Kamerbrief inzake de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009

Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister-President, de geannoteerde agenda aan voor de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans

Geannoteerde agenda van de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009

De Europese Raad zal spreken over de voortzetting van het ratificatieproces van het verdrag van Lissabon en zich beraden over de kandidaatvoorzitter voor de Commissie. De Europese Raad spreekt vervolgens over de financieel-economische en sociale situatie alsmede klimaatverandering. Tijdens het diner van de ministers van Buitenlandse Zaken zal worden gesproken over Pakistan en Afghanistan en over veiligheidsbeleid.

De RAZEB van 15 juni zal de ontwerpconclusies van de Europese Raad bespreken. Met het verslag van de RAZEB zullen deze aan Uw Kamer worden toegestuurd.

Institutionalia

Door de Europese Raad van 11/12 december jl. is, in ruil voor de toezegging dat Ierse regering een tweede referendum over het Lissabonverdrag zal houden, toegezegd dat de noodzakelijke juridische garanties zullen worden afgegeven op de punten belastingen, EVDB (neutraliteit), leven, onderwijs en gezin, en werknemersrechten. De uitwerking, zo werd bepaald, moet medio 2009 zijn afgerond. Het is de bedoeling van het voorzitterschap om tijdens de Europese Raad de teksten van deze juridische garanties vast te stellen.

De besprekingen over deze teksten zijn nog in volle gang. De Ierse regering heeft er inmiddels mee ingestemd dat alle garanties ‘in overeenstemming met het (Lissabon)verdrag’ zullen zijn. Bij de beoordeling van de door Ierland voorgestelde teksten let het kabinet erop dat in het algemeen de teksten geen afbreuk doen aan het juridische grondbeginsel dat EU-recht voorrang heeft boven nationaal recht, geen afbreuk doen aan de vrijheid van lidstaten om kwesties rond het recht van leven nationaal te regelen en geen afbreuk doen aan het op instigatie van het kabinet aan het Lissabonverdrag gehechte protocol betreffende de diensten van algemeen belang. Andere lidstaten hebben ook hun aandachtspunten, bijvoorbeeld inzake het geen speciale status geven aan Ierland voor wat betreft de neutraliteitskwestie.

Het streven is erop gericht om tijdens de Europese Raad een oplossing te vinden die geen geweld doet aan het Europese recht, voor alle lidstaten met de verschillende zorgen aanvaardbaar is en de Ierse regering voldoende middelen verschaft om een overtuigende campagne in de aanloop naar het tweede referendum te kunnen voeren.

Ook is de Europese Raad van 11/12 december jl. overeengekomen om onmiddellijk na de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2009 te beginnen met het proces van benoeming van de Commissie, met name van de voorzitter.

Dit benoemingsproces loopt als volgt: de Europese Raad draagt bij gekwalificeerde meerderheid (toevoeging Lissabonverdrag: met inachtneming van de EP-verkiezingen en na passende consultaties) een kandidaat-voorzitter voor bij het EP. Deze voordracht wordt daarna goedgekeurd door het EP met volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen (Lissabonverdrag: van zijn leden).

Omdat de samenstelling van de Commissie als geheel verschilt onder ‘Lissabon’ en ‘Nice’ kan pas na het tweede Ierse referendum de lijst van overige kandidaat-commissieleden door de Raad worden vastgesteld. Maar op 1 november loopt het mandaat van huidige Commissie af. De voorbereiding van de lijst van kandidaat-Commissieleden moet derhalve al in de komende maanden ter hand worden genomen. Daarom is het de bedoeling van het voorzitterschap om tijdens deze Europese Raad de kandidaat-Commissievoorzitter aan het EP voor te dragen. Immers, het is van belang dat nu na de EP-verkiezingen gedurende de overgangsperiode naar een nieuwe Commissie er een continue gesprekspartner voor het nieuwe EP is en de beoogde nieuwe Commissievoorzitter snel zijn voorbereidende consultaties met EP en lidstaten over de samenstelling van de nieuwe Commissie kan aanvangen.

Zoals u bekend is het kabinet voorstander van een tweede termijn van de huidige Commissievoorzitter Barroso.

Financieel-economische en sociale situatie

Wederom zal een groot gedeelte van de Europese Raad gewijd zijn aan de financieel-economische en sociale situatie. De nadruk zal hierbij in de eerste plaats liggen op een inventarisatie van de stand van zaken bij de implementatie van eerder overeengekomen maatregelen op nationaal, Europees en mondiaal niveau.

De Europese Raad zal in dit kader stilstaan bij de voortgang van de genomen maatregelen ter verzekering van de financiële stabiliteit. Uit rapportage van de Ecofin Raad blijkt dat de EU-lidstaten inmiddels op een gecoördineerde wijze ongeveer 31% van het Europese BBP hebben ingezet voor de reddingsmaatregelen in de financiële sector (onder andere in de vorm van garanties en herkapitalisatie). Tot dusverre zijn deze maatregelen doelmatig gebleken om de stabiliteit van de financiële sector te herstellen en een verdere inkrimping van de kredietvoorziening te voorkomen. De financiële sector staat nog steeds onder druk, onder andere vanwege de negatieve economische ontwikkelingen. De lidstaten dienen daarom alert te blijven om, indien noodzakelijk en afhankelijk van de situatie per lidstaat, in de toekomst additionele maatregelen te nemen. Zo zijn steeds meer lidstaten nu ook maatregelen aan het nemen met betrekking tot de zogenaamde impaired assets (slecht-verhandelbare activa). Nederland steunt dergelijke maatregelen waar zij nodig zijn en hecht veel waarde aan de bestaande coördinatie daarvan.

Naast stock-taking ten aanzien van de reddingsmaatregelen voor de financiële sector, zal de Europese Raad spreken over de implementatie van het Europees economisch herstelplan. De budgettaire stimulering bedraagt circa 5% van het Europese BBP in 2009-2010. De vrije val waarin de Europese economie terecht was gekomen lijkt mede hierdoor afgeremd te zijn. Het is nu zaak om de lijn omhoog weer te vinden.

De terugval van de economische groei heeft gaten geslagen in de begrotingen van de lidstaten van de Europese Unie. Nederland vindt het in dit kader belangrijk dat de overheidsfinanciën van de lidstaten na de crisis weer terugkeren naar een houdbaar pad, conform het Stabiliteits- en Groeipact. Het gaat er daarbij ook om dat er maatregelen worden getroffen die de overheidsfinanciën structureel schokbestendiger maken.

Nederland staat zeer positief tegenover de voorstellen van de Commissie ter versterking van Europees financieel toezicht. De Commissie heeft na de voorstellen van De Larosière goed doorgepakt en is gekomen met solide plannen. Het is nu van groot belang dat er op de aankomende Europese Raad ambitieuze conclusies worden aangenomen in lijn met de conclusies van de Ecofin Raad van 9 juni jl., die voorzien in de oprichting van een European Systemic Risk Board (ESRB) voor het uitvoeren van macroprudentieel (systeem) toezicht en het oprichten van een European System of Financial Supervisors (ESFS) voor het uitvoeren van microprudentieel en gedragstoezicht.

De Europese Raad zal spreken over de implementatie van de gemaakte afspraken tijdens de laatste G20-top in Londen. Deze bijeenkomst draaide met name om economische stabilisatie en herstel en zette een aantal piketpaaltjes ten aanzien van onder andere protectionisme, groen herstel en de regulering van financiële markten. Nederland vindt het nuttig om nu in Europees verband te kijken waar we staan. Tijdens de volgende mondiale topbijeenkomst in Pittsburgh zal waarschijnlijk ook een groot deel van de tijd gewijd worden aan de monitoring en implementatie van de gemaakte afspraken.

Begin juni is een Commissiemededeling over werkgelegenheid verschenen. De Europese Raad zal zich hierover buigen. De mededeling bevat onder andere ideeën voor maatregelen op lidstaatniveau zoals werktijdverkorting, vroegtijdige bemiddeling en (om)scholing en meer stageplaatsen voor jongeren. In de mededeling wordt ook een versnelling van ESF-betalingen aangekondigd voor 2009-2010. Nederland is van mening dat de Commissie zo snel mogelijk duidelijkheid over de financiële consequenties van deze versnelling moet verschaffen.

Klimaatverandering

In de Voorjaarsraad is besloten dat de EU ruim voor de klimaattop in Kopenhagen haar onderhandelingsinzet zal bepalen ten aanzien van de instrumenten van financiering van internationaal klimaatbeleid, de details van de bijdrage van de EU, en de lastenverdeling binnen de EU. De Commissie zal na de zomer voor deze drie besluiten concrete voorstellen doen.

Door de Ecofin Raad zijn inmiddels voorstellen gedaan voor een aantal uitgangspunten voor de internationale klimaatfinanciering en lastenverdeling. De voorkeur van Nederland gaat hierbij uit naar een systeem waarin de mondiale verdeelsleutel in principe ook van toepassing is voor de EU-verdeling, waarbij draagkracht en verantwoordelijkheid voor emissies leidend zijn. In de Ecofin Raad van 9 juni jl. heeft Nederland bereikt dat deze twee principes inderdaad in de conclusies zijn vastgelegd. Wel is er nog een voorbehoud gemaakt voor de interne lastenverdeling binnen de EU. Ten slotte heeft de Ecofin Raad het belang onderkend van internationale financiering voor het opstellen van de low carbon development strategies van de ontwikkelingslanden.

Nederland zal zich in de Europese Raad ervoor inzetten dat dit belangrijke resultaat behouden blijft. Daarnaast wil Nederland dat wordt vastgelegd dat de Europese Raad in oktober haar positie inzake het vraagstuk van de financiering van internationaal klimaatbeleid verder concretiseert.

Hieronder volgt nadere informatie over het verloop van de internationale klimaatonderhandelingen en over financieringsopties, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer van 11 juni jl.

In de internationale klimaatonderhandeling wordt gesproken over de vraag hoe de financiële lasten verdeeld kunnen worden over de landen en welke bronnen van financiering het beste kunnen worden aangewend. Er zijn verschillende opties voor mogelijke financieringsmechanismen. In de VN-onderhandelingen heeft Mexico een mechanisme op basis van contributie voorgesteld. De EU ziet hierin zekere voordelen vanuit het oogpunt van een eerlijke en voor alle landen geldende verdeling van lasten. Ook het Noorse voorstel is een optie die door de EU in overweging genomen wordt. Het beheer en de distributie van de fondsen zou kunnen geschieden via de mechanismen van het UNFCCC, door andere multilaterale en bilaterale instellingen buiten het verdrag of door een combinatie van beide.

Uiteindelijk gaat het in Kopenhagen om een akkoord op drie hoofdpunten:

  1. bindende en eerlijke mitigatiedoelen van de ontwikkelde landen;
  2. adequate mitigatieacties van de ontwikkelingslanden (de armste landen uitgezonderd);
  3. financiering, capaciteitsopbouw en technologieontwikkeling ten behoeve van het klimaatbeleid van de ontwikkelingslanden.

Uiteraard dient ieder van deze punten meetbaar, verifieerbaar en rapporteerbaar te zijn.

Wat de mitigatiedoelen van de ontwikkelde landen betreft, houdt de EU vast aan haar 20%-doel en aan haar bereidheid dat doel te verhogen tot 30% bij een voldoende ambitieus akkoord in Kopenhagen Of dat laatste mogelijk is, zal moeten blijken. Met name de VS en Australië hebben in de afgelopen maanden stappen gezet in de goede richting.

De druk op ontwikkelingslanden om te komen tot mitigatieacties is sterk toegenomen. Met name het concept van de “low carbon development strategies” is in toenemende mate bespreekbaar als vehikel voor reductie-inspanningen van ontwikkelingslanden. De grote ontwikkelingslanden, zoals China en India, zullen vermoedelijk hun kaarten tot het laatst toe voor de borst houden.

Het financieringsvraagstuk staat inmiddels zeer hoog op de agenda. De EU vervult hier een brugfunctie met het doel de impasse in de internationale onderhandelingen te doorbreken.

De afgelopen twee weken heeft in Bonn de jongste onderhandelingsronde op ambtelijk niveau plaatsgevonden. De Minister van VROM zal u het verslag van deze bijeenkomst zo spoedig mogelijk toesturen. Het zal duidelijk zijn dat onderhandelingen tussen alle landen van de VN gecompliceerd zijn. Niettemin is een belangrijke positieve stap dat alle landen nu bereid zijn te onderhandelen over een concrete verdragstekst, opgesteld door het voorzitterschap. Het bestaan van die tekst dwingt nu alle landen hun wensen te concretiseren in de vorm van tekstvoorstellen. Vooral de groep ontwikkelingslanden heeft het daarmee niet makkelijk, gezien de diversiteit aan belangen in die groep. Nu er een gemeenschappelijk werkdocument op tafel ligt, zijn de inhoudelijke onderhandelingen begonnen op weg naar een akkoord in Kopenhagen. In augustus zal tijdens een informele onderhandelingsronde worden gewerkt aan oplossingen voor de openstaande punten. Daarnaast vormen de bijeenkomsten in Bonn een zeer druk diplomatiek circuit, waar in vele bilaterale onderhandelingen gezocht wordt naar oplossingen. Zo wordt in de wandelgangen de ruimte gezocht die aan de onderhandelingstafel nog niet wordt prijsgegeven.

Belangrijke momenten in het onderhandelingsproces richting de top in Kopenhagen zijn naast de Raden en Europese Raad, de UNFCCC onderhandelingsrondes in augustus, oktober en voorafgaand aan de top in december, het Major Economies Forum, en marge van de G8 top in juli in Italië en de high level bijeenkomst tijdens de Algemene Vergadering van de VN in september.

Illegale immigratie

Tijdens de Europese Raad zal op verzoek van de Quadro-groep (Italië, Malta, Cyprus, Griekenland) ook kort gesproken worden over illegale immigratie in het Middellandse Zeegebied. Nederland heeft begrip voor de lastige situatie in de Middellandse Zeeregio en is bereid ondersteuning te bieden onder meer op het gebied van het uitlenen van expertise. Nederland is voorstander van snelle voortgang bij de totstandkoming van een Europees gemeenschappelijk asielbeleid, waarbij ook op het vraagstuk van de lastenverdeling van asielzoekers (burden sharing) zal worden in gegaan.

Afghanistan / Pakistan

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen bij de Europese Raad spreken over de situatie in Afghanistan en Pakistan en over hoe het geïntegreerde EU-beleid gericht op de stabiliteit en veiligheid in beide landen verder verbeterd kan worden.

Ten aanzien van Afghanistan zal de discussie vooral in het teken staan van de voorbereiding van de aanstaande presidentiële en provinciale verkiezingen. Er zal daarbij ook over mensenrechten en de ontwikkeling van de rechtsstaat worden gesproken, mede in het licht van de inspanningen van de EUPOL-missie op dat vlak. Nederland zal pleiten voor een gecoördineerde inzet van de instrumenten die de EU tot haar beschikking heeft. Nederland zal daarnaast ook benadrukken dat er meer prioriteit gegeven moet worden aan de capaciteitsopbouw van de Afghaanse overheid. Tevens zal Nederland het belang van de centrale coördinerende rol van UNAMA benadrukken.

Ten aanzien van Pakistan zal het EU-voorzitterschap een terugkoppeling geven van de uitkomsten van de EU-Pakistan top die op 17 juni zal plaatsvinden. De stabiliteit in Pakistan is van groot strategisch belang voor de gehele regio en de regering ondersteunt dan ook de intensivering van de EU-relaties met Pakistan. Ook zal worden gesproken over eventuele handelsmaatregelen ten gunste van Pakistan, waar met name het Verenigd Koninkrijk voor pleit. Vanuit politiek perspectief is het wenselijk Pakistan uitzicht te bieden op mogelijke vrijhandelsbesprekingen met de Europese Unie. Pakistan moet dan wel aan de voorwaarden voldoen.

Veiligheidsbeleid

Ter voorbereiding op de informele ministeriële OVSE-bijeenkomst in Corfu op 27-28 juni zullen de ministers van Buitenlandse Zaken spreken over de plannen van de Russische president Medvedev voor de toekomst van de Europese veiligheid, waarvan de kern is te komen tot een nieuw institutioneel raamwerk voor de aanpak van gezamenlijke Europese veiligheidsdreigingen.

Voor Nederland is een eensgezinde reactie van EU-lidstaten en NAVO-bondgenoten op de voorstellen van president Medvedev essentieel. Nederland onderkent daarbij de noodzaak van het voeren van een constructieve veiligheidsdialoog met Rusland en neemt dan ook een positieve grondhouding in ten aanzien van de dialoog. Dit neemt niet weg dat de discussie gevoerd moet worden binnen de volgende parameters: de bestaande instituties (EU, NAVO, OVSE) functioneren naar behoren en behoeven geen alternatief; de trans-Atlantische band is de hoeksteen van veiligheid in Europa; Europese veiligheid moet op een “alomvattende” manier worden bezien en respect voor en implementatie van bestaande verplichtingen (het OVSE-acquis) moeten het uitgangspunt vormen.