Kamerbrief inzake een verzoek van de Eerste Kamer over EU- en VN-terrorismelijsten

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Justitie, de reactie aan op het verzoek van de vaste commissies voor Justitie, voor Buitenlandse Zaken, voor Defensie en voor de JBZ-raad van 5 februari 2009 met kenmerk 137070.11u inzake de EU- en VN-terrorismelijsten.

De vaste commissies hebben naar aanleiding van mijn brief d.d. 26 januari 2009 over de EU- en VN- terrorismelijsten aanvullende vragen gesteld. Deze vragen hebben betrekking op de plaatsing van organisaties, entiteiten en personen op de EU-terrorismelijst en specifiek op Raadsbesluit 2009/69 en de bijbehorende lijst, alsmede op de rechtsbescherming op EU- en VN-niveau. In reactie op de vragen kan ik de commissies het volgende mededelen.

Raadsbesluit 2009/69 (26 januari 2009)

De Raad heeft, zoals de vaste commissies aangeven in de brief, naar aanleiding van de uitspraak over MKO van het Gerecht van Eerste Aanleg op 4 december 2008, waarin het Raadsbesluit 2008/583 werd vernietigd, besloten om MKO niet op de nieuwe lijst behorende bij Raadsbesluit 2009/67 te plaatsen. De Raad heeft daarbij benadrukt dat als er essentiële nieuwe informatie ten aanzien van MKO beschikbaar zou komen, de Raad zou kunnen bezien of terugplaatsing op de lijst tot de mogelijkheden behoort. Het regulier verslag van de Raad, waarin de herziene EU-lijst wordt gemeld, is het Parlement op 30 januari jl. toegegaan.

Niettegenstaande het ontbreken van MKO op de nieuwe lijst, zijn de EU-lidstaten met inbegrip van Nederland op basis van de aan hen beschikbare informatie van mening dat het karakter van deze organisatie niet is veranderd.

De vaste commissies vragen andermaal naar de inhoudelijke argumenten die geleid hebben tot het oordeel van de regering over MKO. De regering blijft van mening dat bekendmaking van deze vertrouwelijke informatie niet alleen in conflict kan komen met de dwingende overwegingen van algemeen belang (veiligheid van de EU en de lidstaten en de internationale betrekkingen) maar ook afbreuk kan doen aan de belangen van betrokken personen en entiteiten.

Uitspraken van het Gerecht van Eerste Aanleg (MKO-II en MKO-III)

Op 23 oktober 2008 (de MKO-II uitspraak) vernietigde het Gerecht Raadsbesluit 2007/868 van 20 december 2007. Aan dit Raadsbesluit lag de Britse aanwijzing van MKO als terroristische organisatie ten grondslag. Het Gerecht oordeelde dat de Raad in zijn besluit van 20 december 2007 onvoldoende had gemotiveerd waarom de EU-listing van MKO op basis van de Britse aanwijzing nog altijd was gerechtvaardigd. Deze uitspraak had geen directe gevolgen voor de EU-listing van MKO, omdat Raadsbesluit 2007/868 op het moment van de uitspraak inmiddels was ingetrokken en opgevolgd door Raadsbesluit 2008/583 van 15 juli 2008.

In juli 2008 was de Raad in het kader van de periodieke herziening van de EU-sanctielijst reeds tot de conclusie gekomen dat de EU-listing van MKO niet langer op het besluit van de Britse autoriteiten tot aanwijzing van MKO als terroristische organisatie kon worden gebaseerd. De Raad was echter van mening dat het Franse besluit tot vervolging van vermeende leden van MKO een voldoende grondslag vormde voor handhaving van MKO op de lijst. Besloten werd om MKO op deze grond op de EU-lijst te handhaven.

Kortom, er was geen noodzaak om in oktober 2008 met nieuwe bezwarende informatie te komen. Op het moment dat het Gerecht uitspraak deed in de MKO-II zaak was er al een Raadsbesluit van kracht dat op basis van nieuwe aanvullende informatie tot stand was gekomen. Dit nieuwe Raadsbesluit vormde de inzet van de MKO-III zaak. In deze zaak deed het Gerecht op 4 december uitspraak. Het Gerecht oordeelde toen dat de Franse informatie onvoldoende grond vormde voor de EU-listing van MKO en vernietigde Raadsbesluit 2008/583. De Raad heeft op 26 januari jl. besloten MKO niet opnieuw op de lijst te plaatsen.

