Kamerbrief inzake Schriftelijk overleg met het oog op de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 26 en 27 oktober 2009

Met verwijzing naar het verslag van het schriftelijke overleg van 16 oktober 2009 (uw brief nr 21 501 02), gaan uw Kamer hierbij toe de antwoorden op de gestelde vragen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Drs. F.C.G.M. Timmermans

Algemene Zaken

Voorbereiding Europese Raad 29-30 oktober 2009

Het voorzitterschap was aanvankelijk voornemens onder het agendapunt “Voorbereiding Europese Raad” over Iran te spreken. Inmiddels heeft het echter bekend gemaakt dit onderwerp tijdens het diner op maandag 26 oktober aan de orde te stellen.

Acquis communautaire

In antwoord op vragen van de PvdA-fractie over het acquis communautaire en het nemen van maatregelen tegen lidstaten die het acquis schenden, diene dat lidstaten moeten voldoen aan het acquis communautaire. Het rechtssysteem in de EU-lidstaten is zodanig ingericht dat eventuele gebreken via de rechter aan de orde kunnen worden gesteld.

Institutionele kwesties

Bekrachtiging door Tsjechië

Op vragen van de PvdA-fractie en de SP-fractie kan de regering mededelen dat President Klaus zijn zorg heeft geuit dat de Benes-decreten zullen worden aangevochten in geval het Handvest van de Grondrechten direct toepasbaar wordt en dat dat tot eigensdomsaanspraken zou kunnen leiden. President Klaus heeft aangegeven deze mogelijkheid te willen uitsluiten.

Niet duidelijk is welke juridische vorm President Klaus hierbij voor ogen heeft. Zolang niet helder is wat de precieze wens is van President Klaus, is het moeilijk daarover een oordeel te vellen. Voor de regering staat de spoedige inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voorop. De Tsjechische regering heeft zich op het punt gesteld dat het geen heropening wenst van ratificatieproces in alle lidstaten. De regering deelt deze mening.

Benoeming

De leden van de fractie van de SP vragen zich af of ze (op grond van wat wordt gesteld in de geannoteerde agenda over de nominaties voor de vaste voorzitter van de Europese Raad en Hoge Vertegenwoordiger) er vanuit mag worden gegaan dat wat betreft de samenstelling van de Europese Commissie er niet langer gewacht zal worden.

Of deze Europese Raad zal spreken over de samenstelling van de nieuwe Commissie, hangt mede af van de uitspraak van het Tsjechisch Constitutioneel Hof, dat een hoorzitting organiseert op 27 oktober as., en van de vraag of aan de door President Klaus geformuleerde wens op enigerlei wijze gevolg zal worden gegeven. Op dit moment is het onduidelijk of het Zweeds voorzitterschap de samenstelling van de nieuwe Commissie uiteindelijk op de agenda plaatst.

Daarnaast vragen de SP-leden zich af of de opstelling van de Tsjechische President ook mogelijke gevolgen heeft voor het verkrijgen van een ‘eigen’ eurocommissaris, zoals commissievoorzitter Barroso onlangs suggereerde. De leden van de SP-fractie vragen, indien dat het geval is, of de regering die suggestie steunt.

Tijdens de Europese Raad van juni jl. is uitgesproken dat het Verdrag van Lissabon uiterlijk eind 2009 in werking zou moeten zijn getreden. De regering gaat er vanuit dat de Tsjechische regering zich daaraan houdt. Als blijkt dat het langer gaat duren dan moet het voorzitterschap met de lidstaten bezien hoe daar mee om te gaan.

Mocht het zeker worden dat de Tsjechische president niet binnen afzienbare tijd zal overgaan tot het tekenen van de goedkeuringswet bij het Verdrag van Lissabon, dan zal de nieuwe Commissie moeten worden aangesteld op basis van het Verdrag van Nice. Dat betekent dat de Commissie moet worden verkleind ten opzichte van de huidige Commissie met 27 commissarissen. In dat geval zullen alle scenario’s voor reductie van het aantal leden van de Commissie worden besproken. Die situatie is op dit moment niet aan de orde.

De regering verwijst tevens naar de brief van 5 oktober jl. (over de Nederlandse positie inzake de betekenis van de uitslag van het Ierse referendum voor Europa en voor de ratificatie en implementatie van het Verdrag van Lissabon) waarin de benoeming van de Commissie op grond van het Verdrag van Nice en het Verdrag van Lissabon beschreven staat.

Leden van de VVD-fractie vragen het kabinet of de profielschets voor de vaste voorzitter van de Europese Raad in het Benelux-memorandum moet worden uitgelegd als een afwijzing van de kandidatuur van de heer Blair voor deze functie. Voorts vragen zij of het klopt dat België en Luxemburg zich al tegen de kandidatuur van de heer Blair hebben uitgesproken en wat het betekent voor de gezamenlijk positiebepaling van de Benelux-landen.

De regering benadrukt dat de profielschets voor de vaste voorzitter van de Europese Raad als omschreven in het Benelux-memorandum geen afwijzing van welke kandidatuur dan ook impliceert. Bij het opstellen van deze profielschets samen met de andere Benelux-landen heeft de regering altijd het institutioneel evenwicht voor ogen gehad en niet een specifieke persoon. Daaruit volgt dat het Benelux-memorandum niet tot doel had een gezamenlijk standpunt in te nemen namens de Benelux ten aanzien van een kandidaat voor vaste voorzitter van de Europese Raad, maar wel ten aanzien van bepaalde kwalificaties waaraan een kandidaat moet voldoen.

Klimaatverandering

In antwoord op de vragen van de leden van de SP-fractie over klimaatverandering kan de regering mededelen dat financiering van klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden in deze periode prominent op de agenda staat van de diverse Raadsformaties. De inzet van de regering is om de komende weken de EU-inzet verder te concretiseren om weer stappen te kunnen maken in de mondiale klimaatonderhandelingen. De Milieuraad behandelt alle elementen die Nederland wenst terug te zien in een Kopenhagen-akkoord – mitigatie, adaptatie, financiering en technologie. De Ecofin-Raad buigt zich met name over de EU-inzet ten aanzien van financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden. De Europese Raad zal naar aanleiding van de Milieuraad en de Ecofin de EU-positie nader concretiseren.

Over de exacte uitkomsten van de Europese Raad kan dus enkel nog gespeculeerd worden. Financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden staat nog volop ter discussie, waarbij onder de lidstaten zowel voor- als tegenstander zijn van het noemen van concrete bedragen. Ook de interne lastenverdeling is nog onderwerp van discussie. De Nederlandse inzet blijft ongewijzigd: een bedrag van 100 miljard euro (zowel publiek en privaat) is nodig in 2020 voor de bekostiging van mitigatie- en adaptatieacties in ontwikkelingslanden. De omvang van de benodigde publieke middelen is afhankelijk van het aandeel dat de koolstofmarkt levert en wat ontwikkelingslanden zelf bij kunnen dragen. De EU zal in de publieke financiering haar eerlijke aandeel bijdragen. Nederland zet in op een eerlijk aandeel van de EU op 20-30% van de totale benodigde publieke financiering. Dat is realistischer dan het aandeel van 10-30% dat de Europese Commissie noemt. Wat Nederland betreft kan de interne verdeling van deze EU-bijdrage ná Kopenhagen vastgelegd worden.

EU-regeringsleiders hebben al wel erkend dat een snelle start moet worden gemaakt met internationale financiële steun voor klimaatacties waarbij ze verwezen naar de mededeling van de Europese Commissie van 10 september jl. In mondiaal kader wordt er gekeken naar Europa als voortrekker in de onderhandelingen en men hoopt dat de aankomende Europese Raad een extra impuls kan geven, ook op het gebied van klimaatfinanciering. Hier zet Nederland zich ook voor in, en wil graag concrete getallen zien voor klimaatacties op de korte termijn. Daarom heeft het kabinet toegezegd aan het EU-bedrag voor de periode 2010-2012 een geloofwaardige bijdrage te leveren van 100 miljoen euro per jaar, die deels via de EU-begroting zou kunnen lopen. Aangezien Nederland een van de eerste landen is die concrete bedragen noemt, is het nog niet mogelijk om in te schatten wat de andere lidstaten bijdragen.

Tenslotte is Nederland zeer geloofwaardige onderhandelingspartner, binnen- en buiten de Europese Unie, als het gaat om het behalen van zijn emissiereductiedoelen en haar klimaatbeleid in bredere zin.

In antwoord op een vraag van de VVD-fractie over een nieuwe en ongecontroleerde ODA-stroom richting armere landen benadrukt de regering dat klimaatverandering het gevolg is van een probleem dat ontwikkelingslanden niet zelf hebben veroorzaakt en het behalen van de millennium ontwikkelingsdoelstellingen nog kostbaarder maakt. Met name voor de armste en meest kwetsbare landen zijn deze additionele lasten moeilijk te dragen. De regering is daarom van mening dat adaptatie aan klimaatverandering in de meest kwetsbare landen zoveel mogelijk met nieuw en additioneel geld dient te worden gefinancierd.


De regering zet zich in voor een eerlijke, efficiënte en effectieve internationale financiële architectuur voor klimaatbeleid. Zij wil daadwerkelijke klimaatacties in ontwikkelingslanden zien, in ruil voor financiële ondersteuning. Al in de Bali-routekaart is afgesproken dat mitigatieacties van ontwikkelingslanden en de voor deze acties bestemde financiering meetbaar, controleerbaar en verifieerbaar dienen te zijn.

Daarom benadrukt de regering het belang van een bottom-up benadering bij het financieren van klimaatacties. Het opstellen van nationale low carbon growthplannen door zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden is in dit kader van grote waarde, omdat goed nationaal beleid de effectiviteit van financiële ondersteuning vergroot. De beheersstructuur voor klimaatfinanciering moet volgens het kabinet bestaan uit een verschillend aantal fondsen en landen die samenwerken op basis van hun comparatieve voordelen, waarbij efficiënt kan worden gewerkt. Vanwege deze decentrale opzet is er de noodzaak om een coördinatiemechanisme op te zetten. Dit mechanisme zal primair de voorwaarden scheppen voor de effectieve koppeling van financiering aan acties en daarvoor verantwoording afleggen aan de Partijen bij het Kopenhagen-akkoord. Het kabinet hecht grote waarde aan het bewaken van de voortgang van klimaatacties en dat er voldoende balans is in de aanwending van de middelen. Hierbij is geen sprake van een ongecontroleerde financieringsstroom.

Illegale immigratie

De leden van de SP-fractie vragen waar de besprekingen inzake illegale migratie toe moeten leiden nu het wederom is geagendeerd voor de Europese Raad. Voorts wordt gevraagd welke meningsverschillen er beslecht moeten worden.

In vervolg op de conclusies van de Europese Raad van juni jl. zal de Europese Commissie tijdens de aanstaande Europese Raad verslag doen van de voorstellen en maatregelen die sindsdien zijn gedaan. De besprekingen zullen uiteindelijk moeten leiden tot een effectieve(re) bestrijding van de illegale migratiestromen in het Middellandse Zeegebied. Het gaat daarbij om hervestiging van van asielzoekers binnen de Europese Unie, de versterking van Frontex en samenwerking met derde landen op het gebied van migratie.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met de Nederlandse ambities om Frontex te versterken met een fregat of patrouilleboten.

Nederland biedt momenteel op verschillende manieren ondersteuning aan Frontex-operaties, waaronder door middel van deinzet van grenswachten. Tevens heeft Nederland een Rigid Hull Inflatable Boatmet tweehoofdige bemanning ingezet in de Griekse wateren. De mogelijkheden om binnen de Nederlandse randvoorwaarden een bijdrage te leveren aan Frontex-operatiesdoor middel van de inzet van een fregat of patrouilleboten, worden onderzocht.

Baltische Zee Strategie

Volgens het voorstel van de Commissie zullen geen nieuwe instellingen worden opgetuigd voor de Baltische Zee Strategie. Nederland deelt deze zienswijze van de Commissie. Op de vraag van de leden van de PvdA-fractie of dit ook de algemene opvatting is van andere EU-landen kan de regering mededelen dat, voor zover bekend, ook de andere EU-lidstaten deze mening zijn toegedaan. In de concept-Raadsconclusies wordt dan ook niet gesproken over nieuwe instellingen.

Externe Betrekkingen

Afghanistan/Pakistan

De Raad zal naar verwachting een strategiepapier goedkeuren waarin de geïntensiveerde EU-inzet ten aanzien van Afghanistan en Pakistan uiteen wordt gezet. Bij dit strategiepapier zal ook een overzicht worden opgenomen van de actuele hulpinspanningen van de lidstaten. Nederland heeft bij bespreking van het strategiepapier er op gewezen dat de in het papier geschetste geïntensiveerde strategie moet leiden tot een effectievere implementatie van het bestaande beleid ten aanzien van Afghanistan en Pakistan. Aan de CDA-fractie kan worden gemeld dat deze zienswijze door alle lidstaten wordt gedeeld.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is de opvattingen over regionale vredesonderhandelingen, zoals die door de Amerikaanse ex-minister van Buitenlandse Zaken Kissinger zijn ontvouwd, in de Razeb in te brengen. Ook vragen de leden van de SP-fractie of de regering in de Razeb wil pleiten voor een regionale conferentie. De regering zal allereerst haar eigen opvattingen over regionale vredesonderhandelingen in de Razeb inbrengen. Dit jaar zijn er diverse regionale bijeenkomsten geweest tussen Afghanistan, Pakistan, en andere bij de regio betrokken landen en organisaties. De internationale conferentie over Afghanistan in Den Haag afgelopen maart en de G8 Foreign Ministers meeting in Triëst in juni jl. zijn twee belangrijke voorbeelden hiervan. Nederland zal in EU-kader blijven pleiten voor verdere EU-ondersteuning van de regionale politieke dialoog. Het is echter in eerste instantie aan de partijen in de regio zelf om te beslissen of de organisatie van een regionale vredesconferentie op dit moment een nuttige bijdrage kan leveren aan de wederzijdse betrekkingen. Indien een dergelijke conferentie door Afghanistan en Pakistan wenselijk wordt geacht zal Nederland pleiten voor EU-ondersteuning van dit initiatief.

Het beoogde geïntensiveerde EU-beleid is sterk gericht op een regionale aanpak, ook al vergen de uitdagingen in beide landen ieder ook een op maat gesneden benadering. Ten aanzien van het stimuleren van regionale samenwerking zal de EU zich met name richten op technische en financiële ondersteuning van bestaande regionale organisaties, zoals bijvoorbeeld de South Asian Association Regional Cooperation(SAARC), de Central Asia Regional Economic Cooperation(CAREC) en de Shanghai Cooperation Organisation(SCO). De EU is voornemens hierbij aan Afghanistan en Pakistan hulp in de vorm van capaciteitsopbouw te geven, zodat beide landen op een effectieve wijze kunnen deelnemen aan deze organisaties. Daarnaast is de EU bereid bij te dragen aan initiatieven op het gebied van regionale infrastructuur, zoals transportverbindingen in de regio, en aan de totstandkoming van handels- en transitovereenkomsten. Ook zal de EU technische expertise leveren voor verbeterd grensbeheer en voor het tegengaan van illegale migratie aan Afghanistan, Pakistan en hun buurlanden. Een ander voorbeeld van EU-steun voor regionale samenwerking is het hoger- en beroepsonderwijs. De EU is voornemens onderlinge samenwerking tussen onderwijsinstituten in de regio te stimuleren, in lijn met prioriteiten van de betreffende overheden.

De SP-fractieleden menen dat de Amerikaanse bombardementen bijdragen aan een diepere staat van oorlog in Pakistan en dat deze bombardementen moeten worden beëindigd. De Amerikaanse en Pakistaanse autoriteiten spreken onderling over deze militaire acties en de acties vinden plaats in samenspraak en samenwerking. In deze militaire operatie heeft de EU geen rol.

Aan de leden van de PVV- fractie kan gemeld worden dat Nederland geen gedetailleerde informatie heeft over bombardementen op schuilplaatsen van moslimextremisten door de Pakistaanse luchtmacht. Pakistan heeft dit voorjaar een groot offensief ingezet in gebieden waar de Taliban (vaak ook openlijk) zijn invloed had uitgebreid. Dit legeroffensief in de North West Frontier Provinces en FATA wordt voortgezet in die gebieden waar Taliban nog steeds aanwezig is. Op zaterdag 17 oktober jl. is een grote nieuwe operatie tegen Taliban stellingen in Zuid-Waziristan van start gegaan. Hierbij vinden zowel luchtacties als grondoffensieven plaats.

Afghanistan

Aan de leden van de CDA-fractie kan worden gemeld dat alle EU-partners de lijn ondersteunen dat ook de Afghaanse regering zelf het beleid ten aanzien van goed bestuur, democratisering en bestuurlijke en economische vernieuwingen effectiever dient te implementeren. Tegelijkertijd zal de EU kijken naar nieuwe mogelijkheden om initiatieven op deze gebieden te steunen. Zo zal de EU mede met het oog op de Afghaanse parlementaire- en districtsverkiezingen in 2010 nauw betrokken zijn bij de implementatie van verbeteringen in het verkiezingsproces en, zal zij zich inzetten voor bevordering van het functioneren van een pluralistisch politiek partijenstelsel en van een beter functionerend parlement. Ook zal de EU samen met de Afghaanse regering werken aan concrete maatregelen voor hervorming van de begroting en zal zij financiële en technische steun geven aan het UNDP programma (Afghan Sub-National Governance Programme, ASGP) op het gebied van lokaal bestuur.

De toekomstige Afghaanse regering zal nieuwe afspraken moeten maken over het beleid van de komende jaren. Enerzijds zouden die afspraken als een soort contract tussen de regering en de bevolking kunnen worden vastgelegd. Anderzijds moeten er hernieuwde afspraken met de Internationale Gemeenschap worden gemaakt. Het huidige Afghanistan Compactloopt in 2010 af en in een nieuw Compact, tussen de Afghaanse regering en de internationale Gemeenschap, zouden realistische doelstellingen en meetbare benchmarks moeten worden geformuleerd. De internationale Gemeenschap, inclusief de EU, kan aan de hand daarvan bezien hoe de regering te helpen bij het bereiken van deze doelen. In antwoord op de vragen van de CDA-fractie dient dat Nederland zal aandringen op een actieve rol van de EU in dit proces. Prioriteiten daarbij moeten zijn: Afghaans ownership, goed bestuur, anticorruptie, mensenrechten, transitional justice, rule of lawen veiligheid. Ook in de implementatiefase zal de EU door nauwe samenwerking met de Afghaanse regering en andere internationale spelers in Afghanistan intensief betrokken moeten blijven.

In antwoord op de vragen van de SP-fractie over de Nederlander die lid is van de Klachtencommissie Verkiezingen kan het volgende worden vermeld. De Afghaanse Kieswet bepaalt dat de Klachtencommissie uit vijf leden bestaat. Volgens de wet dienen het Afghaanse Hooggerechtshof en de Afghaanse Onafhankelijke Mensenrechtencommissie elk één lid aan te wijzen. De VN-Speciaal Vertegenwoordiger dient drie internationale leden aan te wijzen. Volgens het Reglement van Orde van de Klachtencommissie dienen de leden hun taken op een tijdige, objectieve, onpartijdige en niet-politieke wijze te vervullen. De Nederlander werd door de VN-Speciaal Vertegenwoordiger voor Afghanistan, Kai Eide, benoemd als één van de drie onafhankelijke internationale leden. Betrokkene is dus als onafhankelijke deskundige door de VN voorgedragen en hij is niet verbonden met de Nederlandse regering.

Ten aanzien van het ontslag van de UNAMA-medewerker Galbraith, verwijs ik u naar de op 16 oktober jl. beantwoorde Kamervragen van de SP-fractie en de op 16 oktober beantwoorde vragen van GroenLinks (met de respectievelijke kenmerken 2009Z18397 en 2009Z18545). De wijze van hertelling is onderling door de Klachtencommissie Verkiezingen en de Onafhankelijke Verkiezingscommissie overeengekomen, na consultatie van internationale experts op dit onderwerp. Een dergelijke steekproefsgewijze methode voor hertelling is in het verleden elders in de wereld toegepast. De regering heeft vertrouwen in de wijze waarop deze methodiek overeengekomen is. Op 20 oktober jl. bepaalde de Onafhankelijke Verkiezingscommissie op basis van de hertelling dat een tweede verkiezingsronde nodig is. Deze ronde zal worden gehouden op 7 november 2009. Nederland zal er in de Raad voor pleiten dat de EU ook tijdens deze tweede ronde met een verkiezingswaarnemersmissie in Afghanistan aanwezig is.

Pakistan

De CDA-fractie vraagt op welke wijze de EU actieve steun biedt voor snelle implementatie van de Malakand Strategie. Op dit moment zijn er nog geen activiteiten in uitvoering, omdat de Strategie pas op 24 september jl. tijdens een top van regeringsleiders en staatshoofden van de Friends of Democratic Pakistanformeel werd aangenomen. In EU-kader heeft Nederland aangedrongen op een snelle overgang van papieren strategie naar concrete actie. De EU is van plan met name in te zetten op de hervormingen van de veiligheidssector en het verbeteren van de rule of law. Alle lidstaten bekijken momenteel hoe op lange termijn middelen kunnen worden vrijgemaakt om het plan volledig te laten uitvoeren. Het door de VS, VK en Pakistan opgezette Multidonor Trustfund, beheerd door de Wereldbank, zou een modaliteit kunnen bieden voor financiering van de Malakand Strategie en soortgelijke activiteiten elders in de grensregio. Op bijdragen aan dit fonds beraden alle partijen zich nog.

De leden van de PvdA-fractie vragen of Nederland of de EU eigen waarnemingen heeft om de veiligheid van het kernwapenarsenaal in Pakistan te kunnen beoordelen en, indien dat zo is, hoe deze waarnemingen luiden. De veiligheid van het Pakistaanse kernwapenarsenaal is een Pakistaanse aangelegenheid. Noch de EU, noch Nederland hebben eigen waarnemingen om deze veiligheid te kunnen beoordelen. De VS onderhoudt hierover wel nauwe contacten met de Pakistaanse autoriteiten en beoordeelt het Pakistaanse kernwapenarsenaal op basis van de door de Pakistaanse aangeleverde informatie. Vooralsnog verklaart de VS dat de veiligheid van het kernwapenarsenaal in Pakistan voldoende is.

MOVP

In reactie op de opmerkingen en vragen van uw Kamer over het Midden-Oosten Vredesproces en Syrië bericht de regering het volgende. De regering heeft kennis genomen van de uitspraken van minister Lieberman naar aanleiding van zijn gesprek met de Amerikaanse MOVP-gezant Mitchell, waaraan de leden van de PvdA-fractie refereren. Deze uitspraken weerspiegelen, naar het voorkomt, opvattingen van minister Lieberman. Voor de regering zijn de beleidsopvattingen van de Israëlische regering als geheel, zoals uitgedragen door premier Netanyahu, leidend. Namens Israël heeft Premier Netanyahu in zijn toespraak in juni jl. bij de Bar-Ilan Universiteit zich uitgesproken als voorstander van de hervatting van de vredesbesprekingen met de Palestijnen, leidend tot de oprichting van een Palestijnse staat, zonder voorwaarden vooraf en op basis van bestaande verplichtingen van alle partijen. Tot die verplichtingen horen ook de afspraken die gemaakt zijn over nederzettingen in de Routekaart voor de Vrede. In reactie op de vraag van leden van de SP-fractie benadrukt de regering dat zij blijft pleiten voor krachtige stellingname van de EU in het Kwartet tegen de uitbreiding van nederzettingen, ook in Oost-Jeruzalem. Dit is ook tot uitdrukking gebracht in de laatste verklaring van het Kwartet van 24 september 2009.

De fracties van het CDA, de SP, de PVV en GroenLinks verwijzen naar het Associatieakkoord met Syrië. Het beleid van de EU is sinds 2004 om in akkoorden met derde landen op te nemen dat schending van een van de essentiële clausules, waaronder die inzake mensenrechten, kan leiden tot opschorting van het akkoord. In het Associatieakkoord met Syrië is een clausule opgenomen inzake mensenrechten. De tekst van het Associatieakkoord met Syrië is uitonderhandeld op basis van een mandaat van voor 2004. De regering heeft er in EU-verband op aangedrongen dat, in overeenstemming met de geldende praktijk na 2004, wordt vastgelegd dat schending van deze essentiële clausule gevolgen heeft voor de toepassing van de overeenkomst. Deze vastlegging zal plaatsvinden in de vorm van een verklaring van de RAZEB, waarin wordt bevestigd dat naleving van mensenrechtenstandaarden een essentieel onderdeel vormt van de associatieakkoorden die de EU afsluit; derhalve kan de EU tot opschorting van de toepassing besluiten in geval van schending van die standaarden. Over de tekst van deze verklaring is op niveau van de EU-ambassadeurs overeenstemming bereikt. Deze verklaring, waarop wordt gedoeld door de leden van de fractie van GroenLinks, betreft geen gemeenschappelijke verklaring maar een unilaterale EU-verklaring. De regering zal zich er uiteraard steeds voor inzetten dat de EU de noodzakelijke stappen neemt zodra blijkt dat Syrië zijn verplichtingen op mensenrechtengebied niet nakomt. Overigens heeft Syrië op maandag 19 oktober aan het EU-voorzitterschap te kennen gegeven nog enige tijd nodig te hebben voor interne afstemmingsprocedures, alvorens het tot ondertekening van het Associatieakkoord kan overgegaan. Op het moment van schrijven is het nog niet duidelijk of hierdoor de ondertekening van het akkoord en marge van de oktober-RAZEB aan de orde zal komen.

Ten aanzien van de wenselijkheid om over te gaan tot implementatie van een systeem van benchmarks, doelstellingen op maat en monitoring als onderdeel van de EU-associatieakkoorden, zoals opgemerkt door de fractie van GroenLinks, geldt dat een dergelijk systeem reeds vorm heeft gekregen in het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB). Binnen het ENB worden per land afspraken gemaakt omtrent specifieke doelstellingen en acties voor een periode van drie tot vijf jaar. De Europese Commissie evalueert periodiek de voortgang van de verschillende ENB-partners en brengt hierover schriftelijke rapportages uit aan de lidstaten. Het ENB omvat landen aan de oostelijke en zuidelijke grenzen van de Unie, waaronder Syrië. Daarnaast rapporteert de regering periodiek aan de Tweede Kamer over de naleving van de mensenrechten in de wereld, zowel per thema als voor landen en regio’s. Daarbij worden ook de mensenrechtenstandaarden waaraan de mensenrechtenparagraaf van de Associatieakkoorden refereert onder de loep genomen.

Bosnië-Herzegovina

De leden van de CDA, PvdA en SP-fracties maken een aantal opmerkingen over Bosnië-Herzegovina. Op 8 oktober hebben het Zweedse EU-voorzitterschap en de VS, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Europese Commissie en het Raadssecretariaat, een pakket maatregelen voorgesteld aan de Bosnische leiders. Het pakket is bedoeld om vooruitgang te boeken met betrekking tot de voorwaarden voor sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger, en om de politieke samenwerking in het land te bevorderen. De voorgestelde grondwettelijke wijzigingen die onderdeel uitmaken van het pakket hebben onder meer als doel om de centrale staatsorganen efficiënter te laten functioneren. Op 20 en 21 oktober worden de besprekingen voortgezet onder leiding vande initiatiefnemers. De Nederlandse regering hoopt dat de Bosnische leiders hun onderlinge verschillen ondergeschikt kunnen maken aan een gezamenlijk belang en bereid zijn tot een compromis.

De regering deelt het oordeel van de leden van de CDA-fractie dat gezamenlijke schoolgang zou kunnen bijdragen aan verzoening en daarmee aan de toekomst vanBosnië-Herzegovina. De etnische groepen hechten echter sterk aan hun eigen onderwijssystemen, waardoor het niet waarschijnlijk is dat op afzienbare tijd een uniform systeem tot stand komt.

In het kader van het bilaterale OS-programma heeft (onder andere) Nederland bijgedragen aan het opruimen van overtollige munitie en wapens. UNDP besteedt hier aandacht aan in uiteenlopende programma’s. Ook de OVSE voert programma’s uit op dit terrein. Nederland is voorstander van voortzetting van dergelijke programma’s.

De CDA- en SP-fractie hebben gevraagd naar de voortgang met betrekking tot de benchmarks voor sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger (HV). De regering hecht eraan dat wordt vastgehouden aan de gestelde conditionaliteit voor sluiting van het kantoor. Momenteel zijn er nog twee doelstellingen (verdeling staats- en defensie-eigendommen) niet of onvolledig gerealiseerd en is er nog geen sprake van een stabiele politieke situatie. De overige drie doelstellingen (duurzame regeling voor de status van Brcko; akkoord over verdeling van de belastinginkomsten; functionerende rechtstaat) zijn wel gehaald. Ook was al eerder voldaan aan de voorwaarde van sluiting van de Stabilisatie- en Associatie-Overeenkomst met de EU. Het voldoen aan de doelstellingen en voorwaarden die zijn gesteld voor sluiting van het kantoor van de HV vormt ook onderdeel van de onderhandelingen die zijn opgestart naar aanleiding van het initiatief van het Zweedse EU voorzitterschap. Zo liggen er momenteel concrete voorstellen op tafel voor de verdeling van staats- en defensie-eigendommen.

Een aantal EU-lidstaten streeft naar een snelle sluiting van het kantoor van de HV. Hiertoe zou ten vroegste tijdens de geplande vergadering van de Steering Board van de Peace Implementation Council (PIC) van 18 en 19 november een besluit kunnen worden genomen. De voorstanders van snelle sluiting bepleiten een flexibele interpretatie van de gestelde voorwaarden. De regering deelt de zorgen van de SP-fractie over de politieke situatie in Bosnië-Herzegovina en heeft in PIC en EU verband steeds opgeroepen om alle voorwaarden strikt na te leven en besluitvorming zoveel mogelijk te baseren op daadwerkelijke uitvoering van wetgeving.

De regering meent echter wel dat een eventueel politiek akkoord nieuwe kansen biedt om uit de langdurige politieke impasse te komen en het noodzakelijke hervormingsproces weer op gang te brengen. De op 8 oktober jl. voorgestelde grondwetswijziging vereist complexe besluitvorming in de staatstructuur van Bosnië-Herzegovinaen zal naar verwachting tijd kosten.

De regering deelt de zorgen van de Kamer over georganiseerde misdaad in Bosnië-Herzegovinaen merkt op dat er niettemin langzaam vooruitgang wordt geboekt, o.m. op het gebied van bestrijding van smokkel van mensen en drugs. Politiecoördinatie, binnen Bosnië-Herzegovinaen met de buurlanden, toont enige verbetering. De EUPM speelt hierbij een belangrijke rol. De verwevenheid tussen georganiseerde misdaad, corruptie en politiek kan echter alleen effectief worden aangepakt door nationale instellingen op het gebied van politiesamenwerking, anticorruptie en rechtshandhaving. Het vertrek van internationale rechters en aanklagers per 1 januari 2010 zou de positie van het staatshof en van staatsaanklagers verzwakken. Staatshof en staatsaanklagers vormen een belangrijk onderdeel van de discussie over grondwetsherziening. Meer inspanningen van de Bosnische autoriteiten blijven nodig, zoals ook de Europese Commissie constateert in het recente Voortgangsrapport.

Kroatië

Joegoslavië-tribunaal

De leden van de fracties van de PVV, het CDA, de PvdA en de SP vragen allen aandacht voor het gebrek aan samenwerking van Kroatië met het ICTY. In het voortgangsrapport van de Europese Commissie van 14 oktober 2009 gaat de Commissie in op de aanzienlijke voortgang die Kroatië heeft geboekt in het pre-accessietraject, waarmee het einde van de onderhandelingen in zicht komt. Nederland erkent dat Kroatië flinke stappen heeft gezet in het hervormingsproces. Maar tegelijkertijd benadrukt de Nederlandse regering de noodzaak van het opbouwen van een geloofwaardige staat van dienst bij de tenuitvoerlegging van het acquis op bepaalde onderdelen, waaronder de hervormingen op justitieel terrein. Deze hervormingen dienen in 2009 en in 2010 te worden voortgezet.

De Nederlandse regering is daarnaast van mening dat Kroatië de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal dient te verbeteren. De hoofdaanklager van het Joegoslavië-tribunaal, Brammertz, liet zich op 4 juni 2009 tegenover de VN Veiligheidsraad wederom kritisch uit over de gebrekkige samenwerking. Deze heeft met name betrekking op de toegang tot vermiste documenten, en het onderzoek hieromtrent, in het gerechtelijk onderzoek naar onder andere voormalig Generaal Gotovina.

Nederland blijft, samen met een aantal andere lidstaten, van oordeel dat Kroatië meer inspanningen dient te leveren in de samenwerking met ICTY, alvorens voortgang kan worden geboekt in de onderhandelingen over het hoofdstuk over rechtelijke macht en fundamentele rechten (hoofdstuk 23).

Onderhandelingen

De leden van verschillende fracties vragen naar de visie van de regering op het verdere tijdpad voor de onderhandelingen. De Europese Commissie meldt in het voortgangsrapport van 14 oktober 2009 dat wanneer Kroatië aan alle voorwaarden voldoet, de onderhandelingen volgend jaar zouden kunnen worden afgerond. De regering verzet zich tegen het vroegtijdig noemen van streefdata; dit is immers in strijd met de uitbreidingsstrategie van december 2006. Hierin is vastgelegd dat het tempo van het toetredingsproces afhangt van de resultaten van de hervormingen in het land waarmee over toetreding wordt onderhandeld, waarbij ieder land op zijn merites zal worden beoordeeld. De Europese Unie zal pas vlak voor het einde van de onderhandelingen streefdata voor toetreding moeten vaststellen. Daarbij is de vraag leidend of de betreffende kandidaat-lidstaat, in dit geval Kroatië, aan alle voorwaarden heeft voldaan.

Grensgeschillen

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven of eventueel bestaande grensgeschillen tussen Kroatië met Servië en/of met Bosnië-Herzegovinaook opgelost moeten worden voor een eventuele aanvraag van het EU lidmaatschap door Kroatië. Goed nabuurschap is een essentieel onderdeel van het pre-accessietraject. Grensgeschillen tussen landen onderling worden gezien als een bilaterale kwestie die buiten het onderhandelingsproces dienen te worden beslecht.

Moldavië

Op 16 oktober kondigde een EU-delegatie onder leiding van de Zweedse minister Bildt in Chisinau een snelle start van de onderhandelingen over een nieuwe brede overeenkomst met Moldavië aan. De regering steunt dit voornemen en acht het niet noodzakelijk om de verkiezingen voor een nieuwe president af te wachten voordat de onderhandelingen over een nieuw akkoord worden begonnen. De recent aangetreden Moldavische regering geniet de steun van een parlementaire meerderheid en is volledig handelingsbevoegd. Er zijn geen juridische of politieke beletsels voor het openen van onderhandelingen. Hierbij komt dat de nieuwe regering bemoedigende beleidsvoornemens als versnelling van het hervormingsproces, verbetering van de mensenrechtensituatie en toenadering tot Europa heeft aangekondigd. Deze positieve signalen hebben er toe geleid dat er onder de EU-lidstaten veel steun is voor een spoedige start van de onderhandelingen over een nieuwe brede overeenkomst. Dit biedt een kans om de hervormingsgezinde krachten in Moldavië te steunen. Voorts wil de EU voorkomen dat de EU kritische oppositie via frustratie van de Presidentsverkiezingen de facto een veto kan uitspreken over het openen van de onderhandelingen. De grondwettelijk laatst mogelijke datum voor de presidentsverkiezing is 11 november.

Oezbekistan

De fracties van CDA en SP verwijzen naar de discussie in Raadsverband over de verlenging van de sancties tegen Oezbekistan. Het is gebleken dat nagenoeg alle lidstaten menen dat de Europese Unie effectiever kan werken aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in Oezbekistan als de sancties niet nogmaals worden verlengd, maar de Unie wel duidelijk haar zorgpunten nog eens onder de aandacht van de Oezbeekse autoriteiten brengt en de situatie nauwlettend blijft volgen. De regering streeft naar een zo effectief mogelijke dialoog met Oezbekistan en blijft van mening dat sancties hierin een rol kunnen spelen. Wel wil de regering een eventuele EU-consensus over het niet verlengen van de sancties niet in de weg staan.

EU-Rusland Top

De regering heeft kennisgenomen van het rapport van de Independent International Fact-Finding Mission on the Conflict in Georgia onder leiding van de Zwiterse diplomate Tagliavini. Dit onderzoek werd in opdracht van de Europese Unie uitgevoerd. Op 30 september heeft mevrouw Tagliavini het rapport aangeboden aan Georgië, de Russische Federatie, de EU, de Verenigde Naties en de OVSE. Ook heeft zij op die dag de inhoud van het rapport aan de EU lidstaten toegelicht. In antwoord op de vragen van de CDA-fractie bericht de regering dat zij meent dat het zgn. Tagliavini-rapport een genuanceerd feitenrelaas biedt dat kan bijdragen aan een beter begrip van de oorzaak en het verloop van het conflict tussen Georgië en Rusland in augustus vorig jaar. Het rapport zal, naar verwacht, in aanloop naar de EU-Rusland Top niet nader worden besproken, maar het kan vooral een positieve bijdrage leveren aan de internationale besprekingen die in Genève mede onder leiding van de EU plaatsvinden tussen de bij het conflict in Georgië betrokken partijen.

De agenda voor de EU-Rusland Top op 18 november in Stockholm is nog niet bekend. Op grond van eerdere bijeenkomsten is het de verwachting dat ook deze keer gesproken zal worden over de mensenrechtensituatie. Nederland zal tijdens de voorbereidingen van de Top wederom aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie in Rusland en in het bijzonder de positie van mensenrechtenverdedigers. Verder zal de regering zorg uitspreken over de sterke toename van geweldsincidenten in de Noordelijke Kaukasus. Voor de goede orde zij vermeld dat tijdens de EU-Rusland mensenrechtendialoog op 5 en 6 november in Stockholm de situatie in de regio, de positie van mensenrechtenverdedigers alsook de vooralsnog onopgeloste moorden op de mensenrechtenverdedigers Politkovskaja en Estemirova aan de orde zullen worden gesteld.

Sri Lanka

De fracties van CDA en PvdA vroegen naar de mensenrechtensituatie in Sri Lanka en het verband met de APS-plus preferenties waar Sri Lanka gebruik van maakt.

In algemene zin is uitgangspunt van Nederland dat de APS-plus regeling een objectief, stimulerend handelsinstrument moet zijn dat ontwikkelingslanden onder voorwaarden aanvullende handelspreferenties toekent. De voorwaarden betreffen met name de ratificatie en effectieve implementatie van een aantal verdragen op het terrein van mensen- en arbeidsrechten en milieu. Wanneer op basis van onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat niet (of niet langer) aan de voorwaarden wordt voldaan, vindt Nederland dat preferenties geheel of gedeeltelijk moeten worden opgeschort. De minister van Economische Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken hebben dit ook kenbaar gemaakt aan de Sri Lankaanse minister van Handel tijdens zijn bezoek aan Nederland op 12-13 oktober jl.

De Europese Commissie is in oktober 2008 een onderzoek gestart naar de effectieve implementatie van verschillende mensenrechtenconventies in Sri Lanka. Het rapport van de Commissie d.d. 19 oktober jl., dat is gebaseerd op een onderzoek van onafhankelijke experts, concludeert dat Sri Lanka in de periode 2005-2008 zijn verplichtingen voortvloeiende uit het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, het Verdrag tegen Foltering, en de Conventie inzake de Rechten van het Kind niet effectief heeft geïmplementeerd. De regering vindt dat dit aanleiding moet zijn voor opschorting van de APS-plus handelspreferenties waarvan Sri Lanka gebruik maakt. De verwachting is dat de Commissie dit ook aan de lidstaten zal voorstellen. Zonodig zal de regering hiervoor pleiten.

Bij een beslissing over herinvoering van de APS-plus preferenties zullen vervolgens de Sri Lankaanse vorderingen ten aanzien van de implementatie van de relevante conventies worden beoordeeld, inclusief de rechten van vluchtelingen en ontheemden.

De komende RAZEB zal er bij de Sri Lankaanse regering op aandringen de condities in de vluchtelingenkampen op internationaal geaccepteerd niveau te brengen. Dat wil zeggen dat de regering de onmiddellijke vrijwillige en veilige terugkeer van de ontheemden mogelijk moet maken en de overblijvende ontheemden in de kampen bewegingsvrijheid moet verlenen. Ook dienen hulpverleners ongehinderd toegang tot de kampen krijgen. Onder deze voorwaarden is de EU bereid om in dialoog met de Sri Lankaanse regering de terugkeer van ontheemden te faciliteren door projecten te steunen gericht op reconstructie en ontwikkeling.

Iran

De leden van de fractie van de PVV vragen de regering meer duidelijkheid te verschaffen over het nucleaire dossier van Iran. Gegeven het gebrek aan bereidheid bij Iran volledige openheid te betrachten met betrekking tot het nucleaire programma is het niet eenvoudig een inschatting te maken over de Iraanse ambities. Het perspectief dat Iran op afzienbare termijn het vermogen om een kernwapen te maken verwerft, baart de regering, evenals de bredere internationale gemeenschap, ernstige zorgen. Iran moet er toe worden gebracht uitvoering te geven aan de betreffende Veiligheidsraadresoluties en zijn internationale verplichtingen nakomen.

Momenteel wordt door de E3+3, bestaande uit de permanente leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland, en HV Solana met Iran gesproken om te komen tot een oplossing voor het Iraanse nucleaire vraagstuk. Naar verwacht zullen de E3 en HV Solana de Raad informeren over de laatste gepreksronde (19 oktober). Deze gesprekken bieden Iran de kans om openheid van zaken te geven. De regering is van mening dat dit diplomatieke proces alle steun verdient. Tegelijkertijd is de regering van mening dat indien deze gesprekken binnen afzienbare tijd onvoldoende resultaat opleveren, de internationale gemeenschap passende nieuwe maatregelen moet nemen. Met de leden van de fractie van de SP is de regering van mening dat dergelijke maatregelen, mede uit oogpunt van effectiviteit, bij voorkeur in VN-verband moeten geschieden. Echter, indien de VN-Veiligheidsraad niet tot overeenstemming kan komen is de regering van mening dat, indachtig de motie van het lid Voordewind c.s., de EU met zoveel mogelijk gelijkgezinde landen maatregelen moet treffen. Overigens heeft de EU reeds nu verdergaande sanctiemaatregelen getroffen dan de VN-Veiligheidsraad voorschrijft.

De regering deelt de zorgen van de PVV-fractie en over de mensenrechtensituatie in Iran en de verschillende veroordelingen tot doodstraf in de massaprocessen. Er bestaat bij de Iraanse autoriteiten geen misverstand over de principiële Nederlandse afwijzing van de doodstraf en de Nederlandse zorgen omtrent de procesgang bij de massaprocessen. Zowel in VN-kader en EU-verband, alsook in bilaterale contacten is dit Nederlandse standpunt uitgedragen en onder de aandacht van de Iraanse autoriteiten gebracht. In diverse EU-verklaringen en demarches naar aanleiding van de ontwikkelingen na de verkiezingen heeft de EU Iran gewezen op zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot het handhaven van mensenrechten. Nederland zal zich ervoor blijven inzetten dat de Unie Iran blijft oproepen de doodstraf af te schaffen. In aanvulling hierop heeft Nederland op nationale basis in de Mensenrechtenraad zorgen geuit over het verloop van de massaprocessen en de vele willekeurige arrestaties van politieke opponenten, journalisten, mensenrechtenverdedigers en anderen. Ook sprak Nederland in de nationale verklaring zijn bezorgdheid uit over rapporten over mensenrechtenschendingen in gevangenissen en het gebruik van de doodstraf. De regering volgt de ontwikkelingen nauwgezet. De gezamenlijke druk op Iraanse autoriteiten zal worden voortgezet en zonodig worden opgevoerd.