Kamerbrief inzake Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Razeb, inclusief Defensie en Ontwikkelingssamenwerking) van 16 en 17 november 2009

Graag bieden wij u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Razeb, inclusief Defensie en Ontwikkelingssamenwerking) van 16 en 17 november 2009.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De Minister van Defensie,

E. van Middelkoop

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. A.G. Koenders

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Drs. F.C.G.M. Timmermans

Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Razeb, inclusief Defensie en Ontwikkelingssamenwerking) van 16 en 17 november 2009

Algemene Zaken

Strategie duurzame ontwikkeling

De Raad zal de voortgang van de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling (SDS) bespreken. Deze strategie, aangenomen tijdens de Europese Raad van juni 2006, overkoepelt en integreert de economische, sociale en milieuaspecten van het Europese beleid. De Commissie heeft in juni een rapport uitgebracht waarin de voortgang wordt beschreven.

Daarnaast bespreekt de Raad wat de prioriteitsgebieden voor de komende jaren zijn en hoe de SDS in de toekomst operationeler kan worden gemaakt. De Nederlandse inzet zal zich richten op het belang van klimaat en energie, van beheer van natuurlijke hulpbronnen en van duurzame productie en consumptie voor duurzame ontwikkeling. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om een perspectief voor de lange termijn (2050), van waaruit concretere beleidsdoelen voor de middellange en korte termijn in thematische strategieën en andere beleidsinitiatieven dienen te worden verwerkt. Het Zweedse voorzitterschap zal mede op basis van de Razeb-discussie aan de Europese Raad van december rapporteren over de SDS.

(eventueel) Post-Lissabonstrategie

Mogelijk houdt de Raad een oriënterend debat over de post-Lissabonstrategie aan de hand van het consultatiedocument van de Europese Commissie. Het kabinet is van mening dat de inhoud en de urgentie van een nieuwe Lissabonstrategie niet los gezien kunnen worden van de gevolgen van de crisis, maar dat er geen reden is om de koers van de Lissabonstrategie fundamenteel te veranderen. Wel kan – in het licht van de crisis, vergrijzing, globalisering, klimaatverandering en de resultaten van de Lissabonstrategie tot nu toe – de strategie worden bijgesteld om te komen tot een ambitieuze en overtuigende Lissabonstrategie na 2010. Na de oriëntatiefase die nu is begonnen zal uiteindelijk tijdens de Europese Raad van maart 2010 besluitvorming over de post-Lissabonstrategie plaatsvinden.

Presentatie agenda voor de Europese Raad d.d. 10 en 11 december

De Raad zal de agenda van de Europese Raad van 10 en 11 december vaststellen. Het voorzitterschap heeft de agenda nog niet verspreid. Dit is een procedureel agendapunt. De inhoudelijke voorbereiding van de Europese Raad vindt plaats tijdens de Razeb van 7 en 8 december.

Transport

De volgende twee Transport Mededelingen zullen in de Razeb naar verwachting zonder discussie worden aangenomen: COM(2009)538 betreffende integratie van maritiem toezicht en COM(2009)540 betreffende de voortgang van het integrale maritieme beleid. Beide fiches zijn u reeds eerder separaat toegezonden.

Externe Betrekkingen

Ministers van Buitenlandse Zaken

(eventueel) Rusland

Tijdens het diner van de ministers van Buitenlandse Zaken zal waarschijnlijk worden gesproken over de relatie van de EU met Rusland, mede ter voorbereiding van de EU-Rusland-top op 17 en 18 november. De leden van de Trojka zullen tijdens de topontmoeting onder andere de stand van de onderhandelingen over een nieuw samenwerkingsakkoord, overige samenwerkingsvormen en de mensenrechtensituatie in Rusland aan de orde stellen. Nederland is voorstander van het afsluiten van een nieuw diepgaand, veelomvattend en juridisch bindend samenwerkingsakkoord met Rusland. Recente terugtrekkende bewegingen van Rusland ten aanzien van WTO-lidmaatschap en het Energiehandvest zijn zorgelijk en zullen tijdens de top met Rusland worden besproken. Samenwerking tussen de EU en Rusland is ook van belang om op wereldniveau voortgang te kunnen boeken op belangrijke dossiers als energie, klimaat en non-proliferatie.

De regering is van mening dat in de EU-Rusland relatie ook ruimte moet zijn voor dialoog over onderwerpen waarover de meningen verschillen, zoals mensenrechten en Georgië. Tijdens de EU–Rusland-top zal de EU expliciet aandacht moeten vragen voor de mensenrechtensituatie in Rusland, inclusief de positie van verdedigers van mensenrechten (d.w.z. alle mensenrechten, waaronder ook die betreffende sexuele geaardheid en persvrijheid) alsmede de vooralsnog onopgeloste moorden op de journaliste Anna Politkovskaja en de mensenrechtenactiviste Natalja Estemirova. Verder zal de EU haar zorgen moeten uitspreken over de sterke toename van geweldsincidenten in de Noordelijke Kaukasus.

Oekraïne

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen ook spreken over de voorbereiding van de jaarlijkse EU-Oekraïne-top, die op 4 december in Kiev zal plaatsvinden. De top vindt plaats aan de vooravond van presidentsverkiezingen in Oekraïne in januari 2010 en tegen de achtergrond van een ernstige economische crisis. Voorts ondervindt Oekraïne problemen bij de bestrijding van de griepepidemie. Het heeft de hulp ingeroepen van de EU, de NAVO en de WHO. Ook dreigen nieuwe betalingsproblemen aan Oekraïense kant voor de levering van Russisch gas. De uitvoering van het in overleg met het IMF aangenomen hervormingsprogramma stagneert als gevolg van de verkiezingscampagne, waardoor de uitbetaling van de volgende tranche van het IMF-steunpakket in gevaar komt.

De regering vindt dat deze top een impuls moet geven aan het onderhandelingsproces voor een Associatieovereenkomst met de EU. Daarnaast biedt de top gelegenheid om aan te dringen op een effectief hervormingsprogramma, conform IMF-voorwaarden, en om Oekraïense aspiraties en verwachtingen te temperen over verdere toenadering tot de EU; een perspectief op toetreding is, als bekend, niet aan de orde. De onderhandelingen over de Associatieovereenkomst verlopen stroef, onder andere omdat Oekraïne aandringt op visumliberalisatie en omdat de benodigde hervormingen aan Oekraïense zijde achterblijven.

De Europese Commissie overweegt macro-economische steun aan Oekraïne ter waarde van 500 miljoen euro. De regering staat positief tegenover de voorgestelde lening zolang aan de IMF-voorwaarden wordt voldaan.

Civiele EVDB-capaciteiten

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen voorts spreken over de noodzaak om de civiele EVDB-capaciteiten verder te ontwikkelen. Het Zweedse EU-voorzitterschap heeft in de afgelopen maanden ingezet op verdere ontwikkeling en versterking hiervan door de civiele capaciteitsplanning coherenter te maken en instrumenten voor ‘rapid reaction’ te verbeteren. De regering steunt deze inzet van het voorzitterschap. Via de civiele EVDB-missies levert de Unie een concrete bijdrage aan de bevordering van vrede en veiligheid in de wereld. De snelle ontplooiing van de EUMM in Georgië vormt een goed voorbeeld van de toenemende rol van de Europese Unie op dit terrein. Instrumenten als de Civilian Reponse Teams (snelle inzet van civiele eenheden), maar ook de verdere ontwikkeling van de Security Sector Reform-activiteiten van de EU dragen bij aan de efficiëntie en effectiviteit van de civiele crisisbeheersing door de Unie. De regering steunt ook de voorstellen van het voorzitterschap om de ontwikkeling van civiele capaciteiten meer te synchroniseren met de ontwikkeling van de militaire capaciteiten. Het voorzitterschap wil dit bereiken door op concrete terreinen als logistiek, communicatie en training te zoeken naar synergieën. De regering ziet in versterkte civiel-militaire samenwerking duidelijk toegevoegde waarde van het EVDB bij het beheersen en beslechten van gewelddadige conflicten in de wereld.

Somalië

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen spreken over de actuele situatie in Somalië en de mogelijke bijdragen die de EU kan leveren aan het vergroten van de stabiliteit in Somalië. Deze discussie vindt plaats aan de hand van de EU Fact Finding-Missie die eind augustus plaatsvond en die suggesties op hoofdlijnen geformuleerd heeft voor de EU-inzet in Somalië. Er zal specifiek worden gesproken over de mogelijkheden voor training door de EU van het Somalische regeringsleger in de omliggende landen. Frankrijk heeft bilateraal in Djibouti al eenheden van het Somalische leger getraind en wil dit in Europees verband graag uitbreiden.

De regering vindt Security Sector Development in Somalië belangrijk en vindt het wenselijk dat de EU hier een rol in gaat spelen. Tegelijkertijd is zij van mening dat een aantal vragen voldoende beantwoord zou moeten worden alvorens tot training van Somalische militaire eenheden over te gaan. Zo is over de duurzaamheid van de Franse trainingsinspanningen nog weinig bekend: er zijn zorgen over de mogelijkheden voor structurele salarisuitbetalingen en de discipline van de troepen laat te wensen over. Daarnaast is nog onduidelijk of AMISOM de trainingen binnen afzienbare tijd over zal kunnen nemen.

(eventueel) Westelijke Balkan

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen mogelijk de politieke situatie in de Westelijke Balkan bespreken. Het zal gaan over de voortgang met het Butmir-proces in Bosnië-Herzegovina. Dit is een initiatief van het Zweedse voorzitterschap en de VS om de politieke impasse te doorbreken. Op 8 en 9 oktober en op 20 en 21 oktober hebben besprekingen in Sarajevo op hoog niveau (met deelname van Razeb-voorzitter Bildt) plaatsgevonden die echter nog niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. Momenteel gaan op expertniveau de besprekingen verder. De inzet van het EU-voorzitterschap is vooral gericht op het mogelijk maken van de sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR) en de transitie naar EU Speciale Vertegenwoordiging. Een besluit over de sluiting van OHR kan alleen door de Peace Implementation Council worden genomen, die een dag na de Raad in Sarajevo bijeenkomt. Voorafgaand aan de vergadering wordt een reactie van de Bosnische partijen op het aangeboden pakket verwacht. De regering verwelkomt het initiatief van het Zweedse voorzitterschap om de politieke impasse te doorbreken, maar meent wel dat de gestelde conditionaliteiten voor de sluiting van de OHR niet moeten worden afgezwakt.

Tevens zullen de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie in een gezamenlijke sessie de situatie met betrekking tot de missie EUFOR/Althea bespreken. Als bekend wordt de planning voor de omvorming van de executieve naar een trainingsmissie uitgewerkt. Voor deze omvorming bestaan verschillende mogelijkheden, waaronder die van een lange fase van transitie waarbij de trainingsmissie en de executieve missie naast elkaar bestaan totdat is voldaan aan de voorwaarden waaronder de executieve missie kan worden teruggetrokken. De Raad zal naar verwachting nog geen definitief besluit nemen over omvorming. Nederland is van mening dat bij het besluit over de toekomst van EUFOR rekening moet worden gehouden met het transitieproces van de OHR; één van de taken van EUFOR is tenslotte de ondersteuning van de OHR. Deze behoedzaamheid ten aanzien van de besluitvorming dient ook te worden gezien tegen de achtergrond van recente ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina, waarbij oplopende politieke spanningen in aanloop naar de verkiezingen van oktober 2010 samengaan met het uitblijven van hervormingen.

Naar verwachting zal de Raad besluiten de Commissie te verzoeken een avisop te stellen over de EU-lidmaatschapsaanvraag van Albanië. Zoals vermeld werd in de brief aan uw Kamer (d.d. 18 september 2009), kan Nederland hiermee instemmen. Een lidstaat heeft nog een parlementaire reserve die naar verwachting spoedig zal worden opgeheven.

(eventueel) Wit-Rusland

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen zich voorts buigen over de betrekkingen tussen de EU en Wit-Rusland. Een belangrijk aspect daarvan betreft het sanctieregime. In maart 2009 had de Raad besloten het volledige sanctieregime tegen Wit-Rusland te verlengen tot maart 2010 met een verlenging van de opschorting van de visumrestricties tot december 2009 (zie ook de brief aan Uw Kamer van 7 maart 2009, kamerstuk 21501-02 nr 884). Zonder een unaniem verlengingsbesluit loopt het sanctieregime in maart 2010 automatisch af. Een groot aantal lidstaten is voorstander van het afschaffen van het sanctieregime.

Daarnaast zal de mogelijke inzet van EU-instrumenten voor ‘positief engagement’ met Wit-Rusland aan de orde komen, mede gelet op de opvatting binnen de Wit-Russische oppositie die de EU heeft gevraagd om een beleid van engagement in plaats van isolement. Vrijwel alle lidstaten steunen deze wens. Het voorzitterschap heeft voorstellen gedaan op het gebied van visumfacilitatie om de contacten met de Wit-Russische bevolking aan te halen, het eventueel aangaan op termijn van contractuele relaties tussen de EU en Wit-Rusland en het overeenkomen van een gezamenlijk actieplan.

De regering is van mening dat de door Wit-Rusland gezette stappen van beperkte en niet-onomkeerbare aard zijn, en zal daarom inzetten op verlenging van het sanctieregime. Aan conditionaliteiten op het gebied van mensenrechten en democratisering kan niet worden getornd. Tegelijkertijd, en mede gelet op de wens van de Wit-Russische oppositie, is de regering ook bereid om maatregelen te overwegen die de bevolking van Wit-Rusland ondersteunen. De regering is daarom bereid te bezien of op het gebied van visumfacilitatie stappen kunnen worden gezet. Voor het aangaan van contractuele relaties door de Unie acht de regering de tijd nog niet rijp; hiervoor dient Wit-Rusland eerst meer overtuigende stappen op het gebied van democratisering en verbetering van het respect voor mensenrechten te zetten. Een actieplan in het kader van het Oostelijk Partnerschap wil de regering wèl overwegen, omdat activiteiten op basis van een dergelijk plan kunnen bijdragen aan het doorvoeren van hervormingen in Wit-Rusland.

Ministers van Defensie

EDA Bestuursraad

De ministers van Defensie zullen eerst bijeenkomen als Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA). De EDA Bestuursraad zal besluiten over het werkprogramma van het EDA voor 2009 en een concept voor training van helikoptercrews. Tevens wordt de goedkeuring voorzien van twee onderzoeksprogramma’s: een programma over onbemande vaartuigen en een programma over situational awareness. Dit laatste programma zal gecoördineerd worden uitgevoerd met de Europese Commissie en het European Space Agency (ESA). De thema’s van beide programma’s sluiten aan bij Nederlandse prioritaire technologiegebieden uit de Defensie Industrie Strategie, maar dienen nog nader te worden uitgewerkt. De Bestuursraad zal voorts een verklaring aannemen om steun uit te spreken voor de spoedige ontwikkeling en implementatie van Europese militaire luchtwaardigheidseisen. Gemeenschappelijke militaire eisen voor luchtwaardigheid en een geharmoniseerd certificeringproces kunnen in de toekomst tot besparingen in tijd en geld leiden op het gebied van luchtsystemen. Gezien het belang van deze besparingen hecht Nederland zeer aan dit initiatief. De Bestuursraad zal tevens een verklaring aannemen over een ‘gelijk speelveld’ op de Europese defensiemarkt.

Tijdens de EDA Bestuursraad zal tevens een letter of intent worden getekend over de oprichting van een European Air Transport Fleet (EATF). Nederland heeft zich reeds eerder aangesloten bij dit initiatief en is voornemens ook de letter of intent te tekenen. Dit initiatief kan de doelmatigheid van de inzet van Europese luchttransportcapaciteiten vergroten door het zoeken naar concrete verbeteringen in bestaande en toekomstige militaire luchttransportcapaciteiten door bijvoorbeeld pooling van vliegtuigen en het verhuren van vlieguren. Voor Nederland is het van groot belang dat de EATF goed blijft aansluiten op het European Air Transport Command (EATC), dat in Eindhoven wordt gevestigd. Het EATC richt zich vooral op het optimaal plannen en uitvoeren van de inzet van beschikbaar gestelde transport- en tankvliegtuigen.

Capaciteitenontwikkeling

Vervolgens zullen de ministers van Defensie bijeenkomen in Razeb-verband. Zij zullen dan besluiten over de begroting van het EDA. Het EDA heeft van de Bestuursraad in mei 2009 opdracht gekregen een rolling budgetvoor de periode 2010 – 2012 voor te stellen. Gezien de budgettaire beperkingen van veel lidstaten diende dat voorstel zich te beperken tot het strikt noodzakelijke voor de uitvoering van het werkprogramma. Het voorstel van het EDA voldoet aan deze eis en Nederland kan ermee instemmen.

Verder wordt gewerkt aan een administratieve regeling voor samenwerking tussen het EDA en de Organisation Conjointe de Coopération en matière d'Armement(OCCAR), alsmede een daaraan gerelateerde beveiligingsovereenkomst. Indien gereed, zou de Raad deze kunnen goedkeuren. Deze overeenkomsten moeten een goede aansluiting verzekeren tussen het genereren van projecten in het EDA en de uitvoering van (een deel van) die materieelprojecten door OCCAR. Nederland is voorstander van deze overeenkomsten.

De ministers van Defensie zullen verder spreken over capaciteitenontwikkeling binnen het EVDB. Dankzij een verbeterde aanpak bij de aanbiedingen van lidstaten aan de troepencatalogus van de EU is voortgang geboekt om enkele tekortkomingen op te lossen, hoewel nog steeds tekorten resteren om de Europese militaire capaciteiten op het vereiste niveau te brengen wat betreft uitzendbaarheid, informatiesuperioriteit en bescherming. Verder zal op initiatief van het Zweedse voorzitterschap worden onderzocht welke civiele en militaire capaciteitenbehoeften overlappen en waar synergie kan worden bereikt tussen de respectievelijke processen. Dit sluit volledig aan bij de geïntegreerde Nederlandse aanpak en het Nederlandse uitgangspunt dat in civiel-militaire samenwerking de belangrijkste toegevoegde waarde van het EVDB ligt.

Nederland streeft op het terrein van de capaciteitenontwikkeling naar een zo maximaal mogelijke samenwerking tussen de verschillende lidstaten. Daarom participeert Nederland ook actief in verscheidene Europese samenwerkingsverbanden. Om duplicering van capaciteiten te voorkomen, steunt Nederland de initiatieven van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk om te komen tot meer coherentie en harmonisatie tussen de planningsprocessen van NAVO en EU.

Ten slotte zal de Raad zich buigen over de uitkomsten van de discussie over flexibiliteit en bruikbaarheid van de EU Battle groups. Er bestaat consensus dat een meer flexibel gebruik op basis van vrijwilligheid mogelijk moet zijn, doch dat de Battlegroups niet bedoeld zijn voor het vullen van gaten in reguliere force generation. Ook is er overeenstemming dat twee gereedstaande Battle groups beter samen moeten werken en dat ook de samenwerking tussen de Battle groups en de EU Militaire Staf kan worden verbeterd. Nederland steunt de uitkomsten van deze discussie en zal aandringen op een concreet vervolg wat betreft de samenwerking tussen de Battle groups.

Operaties

De ministers van Defensie zullen voornamelijk de voortgang bespreken ten aanzien van de operatie Atalanta voor de kust van Somalië.Zoals bekend levert Nederland sinds 13 augustus 2009 de Force Commander van operatie Atalanta, die vanaf het fregat Hr. Ms. Evertsen opereert. De Force Commanderheeft zich in de afgelopen maanden sterk ingezet voor een verbetering van de coördinatie met alle in het operatiegebied aanwezige actoren en een verdere verbetering van de bescherming van koopvaardijschepen. In de Golf van Aden is het aantal aanvallen van piraten in de afgelopen maanden sterk afgenomen. Daar staat tegenover dat de activiteiten van piraten in het Somalië Bassin zijn toegenomen. Gezien de enorme omvang van dit gebied en de beperkte beschikbare capaciteiten is het lastig de koopvaardijschepen effectieve bescherming te bieden. De EU heeft reeds op deze ontwikkeling gereageerd door nieuwe surveillance gebiedenin te stellen in het Somalië Bassin.

Nederland zal de partners inlichten over de situatie die was ontstaan aan boord van de Hr. Ms. Evertsen, nadat het fregat op 23 oktober jl. 43 opvarenden van een stuurloos drijvende skiff heeft gered in de Golf van Aden. Het betrof Somalische mannen, vrouwen en kinderen. De skiff werd ontdekt door de boordhelikopter van de Hr. Ms. Evertsen die een patrouille uitvoerde. Een marinearts en twee monteurs die naar de skiff zijn gevaren om hulp te bieden constateerden dat een aantal opvarenden medische hulp behoefde en dat de motoren niet te repareren waren. Vanwege de toenemende wind, de hoge golven en de kans op kapseizen heeft het fregat de Somaliërs vervolgens aan boord genomen. Nederland heeft vervolgens contact opgenomen met de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, die tevens verantwoordelijk is voor schipbreukelingen. De schipbreukelingen zijn inmiddels in Djibouti aan land gezet en UNHCR zal verder zorg voor ze dragen.

Implementatie Verdrag van Lissabon / defensieaspecten

Tijdens een werklunch zullen de ministers van Defensie van gedachten wisselen over de defensieaspecten van de implementatie van het Verdrag van Lissabon. De discussie zal zich vooral richten op de nieuwe elementen en structuur van het EVDB, dat na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) zal gaan heten. Deze nieuwe elementen bieden onder andere de mogelijkheid van versterkte samenwerking op defensiegebied en permanent gestructureerde samenwerking. Daarnaast bepaalt het Verdrag van Lissabon dat de Hoge Vertegenwoordiger (HV), die tevens vice-voorzitter van de Europese Commissie wordt, zal worden bijgestaan door een Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO). In deze EDEO zullen ook de huidige civiel-militaire structuren van het Raadssecretariaat worden ondergebracht. Nederland is hiervan voorstander om een civiel-militaire aanpak van crisisbeheersingsoperaties zoveel mogelijk te waarborgen. Voor Nederland is het bovendien belangrijk dat een onafhankelijk militair advies gegarandeerd is. De toekomstige HV zal op basis van het door de Europese Raad van 29 en 30 oktober jl. aangenomen document een voorstel moeten doen aan de Raad inzake de inrichting van de EDEO.

Ministers van Ontwikkelingssamenwerking

Omvang officiële hulp van de lidstaten

Tijdens het diner wil het Zweedse voorzitterschap de ontwikkelingen in het hulpniveau van de lidstaten bespreken. Dit gebeurt onder meer met het oog op de economische crisis en de mogelijke effecten hiervan op de begrotingen van de lidstaten. Daarbij zal ook worden vooruitgeblikt op de te verwachten hulpuitgaven in 2010, het jaar waarin de EU-lidstaten volgens de bestaande afspraken collectief tenminste 0,56 % BNI ter beschikking zouden moeten stellen (minimaal 0,51% BNI voor oude lidstaten, tenminste 0.17% BNI voor recente toetreders). In 2015 is het einddoel 0,7% BNI voor de oude lidstaten en 0,33% BNI voor recente toetreders. Gezien de grote verschillen tussen de hulpuitgaven in 2008 en het tussendoel voor 2010, lijkt het onwaarschijnlijk dat bepaalde landen, zoals Italië, Griekenland, Portugal en mogelijk ook Duitsland en Frankrijk, de afgesproken percentages zullen halen. Over het Verenigd Koninkrijk is daarentegen bekend dat de in 2007 geplande forse toename van de hulpuitgaven over de jaren 2008-2010 gehandhaafd blijft in nominale termen. In Denemarken heeft de regering voorgesteld om de officiële hulp in 2010 in absolute termen te handhaven op het niveau van 2009. Nederland behoort met onder meer het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg, Spanje en Denemarken tot de lidstaten die samen met de Commissie grote waarde hechten aan het vasthouden aan de afspraken van 2005 en die achterblijvende lidstaten daarop consequent zullen aanspreken.

Klimaatverandering en ontwikkeling

De Europese Raad van 29 en 30 oktober jl. bekrachtigde schattingen van de Commissie dat de incrementele kosten van mitigatie en adaptatie voor ontwikkelingslanden in 2020 jaarlijks rond de 100 miljard euro zullen bedragen. De Europese Raad onderschreef tevens dat de publieke financiering in 2020 naar schatting tussen de 22 en 50 miljard euro per jaar zal bedragen en onderstreepte dat de internationale klimaatfinanciering de financiering van armoedebestrijding en de inspanningen om de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG’s) te bereiken niet mag ondermijnen.

Voortbouwend op de conclusies van de Europese Raad zullen de ministers van ontwikkelingssamenwerking spreken over klimaatverandering en ontwikkeling, waarbij een visie op de middellange termijn moet worden neergelegd. De Raad zal hiertoe ingaan op de kwetsbaarheid van de minst ontwikkelende landen, kleine eilandstaten en de Afrikaanse landen. De verschillende aspecten van klimaatverandering die voor ontwikkelingslanden een rol spelen (of gaan spelen) zoals adaptatie, mitigatie, financiering en instituties zullen aan de orde komen. Adaptatie vraagt urgent aandacht zoals ook is vastgelegd in het Bali-actieplan. De ministers zullen langs de lijnen van dit actieplan ingaan op de noodzaak van ownership, de relatie tot landbouw en voedselzekerheid en de relatie met de internationale strategie voor de preventie van rampen. Zowel voor adaptatie als mitigatie dient gestreefd te worden naar een win-win situatie waarbij klimaatfinanciering leidt tot CO2-efficiënte groei waarbij toegang tot energie en economische ontwikkeling gelijktijdig mogelijk zijn. Bij de uitwerking van een akkoord in Kopenhagen zullen financiering, bestuur en instituties een belangrijke rol gaan spelen bij de effectiviteit van de uitgaven aan klimaatadaptatie en mitigatie in ontwikkelingslanden. Uitgangspunten als coherentie, coördinatie en complemtariteit voor uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking dienen onverminderd voor klimaatuitgaven te gelden en duplicatie van bestaande structuren moet worden voorkomen


Nederland zal onderstrepen dat de noodzakelijke nieuwe uitgaven voor klimaat zoveel mogelijk additioneel zijn aan de ODA-verplichtingen die de EU-lidstaten voor de MDG’s aangingen. Nederland zal ook stellen dat de brede ervaringen die de laatste vijftig zijn opgedaan bij ontwikkelingssamenwerking en effectiviteit van internationale hulp dienen te worden ingezet bij adaptatie en mitigatie in ontwikkelingslanden.

Beleidscoherentie voor ontwikkelingssamenwerking

De Raad zal de voortgang bespreken op het gebied van coherentie voor ontwikkelingssamenwerking naar aanleiding van de tweede voortgangsrapportage van de Commissie. Tevens wordt er een vernieuwde aanpak overeengekomen voor de komende jaren (2010 -1013), met als belangrijkste wijziging het terugbrengen van het aantal prioriteiten van 11 tot vijf onderwerpen: handel en financiën, klimaat, voedselzekerheid, migratie en veiligheid. De uitwerking hiervan in een werkprogramma zal moeten leiden tot een meer resultaatgerichte benadering.

Nederland steunt de inperking van het aantal coherentiethema’s, zodat een beter werkbaar plan kan worden opgesteld. Nederland heeft erop aangedrongen dat ook het onderwerp ‘illegale geldstromen’ in de prioriteit handel en financiën werd opgenomen. Kapitaalvlucht en belastingontduiking zijn schadelijk voor ontwikkelingslanden. Gezien de actualiteit van het onderwerp in de OESO en G20 kan hier het komend jaar hopelijk voortgang op worden gemaakt.