Naast deze inhoudelijke argumenten is het volgende procedurele punt van belang. Het is niet mogelijk om tijdens de procedure voor het Gerecht met nieuwe belastende informatie te komen. Het is een fundamentele eis van EG-recht dat de Raad elk besluit dat hij neemt motiveert. Deze eis geldt ook voor het raadsbesluit om een persoon of organisatie op de EU-lijst te plaatsen en verzet zich er tegen dat pas op het moment van de behandeling door het Gerecht informatie wordt aangedragen ter rechtvaardiging van het besluit tot plaatsing op de EU-lijst. Uit de MKO-III uitspraak volgt bovendien dat indien de Raad voornemens is een persoon of organisatie op de EU-lijst te handhaven op basis van nieuwe informatie, betrokkene hiervan in kennis moet worden gesteld voordat het handhavingsbesluit wordt genomen. Kortom, het zou in strijd zijn met de procedurele beginselen wanneer de Raad gedurende de behandeling door het Gerecht van de MKO-II zaak met nieuwe aanvullende informatie zou zijn gekomen ter rechtvaardiging van de EU-listing van MKO.

Uitspraak Gerecht van Eerste Aanleg inzake Raadsbesluit 2007/445

De commissies vragen naar de verbeterde procedure na de uitspraak van het GEA over Raadsbesluit 2007/445. De verbeteringen in de procedure van EU-listing waarvan ik in mijn brief d.d. 26 januari 2009 melding heb gemaakt zijn doorgevoerd naar aanleiding van de MKO-I uitspraak van 12 december 2006. Er zijn geen verbeteringen doorgevoerd naar aanleiding van de uitspraak van het Gerecht van 23 oktober 2008. Ik zie ook geen reden om bij de Raad aan te dringen tot het aanpassen van de werkmethoden naar aanleiding van deze uitspraak. De door het Gerecht geconstateerde tekortkomingen in de uitspraak van 23 oktober 2008 zien niet op de procedurele voorwaarden voor EU-listing, maar op de naleving van deze procedurele waarborgen door de Raad. De uitspraak noodzaakt tot strikte toepassing van de werkmethoden, niet tot aanpassing daarvan.

De VN-sanctielijst en rechtsbescherming op EU- en VN-niveau

De commissies vragen of MKO ook op de VN-terrorismelijst (behorende bij VN-Resolutie 1267) geplaatst kan worden en wat de consequenties zouden zijn voor de EU en voor Nederland. MKO staat niet op de VN-lijst. Voorwaarde voor plaatsing op de VN-lijst is dat een persoon of organisatie aangetoonde banden heeft met Al-Qa’ida, de Taliban of Osama bin Laden.

De uitvoering van de VN-sanctielijst behorende bij VN-Resolutie 1267 verloopt overigens wel via het Europese recht. Tegen de EU-maatregelen ter uitvoering van VN-Resoluties staat beroep open bij het Gerecht van Eerste Aanleg en, in hogere voorziening, het Hof van Justitie. In de Kadi-uitspraak van 3 september 2008 bepaalde het Hof van Justitie dat bij de EU-uitvoering van de VN-sanctielijst de EG-grondrechten onverkort van toepassing zijn. Dit betekent onder meer dat het beginsel van hoor en wederhoor ook moet worden gerespecteerd bij het instellen van EU-sancties tegen personen en organisaties die op de VN-lijst staan van Resolutie 1267. De Commissie werkt momenteel aan een voorstel voor de aanpassing van de EG-wetgeving naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie.

De Nederlandse regering blijft zich inzetten voor verbetering van de VN-procedures rond (de)-listing van personen en organisaties die worden geplaatst op de VN-lijst. Nederland maakt deel uit van een groep landen die de noodzaak van verbetering van juridische garanties rond “listing and delisting” reeds geruime tijd aan de orde stelt. Mede dankzij de inspanningen van deze groep is VNVR resolutie 1822 (2008) al een stap in de richting naar betere sanctieprocedures. Met name de informatievoorziening naar betrokkenen en de reguliere herziening van listings zijn belangrijke verbeteringen van het sanctiesysteem. Nederland is voornemens om nog dit jaar een internationaal seminar te organiseren waar mogelijkheden voor verdere verbetering van rechtsbescherming kunnen worden geïnventariseerd en uitgewerkt. Nederland maakt zich daarbij vooral sterk voor de instelling van een panel van onafhankelijke en onpartijdige experts dat de VN-sanctiecomitees advies kan geven bij het sanctiebeleid, met name bij verzoeken tot delisting. Daarbij is het van belang te onderkennen dat binnen de VN-Veiligheidsraad vooralsnog weinig draagvlak bestaat voor de door onder meer Nederland gezochte verbetering. Niettemin zal Nederland zich in VN–verband blijven inspannen, onder meer door het zoeken van steun bij een ruimere groep van VN-lidstaten.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen