D42424): het kabinetsvoornemen aangaande begrotingssteun aan Burundi, de EU-strategie ten aanzien van Burundi en de herkomst van de financiële middelen voor de ontwikkeling van de Burundese veiligheidssector.

Regionaal perspectief

De situatie in de Grote Merenregio is weliswaar verbeterd ten opzichte van vijf jaar geleden, maar nog altijd zeer fragiel. Voortdurende en intensieve betrokkenheid van de internationale gemeenschap is noodzakelijk om het moeizame en complexe proces van conflictoplossing en vredesopbouw te begeleiden. Daarom bezoek ik de regio regelmatig.

Mijn vorige bezoek, aan Rwanda en de stad Goma in Noord-Kivu (DRC), vond plaats eind november 2008. In mijn brief van 11 december 2008 heb ik daarvan verslag gedaan (kamerstuk 29237 nr. 84). Op dat moment was er sprake van een acute humanitaire noodsituatie in Noord-Kivu; in november heb ik dan ook vooral aandacht besteed aan de humanitaire hulpverlening, de noodzaak van sociaaleconomische stabilisatie en de politieke en militaire situatie in de regio.

Sindsdien is er sprake van een verbeterde samenwerking tussen de DRC en Rwanda, gericht op de uitvoering van eerder getekende akkoorden, onder andere over de gezamenlijke aanpak van de FDLR. Dat heeft geleid tot een gezamenlijke militaire operatie tegen de FDLR in Noord-Kivu, de arrestatie van ex-generaal Nkunda, leider van het CNDP, en de versnelde integratie van CNDP-troepen in het Congolese leger. Burundi heeft sinds kort formeel geen rebellenbeweging meer binnen de eigen landsgrenzen. Met de akkoorden over de integratie van de FNL in leger en politie, de ontwapening en demobilisatie van overige oud-strijders, en de registratie, op 22 april jl., van de FNL als politieke partij heeft Burundi een belangrijke mijlpaal bereikt in het vredesproces.

De grote uitdaging is om wat nu bereikt is te consolideren en verduurzamen, om de capaciteit van de staat te versterken en zichtbare verbetering te brengen in de leefomstandigheden van de lokale bevolking. Dat is een zaak van lange adem waarbij Nederland zich actief betrokken voelt. Mijn reis van april stond vooral in het teken van consolidatie, staatsopbouw en zichtbaar vredesdividend. Ik heb daarbij in het bijzonder aandacht besteed aan de effectiviteit van de internationale ondersteuning van die processen. Het succes van de lopende vredes- en wederopbouwinitiatieven hangt echter primair af van de visie en politieke wil van nationale en lokale leiders. Ik heb daarom zeer intensieve gesprekken gevoerd met regeringsvertegenwoordigers in Kinshasa, Bujumbura en Kigali en met de lokale autoriteiten in Noord- en Zuid-Kivu.

DRC

Gesprekspartners

In Kinshasa heb ik gesproken met Senaatsvoorzitter Kengo wa Dondo, scheidend Kamervoorzitter Kamerhe, Premier Muzito, Minister Kamitatu van Plan en lokale vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap. In Goma (Noord-Kivu) en Bukavu (Zuid-Kivu) sprak ik met Gouverneur Paluku van Noord-Kivu en Gouverneur Muderwa van Zuid-Kivu en met VN-medewerkers ter plaatse.

Bevindingen

De veiligheidssituatie in Noord-Kivu is aanmerkelijk beter dan in november 2008, toen de opmars van het CNDP had geleid tot een enorme toename van het aantal ontheemden, die nauwelijks bereikbaar waren voor humanitaire hulp. Sinds het accoord tussen CNDP en Congolese autoriteiten in maart van dit jaar hebben zich geen grootschalige geweldsuitbarstingen meer voorgedaan en is de terugkeer van ontheemden geleidelijk op gang gekomen. De toegang tot ontheemden is verbeterd, maar frequente geweldsincidenten van gewapende groepen en bendes tegen humanitaire hulpverleners blijven de hulpverlening hinderen. De pogingen van de FDLR om te terug te keren naar de bases waarvan zij in februari verdreven waren, gaan soms gepaard met intimidatie en represailleaanvallen tegen de lokale bevolking. Ook de versnelde integratie van het CNDP en andere gewapende groepen in het Congolese leger (FARDC) vormt een bedreiging voor de veiligheidheid van de burgerbevolking. Achterstallige salarisbetalingen en gebrek aan voedsel en huisvesting werken misdragingen van regeringsmilitairen in de hand en kunnen aanleiding zijn voor voormalige CNDP-leiders om het leger te verlaten en eigen milities op te zetten.

Zorgelijk is de situatie in Zuid-Kivu; waar in Noord-Kivu sprake is van een daling van het aantal ontheemden, neemt hun aantal in Zuid-Kivu toe, met name in het noorden van de provincie. Het moeizaam verlopende integratieproces en de gezamenlijke militaire operatie die MONUC en FARDC zijn gestart tegen de FDLR leiden in Zuid-Kivu tot een toename van schermutselingen tussen leger en gewapende groepen en intimidatie van de lokale bevolking.

Door constant terugkerende wraakacties van de FDLR en de toename van sexueel geweld door de FARDC en andere gewapende troepen tegen de lokale bevolking, is het leven in de Kivu’s er niet veiliger op geworden. De VN heeft Joint Protection Teams opgezet om beter in staat te zijn de burgerbevolking hiertegen te beschermen. EU (EUSEC) en MONUC bieden ondersteuning om de versnelde integratie tot een goed einde te brengen en salarisbetaling aan militairen veilig te stellen. Nederland financiert de bouw van militaire barakken in Zuid-Kivu om militairen buiten de burgergemeenschappen te huisvesten.

De bestrijding van seksueel geweld blijft een centraal onderdeel van de Nederlandse inzet. Nederland ondersteunt de ngo Search for Common Ground die training verzorgt aan militairen op het gebied van geweld tegen vrouwen. In Bukavu woonde ik een trainingssessie bij, waar een Congolese overste met behulp van mobile cinema militairen bijbracht dat seksuele misdragingen niet passen binnen een professioneel leger en dat verdachten vervolgd zullen worden.

Hoopgevend is dat President Kabila in juli, na een gesprek met Human Rights Watch, publiekelijk een zero tolerance beleid tegen seksueel geweld heeft afgekondigd. Sinds juli is er een toename van het aantal zaken tegen militairen; een van die zaken heeft reeds geleid tot veroordeling van twee hogere officieren.

Daarnaast financiert Nederland een pilot project van de ngo’s Heal Africa en de American Bar Association in Maniema, waarmee de toegang van slachtoffers tot rechtspraak wordt vergroot. Ook is Nederland trekker van de gezamenlijke werkgroep van overheid en donoren op het gebied van seksueel geweld; in dat kader werkt Nederland met de voornaamste bilaterale donoren op dit gebied aan een gezamenlijk financieringsmechanisme voor activiteiten ter bestrijding van seksueel geweld. Dit moet zorgen voor betere coördinatie en samenhang in de wirwar aan donorinitiatieven tegen seksueel geweld.

Het fragiele stabilisatieproces in het oosten speelt zich af tegen de achtergrond van economische crisis en politieke instabiliteit die zich vooral in Kinshasa laten voelen. Ik heb geconstateerd dat betere coördinatie binnen de internationale gemeenschap dringend noodzakelijk is. In de eerste plaats om de politieke dialoog te versterken: in het licht van de politieke tendenzen in Kinshasa en de dramatische financieel-economische situatie, moet de internationale gemeenschap eensgezind zijn in de boodschappen die zij afgeeft aan het leiderschap in Kinshasa. In de tweede plaats is betere coördinatie en een goede werkverdeling nodig op het gebied van legerhervorming, staatsopbouw en sociaaleconomische wederopbouw, juist met het oog op de stabilisatie van Oost-Congo.

Ik heb bij mijn Congolese gesprekspartners aangedrongen op versterking van de rechtsstaat en respect voor de beginselen van een parlementaire democratie. Bij de vertegenwoordigers van MONUC heb ik aangedrongen op grotere betrokkenheid van lokale autoriteiten bij de implementatie van de VN-stabilisatiestrategie voor Oost-Congo, waaraan Nederland in december 2007 als eerste donor heeft bijgedragen. Ik acht de betrokkenheid van lokale autoriteiten en organisaties van belang om zo goed mogelijk in te spelen op de lokale behoeften en mogelijkheden. Daardoor kunnen we sneller tastbaar resultaat laten zien aan de lokale bevolking en tegelijk het vertrouwen in de lokale autoriteiten versterken. Dat zou een belangrijk onderdeel moeten zijn van MONUC’s exit strategie.

Vervolgstappen

Ik heb bij de VN in New York aangedrongen op effectiever optreden van MONUC, en vooral ook bij het bescherming van de burgerbevolking, en betere samenwerking met lokale autoriteiten en organisaties voor de stabilisatie van Oost-Congo. Ik heb het belang daarvan ook onderstreept tijdens de gesprekken die ik in New York heb gevoerd met Europese collega’s en recentelijke tijdens mijn bezoek aan Brussel met Commissaris De Gucht en mijn Belgische collega Michel.

Nederland zal zich daarnaast inzetten voor betere coördinatie binnen de EU, op het gebied van zowel politieke dialoog als stabilisatie en hervorming van de veiligheidssector. De EU kan op deze dossiers een voortrekkersrol spelen, middels de artikel-8 dialoog en EUSEC en EUPOL, de EVDB-missies die belast zijn met de coördinatie op het gebied van leger- en politiehervorming.

Burundi

Gesprekspartners

In Burundi heb ik uitgebreid gesproken met President Nkurunziza. Mede namens de Ministers Verhagen en Van Middelkoop heb ik een Memorandum of Understanding (MoU) getekend voor meerjarige samenwerking voor de ontwikkeling van de veiligheidssector. Verder sprak ik met de Ministers voor Externe Betrekkingen en Internationale Samenwerking, Defensie en Oud-Strijders, en Publieke Veiligheid. Ook heb ik de voorzitters gesproken van vier parlementaire politieke partijen. Tot slot heb ik het nieuwe Nederlandse ambassadekantoor in Bujumbura geopend.

Bevindingen

Mijn onderstaande bevindingen moeten gelezen worden in vervolg op en als nadere uitwerking van de toelichting over begrotingssteun aan Burundi in mijn brief van 3 juli jl. (29237, nr. 101).

Wat Burundi de afgelopen jaren heeft bereikt, is opmerkelijk als men de recente geschiedenis van het land in ogenschouw neemt. De burgeroorlog die van 1993-2004 heeft geduurd, heeft diepe sporen nagelaten: een getraumatiseerde bevolking, een overheid die over zeer weinig capaciteit beschikt en een economie die van de grond af aan opgebouwd moet worden. Er is een regering gevormd uit partijen van voormalige vijanden, die nu met elkaar moeten samenwerken. Ondanks alle politieke problemen heeft de regering de politieke en etnische balans weten te bewaren. Gevallen van banditisme vormen nog steeds een groot probleem, maar de veiligheidssituatie in zijn algemeenheid is de afgelopen jaren sterk verbeterd, zeker na de terugkeer van de FNL-leiding naar Burundi. Het leger is op dit moment een factor van stabiliteit in Burundi, wat een prestatie van formaat mag heten, aangezien dit leger is opgebouwd uit zowel reguliere legereenheden als voormalige rebellen. Met de akkoorden over de integratie van de FNL in leger en politie en de registratie van de FNL als politieke partij heeft ook de laatste rebellenbeweging in Burundi opgehouden te bestaan.

Dat betekent niet dat het vredesproces als afgerond en onomkeerbaar kan worden beschouwd. Naarmate de verkiezingen van 2010 dichterbij komen, nemen politieke spanningen toe. Enkele geweldsincidenten hebben zich al voorgedaan. De Burundese leiders, de onafhankelijke kiescommissie en ook de internationale gemeenschap zullen zich in moeten blijven zetten om de rust in het land te bewaren en te zorgen voor een open en eerlijk verkiezingsproces. Daarnaast bestaat er zorg over de reïntegratie in de samenleving van oud-FNL-strijders die niet worden opgenomen in leger of politie.