Hulpeffectiviteit en begrotingssteun

Het Zweedse voorzitterschap wil in EU-kader een impuls geven aan de uitvoering van de ‘Accra Agenda for Action’ inzake effectiviteit van de hulp. Daartoe is een ‘operationeel raamwerk voor hulpeffectiviteit’ opgesteld in overleg met de lidstaten en de Commissie. Dit raamwerk zal onderdeel uitmaken van Raadsconclusies waarin de lidstaten en de Commissie worden opgeroepen om meer werk te maken van de bestaande afspraken. In het raamwerk dat bedoeld is als groeidocument zijn drie terreinen uit de Accra-Agenda uitgewerkt: werkverdeling tussen donoren, het gebruik van lokale systemen en harmonisatie van technische samenwerking als onderdeel van capaciteitsontwikkeling. Met name op het gebied van werkverdeling doet het voorzitterschap een nuttige poging om met concrete deadlines (Nederland heeft daar sterk op aangedrongen in het voortraject) voor het opstellen van actieplannen per partnerland de uitwerking van de EU-gedragscode te stimuleren. Nederland zal hier actief aan bijdragen, onder meer door het leiden van het werkverdelingproces in Mali (samen met Frankrijk), Bangladesh (samen met de Commissie) en Mozambique.

In het raamwerk is op Nederlands initiatief ook een passage opgenomen over begrotingssteun. Daarin wordt een dialoog aangekondigd tussen lidstaten en Commissie om in 2010 tot een beter gecoördineerde benadering (coordinated approach) te komen op het gebied van begrotingssteun. Tijdens de lunch van het OS-deel van de Razeb wil het voorzitterschap een eerste discussie houden over de vraag wat de contouren van die nauwere samenwerking zouden moeten zijn en hoe dit verder zou kunnen worden aangepakt. Daarbij zal ook een vervolg worden gegeven aan de door Nederland tijdens de Razeb van mei 2009 gestarte discussie over versterking van de beleidsdialoog met overheden die begrotingssteun ontvangen. Dit deel van de discussie zal mede worden gevoerd op basis van een non-paper van de Commissie, waarin deze zal reageren op de door Nederland aangezwengelde discussie.

Het non-paper van de Commissie over begrotingssteun en politieke dialoog is op dit moment nog niet officieel vastgesteld en verspreid. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal de Kamer dit document zo spoedig mogelijk toezenden, vergezeld van een appreciatie, conform het verzoek van de Kamer van 16 juli 2009 (kenmerk 21501-02-904/2009D29768).

Economische Partnerschapsakkoorden

De Commissie zal de Raad informeren over de voortgang die de afgelopen maanden is geboekt bij de ondertekening van de interim EPA’s en bij de onderhandelingen over definitieve EPA’s met volledige regio’s.

Het volledige EPA met de regio CARIFORUM is eind oktober 2008 getekend, maar formele ondertekening door Haïti heeft tot op heden niet plaats gevonden. Hierdoor kon het parlementaire goedkeuringstraject nog niet in gang worden gezet. De Commissie verwacht overigens dat de problemen die Haïti ziet (met name vanwege handelsliberalisatie ten aanzien van buurland Dominicaanse Republiek) binnenkort kunnen worden opgelost. In de Stille Oceaan regio heeft Papoea Nieuw-Guinea de interim-EPA getekend. In Afrika heeft een tiental landen de interim-EPA’s officieel ondertekend: Ivoorkust, Kameroen, Botswana, Lesotho, Mozambique, Swaziland, Mauritius, Seychellen, Zimbabwe en Madagaskar. Ondertekening van de resterende interim-EPA’s door Kenia, Tanzania, Rwanda, Burundi, Oeganda, Zambia, Comoren en mogelijk ook Namibië zou volgens de Commissie in de komende maanden kunnen plaatsvinden. Onderhandelingen in alle regio’s lopen door voor het afsluiten van de definitieve regionale EPA’s. Zoals bekend is er geen dwingende deadline. Een interessante ontwikkeling is dat de West-Afrikaanse regio (bestaande uit 15 landen) afgelopen zomer voor het eerst een gemeenschappelijk aanbod voor handelsliberalisering heeft gedaan. Nederland waardeert de aanpak van de Commissie van de afgelopen maanden en blijft voorstander van een flexibele en constructieve opstelling van de Commissie in de vervolgonderhandelingen, waarbij WTO-conformiteit en ontwikkelingsvriendelijkheid van de af te sluiten regionale EPA’s de uitgangspunten moeten vormen.

Ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking

(eventueel) Opbouw democratie in externe relaties EU

De ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking zullen in een gezamenlijke sessie mogelijk spreken over de ondersteuning van democratisering in derde landen en een EU-actieplan daartoe aannemen. Het actieplan is op het moment van schrijven van deze brief nog niet beschikbaar. Democratisering is belangrijk voor de ontwikkeling en vrede en veiligheid wereldwijd. Een effectieve inzet van de Unie vereist een brede benadering en strategische partnerschappen met overheden en politieke en maatschappelijke actoren in derde landen. De Europese Unie beschikt over een uitgebreid scala aan instrumenten voor de ondersteuning van democratiseringsprocessen waaronder politieke dialoog, gezamenlijke EU-posities in multilaterale fora (zoals OVSE en VN), contractuele betrekkingen (zoals het Verdrag van Cotonou, maar ook de vele associatie- en partnerschapsakkoorden), verkiezingswaarneming, financiële hulp voor democratiseringsprogramma’s, en (civiele) EVDB-missies. Het is belangrijk om de samenhang tussen deze instrumenten te vergroten om waarden, bijvoorbeeld respect voor mensenrechten, gelijkwaardigheid van man en vrouw en goed bestuur, gezamenlijk uit te dragen.

De regering zal in de Raad onderstrepen dat het ondersteunen van democratiseringsprocessen één van de centrale doelstellingen dient te zijn van het externe beleid van de EU, evenals het bevorderen van rechtsstatelijkheid en respect voor mensenrechten. De regering zal ook aangeven dat de Europese belangenworden gediend door democratisering. Stabiele markten en een goed investeringsklimaat volgen mede uit een goed functionerende rechtsstaat en respect voor mensenrechten. Indien derde landen stelselmatig deze waarden schenden mag de EU niet aarzelen om maatregelen te treffen, bijvoorbeeld in het kader van het Verdrag van Cotonou, of via het sanctiespoor. De mogelijkheden voor de EU om democratisering in derde landen te beïnvloeden, variëren. Maatwerk en een landenspecifieke benadering, alsmede een slimme inzet van bovengenoemd instrumentarium zijn daarom belangrijker dan ooit, zoals ook verwoord in de brief naar aanleiding van de motie Van Dam ”Handelsbeleid en vaste waarden in een veranderende wereldorde” van 18 juni 2009 (uw kenmerk 31985, no. 1).

(eventueel) Afghanistan

De ministers van Buitenlandse Zaken en de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking zullen mede in het licht van de recente vaststelling van de herverkiezing van president Karzai eventueel spreken over de actuele situatie in Afghanistan en over de implementatie van het actieplan inzake versterkte EU-inzet in Afghanistan en Pakistan dat door de Europese Raad van oktober werd bekrachtigd.

Op 1 november jl. trok presidentskandidaat Abdullah Abdullah zich terug uit de presidentsverkiezingen. De uitroeping van Karzai tot winnaar van de verkiezingen door de Kiescommissie maakte een einde aan een moeizaam verkiezingsproces, waarin onregelmatigheden en fraude helaas veel aandacht vroegen. De regering zal ervoor pleiten dat president Karzai met zijn nieuwe regering er alles aan zal doen om de corruptie effectiever te bestrijden. Het is een belangrijk positief signaal dat president Karzai in zijn eerste toespraak na zijn herverkiezing aangaf hoge prioriteit te willen geven aan corruptiebestrijding. Van de nieuwe president mag de EU verlangen dat hij een overheid vormt die bestaat uit competente bewindslieden en topambtenaren, dat hij rekening houdt met de noodzaak van tribale spreiding en inclusiviteit, en dat hij personen benoemt op basis van competentie.

De EU zal die nieuwe regering sterker dan voorheen beoordelen op haar daden. Het Afghanistan Compact loopt volgend jaar af. Het moet worden opgevolgd door een nieuw contract tussen de Afghaanse regering en de internationale gemeenschap in de vorm van een realistisch plan waarin prioriteiten worden gesteld. Nederland zal pleiten voor heldere en meetbare afspraken met de nieuwe Afghaanse regering, ook over de inzet van de Afghaanse regering op het gebied van rule of law, rechtsstaat en respect voor mensenrechten. De regering steunt een actieve rol van de EU in dit proces en roept tevens op tot spoedige implementatie van het EU-actieplan om te komen tot een effectievere EU-inzet in Afghanistan en Pakistan.

Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie

(eventueel) EVDB

Behalve over Bosnië zal tijdens de gezamenlijke sessie van de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken gesproken worden over 10 jaar Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB). De ervaringen met de uitrol van de meer dan twintig militaire en civiele EVDB-missies zullen daarbij de revue passeren. Daarnaast zal gesproken worden over de wijze waarop de institutionele veranderingen na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kunnen bijdragen aan een coherenter Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB), waaronder het EVDB valt.

Voor Nederland is van belang dat in de komende jaren civiel-militaire samenwerking in het EVDB wordt versterkt. De instelling van een civiel-militaire planningseenheid draagt daar reeds aan bij. Daarnaast wil de regering dat een verdere impuls aan de ontwikkeling van civiele en militaire middelen wordt gegeven, o.a. door versterking van Crisis Response Teams, Security Sector Reformen de civiel-militaire componenten in de Battle groups. Ook zal de regering het belang van samenwerking met derde landen benadrukken. Daarnaast zal er een impuls aan EU-NAVO samenwerking moeten worden gegeven.