Leiden revisited: de noodzaak van een actief buitenlands beleid

Gelegenheid:

Goedenavond dames en heren,

Dank voor jullie komst naar het Academiegebouw. Ik bewaar warme herinneringen aan deze aula. Toen ik nog studeerde volgde ik hier het college “Middeleeuwse Geschiedenis” bij professor Janssen. Hij gaf dat college maar eens in de drie jaar en dan zat deze hele ruimte bomvol. Met honderden studenten hingen we tot in de vensterbanken aan toe. Vanavond is het ook aardig vol, maar nu sta ik aan de andere kant. En er is nog een verschil. Toen keken we terug in de tijd. En vanavond willen we juist naar de toekomst kijken. Ik zal mijn best doen het boeiend te houden. En anders hebben we altijd Rob de Wijk nog, die voor een verrassende wending kan zorgen.

Rob en ik zijn kinderen van het vooruitgangsdenken. Opgegroeid met het idee dat de wereld alleen maar beter kon worden. Die gedachte heeft me altijd geïnspireerd, en doet dat trouwens nog steeds. Maar die vooruitgang is niet langer vanzelfsprekend. Ik twijfel er wel eens aan of mijn kinderen het nog wel beter zullen krijgen. Terwijl dat voor mijn ouders helemaal geen vraag was. Het zou nooit meer oorlog worden. Daar zouden de NAVO en de voorloper van de EU voor zorgen. Dat was gewoon zo. En we gingen allemaal een welvarende toekomst tegemoet.

Dat leverde een jeugd op die geen strijd hoefde te leveren om zijn vrijheid te veroveren. Een jongere generatie die nergens meer in hoefde te geloven. Leo Beenhakker noemde dat de patatgeneratie. Die tijd ligt weer achter ons. Nu leven we in het tijdperk van de millennials. De twintigers van nu zijn van de snelle communicatie, van de virtuele gemeenschappen, van het “wij” gevoel op hyves of twitter. En tegelijkertijd kenmerken jullie je ook door optimisme en hoop. Idealen mogen weer, en worden liefst ook meteen omgezet in daden. In Amerika zijn het de millennials geweest die Barack Obama aan de macht hebben geholpen: tweederde van de kiezers tussen de 18 en de 31 jaar heeft op hem gestemd1. “Yes we can!” roept bij jullie geen cynisme op, maar is een aansporing om te doen wat nodig is, veranderingen tot stand te brengen. Nieuwe wegen en antwoorden te zoeken. Daar wil ik straks graag met jullie over praten: over hoe jullie je toekomst zien, over hoe we de 21e eeuw zouden moeten inrichten. Over de wereld waarin jullie willen leven. Wat zijn jullie antwoorden?

Ik zal de aftrap geven door het Nederlands buitenlands beleid te schetsen. Een beleid dat de toekomst vorm wil geven. Een beleid dat een positieve bijdrage wil leveren aan de ontwikkelingen in de wereld. Met respect voor elkaar. Ik heb daar bij de opening van het academisch jaar in Leiden, afgelopen september, al het een en ander over gezegd.

Een actief buitenlands beleid is belangrijk. Nederland is geen eiland. Ook al willen sommige politici ons dat wel doen geloven, maar dat is een farce: hoe de vlag hier wappert, wordt grotendeels door krachten in het buitenland bepaald. Wat in het buitenland gebeurt, heeft directe gevolgen voor onze werkgelegenheid en onze veiligheid. Daar moeten we dus bij zijn, we moeten ons maximaal inspannen om ervoor te zorgen dat de wind voor ons uit de goede hoek blijft waaien.

Juist nu de wereld zo in beweging is. De Koude Oorlog is voorbij: dit jaar is het twintig jaar geleden dat het IJzeren Gordijn werd opengetrokken. Ik herinner me nog hoe ik stukjes uit de Muur in Berlijn heb gehakt. Ik was toen jong parlementariër. En de sfeer was er één van: nu wordt alles goed. De slechten hebben verloren. De goeden hebben gewonnen. We waren jong, we waren euforisch. Eindelijk een einde aan de dictatuur van het communisme. Een einde aan de grootste openluchtgevangenis van de wereld.

En nu, twintig jaar later, moeten we toch constateren: er is wel veel veranderd, maar er nog geen nieuw evenwicht ontstaan. Opkomende regionale grootmachten eisen een grotere rol op, op het wereldtoneel, maar de internationale structuur is niet met zijn tijd meegegaan. De VN Veiligheidsraad en de internationale financiële instellingen worden nog steeds bestierd door de traditionele machten. Dat veroorzaakt spanningen. Want waarom zouden opkomende economieën zich gebonden voelen aan regels die worden gemaakt door instituties waarin hun stem niet of nauwelijks telt? Waarom zou China – de tweede economie ter wereld - zich geroepen voelen miljarden dollars bij te dragen aan het IMF, als China’s stem daar maar voor 3% meetelt? Dan gaan die nieuwe machten dus buiten de gevestigde orde om opereren. Of ze houden die dollars, die zo nodig zijn om de wereldeconomie te stimuleren, in hun zak. En dat is slecht voor Nederland, dat als handelsnatie bescherming ontleent aan de internationale orde. Voor ons is het goed als alle spelers zich aan de spelregels houden. Voor ons is het goed, als de wereld stabiel is en er handel kan worden gedreven.

Niet alleen het gebrek aan legitimiteit van internationale organisaties is een bron van spanningen. Spanningen komen ook voort uit etnische, religieuze en culturele verschillen, binnen landen, tussen landen en tussen groepen landen. Universele mensenrechten worden ter discussie gesteld: alsof die in het ene deel van de wereld wel van toepassing zouden zijn, en in het andere niet. Groepsdenken neemt een hogere vlucht: het wordt al snel ‘wij’ versus ‘zij’. Tendensen die je in onze eigen samenleving ziet, spelen ook op mondiaal niveau. En natuurlijk komen spanningen ook voort uit economische tegenstellingen: de ongelijke verdeling tussen arm en rijk, de run op grondstoffen en brandstoffen, om in de toekomstige energiebehoeften te kunnen voorzien. Al die zaken hebben de wereld de afgelopen decennia instabieler gemaakt.

En dat in een tijd die ons toch al voor nieuwe uitdagingen stelt, die allemaal een grensoverschrijdend karakter hebben: klimaatverandering, mondiaal terrorisme, proliferatie van massavernietigingswapens. De noodzaak van collectieve oplossingen voor deze grensoverschrijdende problemen is groter dan ooit tevoren. Maar de kans dat die oplossingen tot stand komen is juist kleiner geworden. Er gaapt een kloof tussen de noodzaak tot actie en het vermogen tot actie. Die kloof is door de hoofdredacteur van het gezaghebbende blad Foreign Policy, Moses Naim, the most dangerous deficit facing humanity genoemd: de gevaarlijkste tekortkoming voor de mensheid2.

Het is dus een onzekere wereld. En dus moeten we mensen zekerheid bieden door vast te houden aan onze eigen waarden, ons samen met anderen sterk te maken voor het behoud van die waarden. Daarom heb ik mensenrechten ook een centrale plaats gegeven in het Nederlands buitenlands beleid. Dat heb ik gedaan omdat het goed is voor Nederland: hoe stabieler de wereld, hoe welvarender ook ons land. Maar ik heb het óók gedaan omdat ieder mens ter wereld recht heeft op een menswaardig bestaan. In die zin is het evengoed een morele opdracht als eentje die voortkomt uit eigenbelang.

Wij willen landen binden aan een vernieuwde internationale structuur. Ik besef dat we de bestaande structuur zullen moeten aanpassen, en grondig ook. Repareren van het oude dak is niet meer voldoende: willen we onze problemen samen oplossen, dan hebben we een heel nieuw dak nodig. Een nieuwe constructie. Met groot draagvlak.

Nederland trekt daarbij zoveel mogelijk samen op met gelijkgestemde landen. Allereerst binnen de Europese Unie natuurlijk, die bij uitstek ook een waardengemeenschap is. En we werken nauw samen met de Amerikanen, binnen de trans-Atlantische relatie. En naast die traditionele verbanden ben ik ook heel nadrukkelijk op zoek gegaan naar nieuwe bondgenoten, landen waarmee we onze waarden delen. Je zou kunnen zeggen: landen die “dezelfde taal”spreken. Sinds september heb ik bezoeken gebracht aan Japan, Zuid-Korea, Singapore, Indonesië, Australië en Nieuw-Zeeland, om de banden aan te halen. En dat heeft al resultaten opgeleverd. De samenwerking tussen Nederlanders en Australiërs bijvoorbeeld verloopt bijzonder soepel: we hebben ondanks de grote afstand gewoon veel gemeen en vinden elkaar daardoor gemakkelijk. Denk maar eens aan de manier waarop we in Uruzgan samenwerken.

En ook in andere internationale fora trekken we nu makkelijker samen op. In de onderhandelingen over de Durban Review Conference bijvoorbeeld. Dat is een internationale conferentie tegen racisme. Maar een groep landen heeft deze conferentie aangegrepen om Israël in een hoek te zetten, antisemitisme te propageren en Westerse landen aan te vallen op het slavernij verleden. En dat leidt er toe dat er gezwegen wordt over het tegengaan van discriminatie en racisme – waar deze conferentie eigenlijk over zou moeten gaan. Nederland kan zich daar niet in vinden. Wij hebben steun gezocht voor onze standpunten niet alleen binnen de traditionele verbanden, zoals de EU en de VS, maar het is ons gelukt ook nieuwe partners te mobiliseren, zoals dus Australië. Dat betekent dus niet dat we ineens buiten de Europese Unie om werken, maar wel dat we ook verder kijken naar de meest effectieve manier waarop we onze belangen kunnen behartigen. Hetzelfde geldt voor de aanloop naar de G20-bijeenkomst, toen hebben we nauw samengewerkt met Brazilië. In een gesprek met mijn collega Amorim heb ik toen de belangrijkste Nederlandse inzet voor de bijeenkomst in Londen uiteengezet en geprobeerd Brazilië daarin mee te krijgen – met succes.

Dames en heren,

Sinds mijn vorige toespraak in Leiden is er al weer veel veranderd. Twee gebeurtenissen springen in het oog: (1) de financieel-economische crisis en (2) de verkiezing van Barack Obama. Beide gebeurtenissen hebben een belangrijke impuls gegeven aan de internationale samenwerking.

Allereerst de financieel-economische crisis. Die heeft duidelijk gemaakt hoezeer de landen mondiaal met elkaar verbonden zijn. Samen op, samen neer. Overal vallen harde klappen: bij ons, in de rest van Europa - vooral in het Oosten - in de VS, in de opkomende economieën. En in de ontwikkelingslanden, die zelf part noch deel hebben aan het ontstaan van de crisis, maar er wel het zwaarst onder te lijden hebben: teruglopende wereldhandel, teruglopende investeringen, geen krediet. Niemand wordt gespaard. Dat is óók globalisering.

Gelukkig is overal het besef aanwezig dat we de handen ineen moeten slaan willen we hier allemaal sterker uitkomen. Deze crisis heeft de noodzaak van internationale samenwerking nog duidelijker blootgelegd. Dat wil niet zeggen dat het gemakkelijk zal gaan. Maar het besef dat het moet, is er in ieder geval.

De G20 heeft zich rap ontwikkeld tot het toonaangevende forum waarin de belangrijke beslissingen worden voorgekookt. Voorheen leidde deze club van ministers van Financiën een sluimerend bestaan, maar nu is hij vol in beeld. De G20 heeft namelijk het voordeel dat hij groter en dus representatiever is dan de G8: ook China, India, Brazilië en Zuid-Afrika zijn bijvoorbeeld vertegenwoordigd. Maar de G20 is nog wel klein genoeg dat er ook zaken gedaan kunnen worden. De Toppen in Washington – afgelopen november – en Londen – twee weken terug – hebben een duidelijk signaal afgegeven dat de internationale gemeenschap de crisis samen te lijf wil gaan.

Nederland heeft – als zestiende economie van de wereld - aan beide bijeenkomsten deelgenomen. Niet aan de zijlijn, maar actief en met resultaat. De punten die voor ons belangrijk zijn, zien we duidelijk terugkomen in de slotverklaringen. Zoals het tegengaan van protectionisme. Voor een open economie als de onze van levensbelang. Vrije wereldhandel in een op regels gebaseerd systeem levert immers een belangrijke bijdrage aan geopolitieke stabiliteit. We hebben in Londen opnieuw gevochten voor het tegengaan van protectionisme en dat zullen we ook blijven doen. Als landen toch overgaan tot protectionistische maatregelen om hun eigen industrie te beschermen, dan moeten die maatregelen ook in kaart worden gebracht zodat er tegen opgetreden kan worden. Dat doet de Wereldhandelsorganisatie.

Tegelijkertijd moeten er in de WTO afspraken worden gemaakt over verdere liberalisering van de markten. Dat gebeurt in de Doha-ronde. Ik hoop van harte dat de bijeenkomst in Londen een goede opstap zal blijken naar het succesvol afsluiten van de Doha ronde. Dat wordt hoog tijd! Het is nog steeds geen vanzelfsprekendheid, dat dat gaat lukken. Want dat de VS zich sterk maakt voor vrijhandel is geen gegeven: ook zij zijn in het verleden wel gezwicht voor beschermende maatregelen. Het is echter wel veelbelovend dat president Obama heeft aangegeven dat hij die discussie op het niveau van wereldleiders wil trekken als het moet. Dat kan helpen om een doorbraak te forceren. Ik heb dan ook hoge verwachtingen van de najaarstop van de G20 in de VS.

Ik ben ervan overtuigd dat we het Nederlandse bedrijfsleven zo het beste van dienst zijn, door de mogelijkheden om internationaal te handelen en te investeren, zoveel mogelijk open te houden en open te krijgen. Te voorkomen dat er oneigenlijke concurrentie ontstaat. Juist in tijden van economische tegenwind moeten we daar nog sterker op in zetten. Dat geldt natuurlijk ook voor de interne markt van de EU: het is goed dat de Commissie de nationale steunmaatregelen van de lidstaten tegen het licht houdt en ingrijpt waar nodig. Juist die Europese integratie heeft ons welvarend gemaakt – als we dat principe nu loslaten zullen we een hoge prijs betalen.

Dames en heren,

De vraag is: zal de G20-bijeenkomst in Londen de geschiedenis ingaan als het voorportaal naar een tweede Bretton Woods, waar in 1944 de Wereldbank en het IMF werden opgericht? Is er een tweede San Francisco - waar in 1945 de VN werd opgericht - in de maak?

Het is te vroeg voor een antwoord. Zijn de landen, die nu een gevestigde positie hebben bereid een stapje opzij te doen voor nieuwe landen? Voor een herziening van de Veiligheidsraad, het IMF? Dat is wel noodzakelijk. Want de problemen zijn groot, en de oplossingen vinden we alleen samen. We hebben elkaar gewoon nodig. Ik denk wel dat het gesternte voor internationale samenwerking nu gunstiger staat dat toen ik hier acht maanden geleden mijn verhaal deed. Paradoxaal genoeg komt dat deels door de financieel-economische crisis, waar we allemaal last van hebben. Die heeft ons bij wijze van spreke terug in elkaars armen gedreven. In die zin kunnen we de crisis ook als een kans zien. Als een kans op hernieuwde internationale samenwerking. En ook als een kans om onze economieën duurzamer te maken. Dit jaar wordt er een nieuw klimaatakkoord uitonderhandeld. De crisis zou een positieve uitkomst later dit jaar in Kopenhagen dichterbij moeten brengen: nu is juist de tijd om stappen vooruit te zetten. Die stappen moeten er dan wel snel komen. Want of we het nu leuk vinden of niet, de wereld zal de komende decennia grotendeels afhankelijk blijven van fossiele energie. En dus is het onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om fossiele brandstoffen zo efficiënt en schoon mogelijk in te zetten. Zonder dat we andere opties uitsluiten. Sterker nog, ook daar moeten we veel harder aan trekken. Ik heb het dan over hernieuwbare energie, zoals zon en wind. En ja, ook over kernenergie.

De crisis als kans, het klinkt misschien te mooi om waar te zijn. Want deze crisis zal nog meer pijn veroorzaken. Bedrijven gaan failliet. Mensen verliezen hun baan. En dat is hard. Heel hard. En toch moeten we de moed hebben om verder te kijken dan de korte termijn. Het lange-termijn perspectief zou voorop moeten staan. We moeten onze samenleving echt op de toekomst inrichten. Dat is de kans die deze crisis biedt.

Dames en heren,

Het nieuwe elan in de internationale betrekkingen komt zeker ook door het nieuwe Amerikaanse leiderschap. Tijdens zijn verkiezingscampagne beloofde Barack Obama een andere koers te zullen varen dan zijn voorganger: de VS zou beter luisteren en terugkeren naar het multilaterale spoor. De VS zou een politiek van de uitgestoken hand gaan voeren. In de eerste maanden van zijn presidentschap heeft Obama deze belofte ingelost.

In de afgelopen twee weken heb ik de nieuwe Amerikaanse regering van dichtbij zien optreden, en ik vind het knap hoe ze invulling geven aan deze nieuwe diplomatie. Eerst was Hillary Clinton natuurlijk in Den Haag voor de Afghanistan-conferentie eind maart. Een bijeenkomst die op Amerikaans initiatief tot stand kwam, door Nederland in rap tempo georganiseerd werd, en waar 72 landen, inclusief Iran, inclusief Pakistan, hun lange-termijn betrokkenheid bij Afghanistan hebben bevestigd. De Amerikanen presenteerden hun nieuwe strategie voor Afghanistan, die op Nederlandse leest is geschoeid. Zij zochten in Den Haag duidelijk buy in voor hun nieuwe strategie - en dat was voor veel deelnemers aan de conferentie een grote verademing. De internationale opdracht in Afghanistan blijft natuurlijk buitengewoon zwaar. Hoe zwaar, werd meteen weer duidelijk door de raketaanval op Kamp Holland nog geen week na de conferentie. Dat is de harde werkelijkheid waarin we daar opereren. Toch is die conferentie wat mij betreft een duidelijke boodschap aan de terroristen die we ginds bestrijden: als zij denken dat ze het wel kunnen uitzingen totdat de internationale gemeenschap zijn handen van Afghanistan aftrekt, hebben ze het bij het verkeerde eind. De wereld zal niet toestaan dat dat soort barbaarse lieden het daar weer voor het zeggen krijgt.

Later die week zag ik Barack Obama in Straatsburg bij de NAVO-top, in Praag bij de EU-VS Top en in Istanboel bij een bijeenkomst van de Alliantie der Beschavingen. Zijn publieke optredens maakten grote indruk. Hij speelde een bemiddelende rol bij de benoeming van de nieuwe NAVO Secretaris-generaal, de Deen Rasmussen. Hij riep in Praag op tot een kernwapenvrije wereld en kondigde meteen enkele stappen aan van Amerikaanse kant die dat doel dichterbij moeten brengen. En in Istanboel stak hij een hand uit naar de islamitische wereld. Wat Obama in drie dagen aan outreach heeft gedaan, de verandering van toon die hij aanslaat, biedt perspectieven voor een nieuwe vorm van samenwerken.

Maar dat de Amerikanen een nieuwe lijn volgen, wil niet zeggen dat succes is verzekerd. Obama kan niet in zijn eentje verlossing brengen. Ik heb het vaker gezegd: ook Europa zal zijn steentje moeten bijdragen: we kunnen niet alleen op de VS leunen, we moeten zelf ook iets te bieden hebben, ook op het gebied van veiligheid en defensie. De VS zullen niet als vanzelfsprekend meer naar Europa kijken om samen de problemen op te lossen. Voor de VS heeft de relatie met China aan gewicht gewonnen, alleen al omdat die twee grootmachten in financieel opzicht zo van elkaar afhankelijk zijn. Het is niet voor niets dat er ook wel over de G2 wordt gesproken: dat gaat over China en de VS – Europa is dan niet in beeld. Dat besef is nog niet overal doorgedrongen. De Europeanen zijn weliswaar in jubelstemming over Obama’s bezoek, maar vergeten en passant hun eigen huiswerk te doen. En dus kopt de Financial Times: Obama gets less than he deserves: Europe’s leaders draw the line at actually being helpful3. En dus schrijft Gideon Rachman in diezelfde krant: als Obama maar niet the right man is, at the wrong time4.

We moeten de kansen die het nieuwe Amerikaanse leiderschap biedt, met beide handen aangrijpen. Ja, we leven in onzekere tijden. Ja, de problemen waarvoor we staan, zijn gigantisch groot. En dus moeten we alles op alles zetten om er beter uit te komen. Voor mij is het behoud van de trans-Atlantische samenwerking als drijvende kracht in de wereld heel belangrijk. Juist ook omdat aan die samenwerking gedeelde waarden ten grondslag liggen. En daarmee dienen we dus uitdrukkelijk ook het Nederlands belang.

Tegelijkertijd kan Nederland zijn steentje bijdragen aan het verwezenlijken van een betere wereld. De organisatie van de Afghanistan conferentie is een voorbeeld. Maar ook op andere terreinen kunnen we een rol spelen. Bijvoorbeeld als het gaat om ontwapening en non-proliferatie.

In Praag heeft Obama de eerste moedige schreden gezet op weg naar een kernwapenvrije wereld. Natuurlijk ligt het voortouw hier bij de nucleaire machten, de VS en Rusland voorop. Het is heel bemoedigend dat de Amerikanen nog voor het eind van dit jaar een nieuw ontwapeningsverdrag met de Russen willen sluiten. Maar Nederland kan wel degelijk een nuttige ondersteunende rol spelen. Wij vervullen al jaren met verve de rol van ontwapeningsadvocaat. Wij stonden aan de wieg van het Kernstopverdrag. Wij pleiten in de NAVO voor ontwapening: juist een organisatie die zich met veiligheid bezig houdt, zou zich ook op ontwapening moeten richten. En wij zetten ons in voor het raamwerk van internationale verdragen: ook bij de Amerikanen hebben we hard gelobbyd. Met Obama’s uitspraken kan de ontwapeningsdiscussie in een stroomversnelling geraken. Dan is het juist goed als Nederland zijn ondersteunende rol met kracht voortzet. We beginnen daar morgen al mee, als in Den Haag een internationale conferentie van start gaat van wetenschappers en niet-gouvernementele organisaties over de volgende stappen op weg naar kernontwapening. En in juni organiseren we, samen met de VS en Rusland, een conferentie in het kader van het mondiaal initiatief ter bestrijding van nucleair terrorisme. Zo blijven we doen waar we goed in zijn: mensen bij elkaar brengen en krachten en initiatieven bundelen. We doen dit al jaren, maar sinds Obama’s uitspraken in Praag zijn de kansen op succes aanzienlijk gestegen.

Ik reis dit weekend naar Washington voor een vervolgontmoeting met Clinton en anderen. Gespreksonderwerpen zijn onder andere Afghanistan, het Midden-Oosten en mensenrechten. Nederland heeft op die terreinen iets te bieden, ons beleid heeft meerwaarde die ook voor Amerika nuttig kan zijn. Dit is een bepalende tijd voor de wereld, en dus ook voor Nederland. We nemen de verantwoordelijkheid op ons internationaal mee te denken over nieuwe oplossingen.

Dames en heren,

Ik hoorde laatst een verhaal over een professor. Of hij uit Leiden kwam, weet ik niet zeker, maar aangezien het een slimme professor was, zal het wel. Maar goed, deze professor deelde tentamens uit. En even later ontstond er onrust en geroezemoes in de collegezaal. De professor keek vragend in het rond. Neem me niet kwalijk, zei één van de studenten, maar professor, dit zijn toch dezelfde vragen als bij het vorige tentamen! De prof glimlachte en zei: dat klopt. De vragen zijn hetzelfde – maar ze vragen om nieuwe antwoorden!

Als wij, als Nederland, onze belangen willen behartigen; als wij, als Nederland, onze waarden veilig willen stellen; als wij, als Nederland, internationaal mee willen praten over de antwoorden op grote vragen, dan is een actief buitenlands beleid nodig. Daar ben ik als minister van Buitenlandse Zaken mee bezig. Van jullie hoor ik zo dadelijk graag, welke antwoorden jullie hebben voor de wereld van morgen! Bedankt voor jullie aandacht.

1: Obama’s volgelingen, in HP de Tijd, 09 april 2009
2: Moises Naim, Think Again: Globalisation, in: Foreign Policy, March/April 2009
3: Financial Times, 6 april 2009
4: Financial Times, 7 april 2009