Kamerbrief inzake verslag van de elfde zitting van de VN-Mensenrechtenraad

Ten vervolge op mijn brief van 5 juni 2009, betreffende de Nederlandse inzet voor de elfde zitting van de VN-Mensenrechtenraad (MRR), kamerstuk 2008-2009, 26150, nr 74, Tweede Kamer, informeer ik u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, over het verloop en de uitkomsten van deze elfde zitting van de Raad, die plaatsvond van 2 tot en met 19 juni 2009 te Geneve en de Speciale Zitting over Sri Lanka die 26 mei plaatsvond.

Op initiatief van de EU is de MRR in speciale zitting bijeengekomen om te spreken over de situatie in Sri Lanka. Tijdens de zitting heeft de EU een ontwerp-resolutie gepresenteerd waarin o.a. om onafhankelijk onderzoek, berechting van schuldigen, ongelimiteerde toegang tot alle gebieden, openen van een kantoor van de OHCHR en vrijwillige en veilige terugkeer van de ontheemden werd gevraagd. Deze ontwerp-resolutie kreeg echter onvoldoende steun van de leden van de VN MRR, omdat het merendeel van de leden van de speciale zitting van de VN MRR als een ongeoorloofde inmenging in de interne aangelegenheden van Sri Lanka beschouwden. Deze resolutie is dan ook niet ter stemming gebracht. De resolutie van Sri Lanka, waarin deze belangrijke elementen niet waren opgenomen, kreeg daarentegen wel veel steun en is uiteindelijk aangenomen. Tijdens de reguliere sessie van de Raad benadrukte de EU in haar verklaring over landensituaties nogmaals de noodzaak van een onafhankelijk internationaal onderzoek.

De agenda van de elfde zitting van de Mensenrechtenraad omvatte onder andere een aantal thematische resoluties, de verlenging van het mandaat van de Speciale Rapporteur voor Soedan en de bespreking van de rapporten van diverse Speciale Rapporteurs. Ook werden in deze MRR de rapporten van de vierde zitting van de werkgroep voor de Universal Periodic Review (UPR) in februari 2009 aangenomen, waaronder die van China en Cuba.

Tijdens de zitting stond een gehele dag in het teken van paneldiscussies over de rechten van de vrouw en organiseerde Nederland samen met Ierland, de Verenigde Staten, Tsjechië en Colombia een goed bezocht side-event over mensenrechten en discriminatie op grond van seksuele geaardheid. Deelname van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Pillay, die zich onomwonden achter de doelstelling van het evenement stelde, zorgde voor een additionele impuls voor dit belangrijke thema.

Nederland vroeg expliciet aandacht voor de mensenrechtensituatie in Kenia, Zimbabwe, Soedan, Birma, Afghanistan en Pakistan. Ook werd in een verklaring zorg uitgesproken over de aanhoudende mensenrechtenschendingen in Iran, met name ten aanzien van uitvoering van de doodstraf voor misdrijven gepleegd terwijl de dader minderjarig was. Hierbij werd specifiek ingegaan op het lot van de inmiddels geëxecuteerde jonge vrouw Delara Derabi en tot een gevangenisstraf veroordeelde vakbondleider Mansour Ossanlou, die medische zorg onthouden wordt. In de verklaring sprak Nederland verder zorg uit voor de recente executiegolf in Saoudi Arabië.

De resolutie over vrijheid van meningsuiting werd door Canada onder druk van de co-sponsors en de VS doorgeschoven naar de twaalfde sessie van de Raad aanstaande september. De resolutie, met een sterk thematische insteek, leek bij voorbaat kansloos om met consensus aangenomen te worden. Door het uit te stellen heeft Canada meer gelegenheid met een sterkere versie te komen. De OIC (Organisation of Islamic Conference) kondigde aan geen resoluties over het Midden-Oosten in te zullen dienen.

Mandaten Speciale Rapporteurs

Een verrassend en positief resultaat was het voortzetten van het landenmandaat voor Soedan met 12 maanden. Met een verschil van 1 stem werd de resolutie over actieve monitoring van de mensenrechtensituatie in Soedan aangenomen. Een concessie was wel dat het mandaat van de Speciale Rapporteur niet werd verlengd maar wordt omgezet in dat van een Onafhankelijke Deskundige. De Mensenrechtenraad zal dit nieuwe mandaat in september nader moeten invullen. De hoop is dat dit nieuwe mandaat op meer medewerking van Soedan kan rekenen wanneer dit als “technische assistentie” op de agenda van de Mensenrechtenraad wordt geplaatst.

Deze nipte overwinning is mede te danken aan vroegtijdig overleg van de EU met alle betrokkenen en aan actieve lobby van de EU en de Verenigde Staten. Ook Nederland heeft in het voortraject intensief meegewerkt aan deze lobby.

Dit succes werd ten dele overschaduwd door felle aanvallen op de Speciale Rapporteurs la Rue (‘vrijheid van meningsuiting’), Alston (‘buitengerechtelijke executies’) en Erturk (‘geweld tegen vrouwen’) die allen in hun rapport uitspraken hadden gedaan waarmee ze, volgens een aantal MRR leden, buiten hun mandaat traden. Cuba presenteerde hierop een resolutie waarin Speciale Rapporteurs werden opgeroepen zich strikt aan de voor hen geldende gedragscode te houden, maar waarmee de facto hun bewegingsvrijheid sterk zou worden beperkt. De angel kon uiteindelijk uit deze resolutie gehaald worden, ondermeer door de toevoeging van een verwijzing naar de verplichtingen van Staten in dezelfde code om hun medewerking aan het werk van de speciale rapporteurs te geven. Het signaal dat Cuba met deze resolutie heeft gegeven, intimidatie van Speciale Rapporteurs en afroming van hun mandaat, is zeer onwenselijk. De EU heeft in een verklaring gewezen op het belang van een volstrekt onafhankelijke positie van de SR ten opzichte van de Raad. Nederland heeft deze boodschap ook op nationale titel uitgedragen.

Tijdens het debat over de uitkomsten van de negende Speciale Sessie van de MRR over de situatie in Gaza uitten veel landen hun teleurstelling over de Israëlische weigering de Fact Finding Mission onder leiding van Richard Goldstone toe te laten tot Israël. De weigering van Israël is het resultaat van een eenzijdige en gepolitiseerde resolutie die tijdens de 9e Speciale Zitting van de Raad over Gaza op 9 januari 2009 werd aangenomen. Nederland en de overige EU leden van de mensenrechtenraad onthielden zich toen om die reden van stemming. De EU onderstreepte in haar verklaring tijdens deze elfde MRR-zitting het belang van medewerking van alle partijen met de missie Goldstone, mede als gevolg van de bredere interpretatie die missieleider Goldstone geeft aan zijn mandaat dat voortkomt uit de aangenomen resolutie tijdens de 9e zitting. De eerste versie van het rapport wordt tijdens de twaalfde sessie gepresenteerd.

Een zorgelijke ontwikkeling was het Russische initiatief om een discussie over de verhouding tussen traditionele waarden en mensenrechten te entameren. Deze discussie lijkt erop gericht het uitgangspunt van de universaliteit van mensenrechten aan de orde te stellen. Inzet van de EU hierbij is dan ook geweest dat traditionele waarden nooit afbreuk mogen doen aan internationaal erkende mensenrechten. Deze resolutie is door Rusland uiteindelijk uitgesteld naar de volgende sessie van de MRR.

Het dossier vrouwenrechten verliep daarentegen uiteindelijk positief. De resolutie geweld tegen vrouwen, met elementen als een road map om geweld tegen vrouwen systematisch in de MRR te behandelen, een oproep voor een goed gecoördineerde VN aanpak van geweld tegen vrouwen en het versterken van uitvoeringsverplichtingen van staten, is uiteindelijk met consensus aangenomen. Egypte verzette zich sterk tegen het (impliciet) benoemen van seksuele oriëntatie onder het begrip multiple forms of discrimination. Volgens Egypte, en hierin helaas gesteund door vele anderen, is het recht om niet gediscrimineerd te worden op grond van seksuele oriëntatie geen mensenrecht.

Ook vonden er twee panel discussies in de MRR plaats over discriminerende wetgeving ten aanzien van vrouwen. Deze gingen over de verschillende wijze waarop de bestaande problemen op nationaal en internationaal niveau beter moeten worden aangepakt. Hierbij kwam onder andere aan de orde de eventuele instelling van een nieuw mandaat op het gebied van discriminerende wetgeving ten aanzien van vrouwen. De meningen over de wenselijkheid hiervan waren verdeeld. Nederland heeft aangegeven positief tegenover de instelling van het nieuwe mandaat te staan en heeft zich aangesloten bij de verklaring die hierover is afgelegd door Frankrijk, Colombia en Slovenië.

De langdurige onderhandelingen over de resolutie over moedersterfte resulteerden uiteindelijk in de erkenning van moedersterfte als een mensenrechtenkwestie, hetgeen een uiterst positief resultaat was. Het beoogde rapport van de OHCHR hierover zal moeten dienen als kapstok waarop in komende sessies verder gebouwd kan worden.

De resolutie over het facultatief protocol bij het kinderrechtenverdrag is met consensus aangenomen. De resolutie voorziet in de oprichting van een werkgroep die de mogelijkheid van een optioneel protocol bij het Kinderrechtenverdrag ten aanzien van klachtenprocedures zal onderzoeken.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen