Kamerbrief inzake het rapport ' Wet Openbaarheid productie en Ketens (WOK) '

Hierbij bieden wij aan het rapport “De Wet Openbaarheid productie en Ketens (WOK) – Onderzoek naar de juridische, technische en economische haalbaarheid en een inventarisatie van opinies”, ingevolge de toezegging van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan uw Kamer in november 2007 om in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken de mogelijkheid tot invoering van een Wet Openbaarheid van productie en Ketens (WOK) te onderzoeken.

De partijen betrokken bij het voorstel voor de WOK-wetstekst uit 2002 stellen dat een WOK de consument toegang geeft tot correcte en volledige informatie over productiewijzen in de keten, die hij nodig heeft om zijn keuze voor een product of dienst te bepalen. Deze informatie maakt het daarnaast mogelijk dat consumenten zich een mening vormen en deelnemen aan het debat over duurzame productie en consumptie, noodzakelijk volgens de initiatiefnemers, gezien de grote invloed van productie- en consumptiepatronen op duurzame ontwikkeling en verdeling van welvaart in de wereld.

Een Wet Openbaarheid van productie en Ketens (WOK) wil wettelijk zekerstellen dat consumenten, burgers, maatschappelijke organisaties en andere partijen die bedrijven vragen stellen over de manier waarop hun producten en diensten tot stand komen, op die vragen antwoord krijgen. Eventueel af te dwingen door de rechter. Het gaat daarbij specifiek om vragen over mogelijke schade die productieprocessen toebrengen aan het milieu, onaanvaardbare arbeidsomstandigheden bij de productie en andere bredere maatschappelijke vraagstukken.

Transparantie over de werkwijze in de keten is in deze gedachtegang een voorwaarde om te zien op welke punten in de keten niet duurzaam wordt gehandeld en om daar dan vervolgens iets aan te gaan doen. Een mogelijke vervolgstap is dat consumenten, burgers en maatschappelijke organisaties, op basis van de verkregen informatie, de betreffende bedrijven daarop aanspreken, hun producten en diensten niet meer afnemen of op andere manieren druk kunnen uitoefenen op bedrijven om de productiewijzen te verbeteren.

Het vergroten van de transparantie over bedrijfsprocessen en de productieketen door bedrijven is tot dusver een relatief autonoom proces. Dit proces zal zich volgens veel deskundigen autonoom verder uitbreiden naar gehele bedrijfstakken, vooral daar waar de voorlopers in maatschappelijk verantwoord ondernemen het meest (publicitaire) last hebben van ondernemingen die daarin achterblijven.

In de Kabinetsvisie MVO 2008-20011 en in de brief “Kansen door ketenverantwoordelijkheid” (Kamerstukken II, 26485, nr. 62) worden verschillende, mede door de overheid ondersteunde initiatieven genoemd, die zijn gericht op het vergroten van transparantie en verantwoordelijkheid in de keten, onder meer door:

  • MVO onderdeel te maken van economische diplomatie;
  • Op ondernemers toegesneden informatie over MVO beschikbaar te stellen;
  • Onderschrijving van de OESO richtlijnen bij alle overheidssteun voor activiteiten in het buitenland verplicht te stellen;
  • Het Initiatief Duurzame Handel;
  • In te zetten op een ruime ontvankelijkheid van het Nationaal Contact Punt voor de OESO richtlijnen bij klachten over bedrijven.

Het onderzoeksrapport dat uw Kamer hierbij wordt aangeboden is opgesteld door het onderzoeksbureau EIM als een quick scan, die een beeld geeft van argumenten voor en tegen een Wet Openbaarheid van productie en Ketens (WOK), zoals die is voorgesteld door de Consumentenbond in 2002. Daarbij is gevraagd naar de technische, economische en juridische haalbaarheid te kijken, met nadruk op de praktische uitvoerbaarheid vanuit een bedrijfsperspectief.

Mede op basis van de uitkomsten van het onderzoek is de conclusie te trekken dat de voorgestelde WOK technisch uitvoerbaar lijkt, maar tegen aanzienlijke economische kosten. De nalevingskosten kunnen bovenproportioneel groot worden. Op het juridisch vlak zijn de uitkomsten op basis van de voorliggende wetsinitiatief-tekst niet eenduidig. Alleen met een nadere analyse van Europees en internationaal recht kan de haalbaarheid van een meer uitgewerkt wetsvoorstel voor een WOK goed worden ingeschat. Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat slechts een zeer gering aantal consumenten actief op zoek gaat naar MVO-aspecten van producten. Er kan voorts niet worden aangetoond dat de informatiebehoefte van consumenten over maatschappelijke aspecten van producten, diensten en productieketens van een omvang is die thans niet wordt afgedekt. Mede daardoor is het twijfelachtig of de WOK uiteindelijk zal leiden tot meer duurzaamheid.

Het is belangrijk om de inzet van bedrijven op het vlak van ketenverantwoordelijkheid en rapportage daarover verder te stimuleren, evenals de verbetering van de samenwerking tussen bedrijven, NGO’s en overheden. Daarnaast bestaat op grond van de OESO richtlijnen in beginsel een mogelijkheid voor (organisaties van/voor) consumenten om informatie te vragen aan bedrijven, onder andere op het vlak van productiewijzen en de mate waarin bedrijven verantwoordelijkheid nemen in de keten.

Het kabinet onderneemt dan ook tal van acties om bedrijven bij het nemen van ketenverantwoordelijkheid te ondersteunen. Naast de hierboven genoemde initiatieven is ook de herziening van Richtlijn 400 van de Raad voor de Jaarverslaggeving op het punt van ketenbeheer van belang èn de opname van MVO in de Code Tabaksblat. Daarmee worden de maatschappelijke aspecten van ondernemen, waaronder ketenverantwoordelijkheid, meer verbonden met corporate governance. Zoals ook in de brief over ketenverantwoordelijkheid werd aangegeven, is het een goede zaak dat partijen in de SER in het kader van globalisering het initiatief hebben genomen om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de mate waarin het Nederlandse bedrijfsleven ketenverantwoordelijkheid draagt.

Met het SER initiatief Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen zal de komende jaren verder blijken hoe bedrijven hun verantwoordelijkheid in de keten gestalte geven. Wij zullen de resultaten van dit initiatief nauwlettend volgen.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

De Staatssecretaris van Economische Zaken,
F. Heemskerk