Ik heb daarover uitvoerig en openhartig gesproken met President Nkurunziza, aan de hand van de Nederlands-Noorse beoordeling van de politieke ontwikkelingen in Burundi. Die beoordeling is opgesteld om te komen tot een gezamenlijk besluit over voortzetting van de begrotingssteun. Overeenkomstig ook de wens van uw Kamer heb ik duidelijke afspraken gemaakt over de randvoorwaarden die aan die begrotingssteun gesteld zijn. In eerder genoemde brief van 3 juli jl. berichtte ik u reeds over de doelen en randvoorwaarden van begrotingssteun aan Burundi. Ik benadruk hier nogmaals dat deze randvoorwaarden specifiek fragiele staten betreffen: committering van de Burundese regering aan de bevordering van politieke stabiliteit, verlening van basisvoorzieningen en armoedebestrijding, veiligheid voor de mensen en politieke dialoog. Verder dienen de IMF-evaluaties omtrent macro-economische stabiliteit positief te zijn. In mijn gesprek met President Nkurunziza heb ik mede namens Noorwegen aandacht gevraagd voor vier specifieke punten. In de eerste plaats het belang van politieke inclusiviteit, waaronder registratie van partijen als FNL en MSD. Vervolgens het belang van veiligheid. Ten derde het belang van de rechtsstaat, waarin geen plaats kan zijn voor politiek gemotiveerde arrestaties. En tenslotte heb ik een klemmend beroep op de President gedaan om de strafbaarstelling van homoseksualiteit niet op te nemen in de nieuwe strafwet. Minister Verhagen heeft eenzelfde oproep gedaan, in een brief van hem en de Franse Minister voor de Mensenrechten, Yade.

Op een aantal punten van deze randvoorwaarden is voortgang geboekt. Zoals ik hierboven al zei, verloopt het vredesproces uitzonderlijk goed en is aan de politieke inclusiviteit inderdaad invulling gegeven. Een onafhankelijke kiescommissie is opgericht en operationeel; een kieswet is afgekondigd. De FNL en oppositiebewegingen zijn als politieke partij erkend. Het beheer van de overheidsfinanciën maakt goede vorderingen, het ondernemersklimaat is verbeterd, en de overheidsbestedingen aan de PRSP-prioriteiten groeien ten opzichte van vorige jaren. De daders van de albinomoorden zijn gearresteerd, en in de afgelopen maanden hebben zich geen nieuwe gevallen van moord of verminking voorgedaan. De politieke situatie in Burundi is nog altijd stabiel, en daarmee is het primaire beleidsdoel van de Nederlandse begrotingssteun aan Burundi bereikt.

De ondertekening van het MoU inzake Security Sector Development (SSD) is het startsein voor een samenwerkingsverband van in principe acht jaar waarbij Nederland de ontwikkeling van de Burundese veiligheidssector ondersteunt. Dit krijgt zowel op strategische als projectmatige wijze gestalte. Op het moment gaat de aandacht met name uit naar het Burundese leger en de politie, maar ook het parlementair en civiel toezicht zal hierin worden betrokken. De huidige activiteitenportefeuille is in eerste instantie opgezet voor twee jaar, en wordt onder meer gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds met een mix van ODA en non-ODA middelen. In mijn antwoord op eerdere kamervragen van het lid Boekestijn

(2009Z07110) ben ik reeds uitgebreider ingegaan op de financieringsbronnen voor de veiligheidssectorontwikkeling in Burundi. Het MoU vormt tevens de basis voor de dialoog op ministerieel niveau over de veiligheidssector (Comité politique). Aan Burundese zijde nemen daaraan deel de ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en Publieke Veiligheid; aan Nederlandse zijde de ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking. Centraal staan beginselen van de rechtsstaat, goed bestuur, respect voor de mensenrechten en professionaliteit van de veiligheidsorganisaties. Tijdens mijn bezoek heb ik een begin gemaakt met deze dialoog. We spraken over de organisatie en beveiliging van de verkiezingen, over de bestrijding van banditisme, jeugdmilities en kleine wapens, en over de integratie van FNL in leger en politie.

Tijdens de Ronde Tafel met de voorzitters van vier parlementaire partijen werd duidelijk dat zij zich vooral zorgen maken over de voorbereiding van de verkiezingen van 2010 en over de noodzaak van dialoog met regeringspartij CNDD-FDD. De verkiezingen werden gezien als belangrijk ijkpunt om te bezien of Burundi daadwerkelijk voortgang heeft geboekt. Om de verkiezingen te laten slagen, moet de veiligheid gegarandeerd worden, onder andere door gedegen voorbereiding van de politie op hun rol daarbij. Daarnaast is ondersteuning van de onafhankelijke kiescommissie nodig om manipulatie van de verkiezingen te voorkomen.

Vervolgstappen

Met President Nkurunziza is afgesproken dat nauw contact onderhouden wordt over de voortgang op de besproken punten. Via bilaterale gesprekken met de Burundese regering maar ook in EU-verband (onder meer via de Art. 8-dialoog) wordt daar invulling aan gegeven. Op basis van de gemaakte voortgang op bovengenoemde randvoorwaarden zal ik, in nauwe afstemming met de Wereldbank en Noorwegen een besluit nemen over de begrotingssteun voor 2009. In de besluitvorming zal ook informatie van internationale en nationale organisaties en samenwerkingsverbanden worden meegewogen.

De uitvoering van het SSD-MoU is in volle gang. In de brief van 10 juli jl. (31787, nr. 5) ben u reeds uitgebreid geïnformeerd over de opzet en uitvoering van deze veiligheidssamenwerking. Inmiddels zijn zowel bij het leger als bij de politie managementteams ingesteld en programmamanagers geplaatst. Enkele leger- en politieactiviteiten zijn uitgerold, zoals de samenwerking tussen de Nederlandse en Burundese genie en een wapenopslagproject voor de politie. Andere activiteiten worden nog verder uitgewerkt, zoals de sectordoorsnijdende projecten.

De Europese Unie werkt momenteel aan een gezamenlijke Europese strategie voor de komende 18 maanden ten aanzien van Burundi. In juli hebben het secretariaat generaal van de Europese Raad, de Europese Commissie en de EU-Speciaal Vertegenwoordiger voor de Grote Meren een concept document opgesteld. Momenteel wordt een nieuwe versie daarvan besproken met de lidstaten. Met mijn Belgische collega Michel heb ik vorige week uitvoerig gesproken over de gezamenlijke Europese visie en strategie. Nederland blijft zich inzetten om te komen tot een gezamenlijke EU-positie over ondersteuning en waarneming van het verkiezingsproces. De EU-strategie behelst verder de gezamenlijke inzet op sociaaleconomisch en mensenrechtenvlak.

Rwanda

Gesprekspartners

In Kigali heb ik uitgebreid gesproken met Minister Museminali van Buitenlandse Zaken en Minister Musoni van Financiën. Gesproken is over het Nederlandse besluit om geen algemene begrotingssteun aan Rwanda te verlenen, over de huidige situatie in Oost-Congo en over de verbreding van de bilaterale relatie: naast ontwikkelingssamenwerking ook handelsbevordering en justitiële samenwerking.

Bevindingen

Het was een zeer openhartig en constructief overleg in vervolg op mijn vorige bezoek van eind november 2008. Ik heb nogmaals uiteengezet wat de achtergrond was van mijn besluit om geen algemene begrotingssteun aan Rwanda te geven. Bij mijn vorige bezoek was ik er niet van overtuigd dat Congo en Rwanda al het mogelijke deden om een eind te maken aan de humanitaire noodsituatie in Oost-Congo. Mijn twijfel werd bevestigd door het rapport van de VN expertgroep over de naleving van het wapenembargo, dat op 10 december 2008 bekend werd. Rwanda was ongelukkig over mijn besluit en de publiciteit die het heeft opgeleverd, op een voor Rwanda ongelukkig tijdstip: net nadat met Congo overeenstemming was bereikt over de gezamenlijke aanpak van gewapende groepen in Oost-Congo. Dit akkoord vormde de basis van de gezamenlijke militaire operatie die in februari van dit jaar is uitgevoerd.

Van beide zijden is de behoefte uitgesproken aan een nog intensievere politieke diaoog en wederzijdse transparantie. Dat is nodig om het wederzijds vertrouwen te herstellen en invulling te geven aan een zakelijker, contractuele relatie. Die relatie moet verder reiken dan ontwikkelingssamenwerking: ook de samenwerking op handels- en justitieel gebied kan geïntensiveerd worden, evenals contacten tussen parlementariërs. Dat betekent beslist niet dat Rwanda af wil van Nederlandse ontwikkelingshulp, zo bevestigden beide ministers, maar dat Rwanda samen met Nederland wil werken aan modernisering van de partnerschaprelatie. In de woorden van Minister Musoni: “we willen een partnerschap dat er uiteindelijk toe leidt dat ontwikkelingshulp niet langer relevant is.”

Bij een zakelijke, contractuele relatie hoort een open en kritisch-constructieve dialoog over te behalen en behaalde resultaten en over basisvoorwaarden voor de samenwerking, de “underlying principles”. Die basisvoorwaarden zijn vastgelegd in het Memorandum of Understanding dat Rwanda en de gezamenlijk begrotingssteundonoren hebben getekend en hebben betrekking op de kwaliteit van binnenlandse verantwoordingsprocessen, inclusiviteit van bestuur en beleid, naleving van mensenrechten en committering aan regionale vrede en veiligheid. Ik heb afgesproken daarover vaker contact te hebben met mijn Rwandese gesprekspartners.

Rwanda heeft in recente jaren ontegenzeggelijk voortgang geboekt. Op het gebied van regionale vrede en veiligheid biedt de gestage verbetering en normalisatie van de betrekkingen tussen de DRC en Rwanda hoop op een structurele verbetering van de leefomstandigheden van de bevolking in Oost-Congo. De eerste officiële bilaterale ontmoeting tussen de presidenten Kagame (Rwanda) en Kabila (DRC) op donderdag 6 augustus jl. in Goma bevestigt dit beeld. De presidenten bespraken de stabiliteit en de veiligheidssituatie in Oost-Congo. Daarnaast werd de wens geuit om samen te werken op met name regionaal-economisch gebied.

De Rwandese regering heeft de afgelopen jaren een duidelijk commitment laten zien met betrekking tot economische wederopbouw en armoedebestrijding en heeft - mede op aandringen van de donorgemeenschap - het armoedebestrijdingsbeleid aangescherpt.

Zo blijkt uit de beleidsevaluatie van de Rwandese regering en de begrotingssteundonoren, die werd afgesloten op 22 april jl., dat de prestaties over 2008 indrukwekkend zijn. In veel gevallen overtroffen de resultaten de gestelde doelen. Zowel in de sociale als in de economische en juridische sector, die voor Nederland prioritair zijn. Op de Doing Business Index van 2010 is Rwanda de snelste stijger ooit: van de 143e naar de 67e plaats. Daarmee staat Rwanda hoger dan landen als Polen, Tsjechië, Italië en China. Als hoofddonor in de private sector ontwikkeling is Nederland medeverantwoordelijk voor het creëren van een gunstig ondernemingsklimaat in Rwanda. Via steun aan de International Finance Corporation en het fonds Investment Climate Facility (ICF) heeft Nederland substantieel bijgedragen aan het behaalde resultaat.

Uiteraard bestaat er ook nog een groot aantal zorgpunten, vooral als het gaat om politieke vrijheden. Op het gebied van mensenrechten geeft de de concept Penal Code aanleiding tot zorg vanwege de strafbaarstelling van het aanzetten tot homoseksueel gedrag. Daarnaast vormt de wet op genocide-ideologie een probleem vanwege de vage delictsomschrijving. Dat maakt oneigenlijk gebruik van deze strafgrond mogelijk bij voorbeeld om politieke of economische rekeningen te vereffenen. Dat leidt tot zelfcensuur en daarmee tot een beperking van de vrijheid van meningsuiting en de politieke ruimte. Deze zorgpunten vormen dan ook een belangrijk onderdeel van de, geïntensiveerde, politieke dialoog met de Rwandese regering.

Vervolgstappen

Met Rwanda is afgesproken om de bilaterale contacten op ministersniveau te intensiveren. De mogelijkheden voor verdere justitiële samenwerking worden onderzocht. Daarnaast zal worden nagegaan of er bij het Nederlandse bedrijfsleven belangstelling bestaat voor een handelsmissie naar Rwanda. Een aanstaand bezoek van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken aan Rwanda wordt zeer op prijs gesteld.

Conclusie

De Grote Merenregio verdient de voortdurende aandacht van de internationale gemeenschap. Zolang de onderliggende oorzaken van conflict niet structureel worden aangepakt, blijft de kans op terugval in grootschalig gewapend conflict bestaan. Ik concludeer echter dat de kans daarop is afgenomen door de aansluiting van de laatste rebellenbeweging FNL bij het vredesproces in Burundi en de verbetering van de betrekkingen tussen de landen in de regio, met name tussen Rwanda en Congo; en dat er meer mogelijkheden bestaan voor verdere regionale samenwerking, op zowel politiek, militair als economisch vlak. Ik constateer ook dat er meer bereidheid en openheid is voor een constructief-kritische dialoog, met name in Rwanda, maar ook bij lokale leiders in het oosten van de DRC. Om daar effectief gebruik van te maken zal de internationale gemeenschap veel eensgezinder moeten optreden. Daar liggen kansen voor de EU, zowel op het gebied van de intensivering van de politieke dialoog, als op het gebied van donorharmonisatie, regionale integratie en veiligheidssectorontwikkeling. Nederland zal in de verschillende fora actief inzetten op de versterking van de EU-coördinatie op die gebieden en op het vergroten van de effectiviteit van het optreden van de internationale gemeenschap in de Grote Merenregio.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders