Luxe en Decadentie

Gelegenheid:

Heel veel dank voor de uitnodiging om een kort woord tot u te spreken. Het is mooi om Nijmegen hier geïntroduceerd te zien als Rome aan de Waal. Het is voor mij persoonlijk ook heel leuk. Ik heb dus gestudeerd in Rome aan de Waal, ik ben geboren in Rome aan de Maas, Maastricht. Waar overigens nog steeds een discussie wordt gevoerd over wat nu werkelijk de oudste stad van Nederland is… En ik heb het enorme voorrecht gehad om in mijn jeugd vier jaar in Rome aan de Tiber te mogen wonen. Dus voor mij is er een continuüm in mijn leven met dat Romeinse thema.

De discussie over luxe en decadentie en over, wat eigenlijk in de katholieke cultuur waar ik uit voort kom ook altijd te maken heeft met zonden en genot. ‘Mag je wel genieten?’. Ja, wij katholieken mochten iets meer genieten, maar altijd gaan biechten. Maar dat thema van Luxe & Decadentie is van alle tijden.

Wat mij zo enorm fascineert, is dat ook in die Romeinse tijd alle historici van na de Republiek, altijd terug verlangden naar de Republiek: ‘Toen was alles nog goed, nu deugt niks meer.’ Op het moment dat Rome als wereldrijk de grootste hoogte bereikte, op het moment dat ook de welvaart van de Romeinen het hoogste en het beste is, verlangt men voortdurend terug naar de tijd van de Republiek toen alles nog te winnen was. En daarna was er een tijd waarin alles gewonnen was en alleen maar zaken verloren konden worden. Dat is misschien wel de essentie van decadentie.

Het is interessant om daar vandaag even bij stil te staan, omdat ik vind dat we nu ook in een tijd leven waarin we heel vaak zeggen ‘toen was alles beter’ of, ‘toen was geluk nog heel gewoon’. Nu hebben we eigenlijk vooral veel te verliezen, niks meer te winnen. Dat bepaalt ook enigszins de situatie in de West-Europese maatschappelijke discussie op dit moment. En dat geldt zeker voor de beide landen waar we het hier over hebben: Nederland en Italië. Zowel in Nederland als in Italië zie je op dit moment veel zorg in de samenleving, over ‘gaat het nog wel goed?’. ‘Het gaat nu nog wel goed, maar straks gaat het slechter!’. Dat is eigenlijk de essentie van decadentie. Ook interessant trouwens is dat al die schrijvers die zo afgaven op dat decadente leven, na het neerleggen van de pen vrolijk verder gingen met hetzelfde decadente leven. Dus dat dubbele zit in ons mensen allemaal: we geven erop af, maar doen er ook graag aan mee.

Het mooie van een tentoonstelling als deze vind ik, dat je kunt laten zien hoe dat leven voor de mensen er toen van dag tot dag uitzag. Wat hen exalteerde, wat ze mooi vonden, wat ze minder mooi vonden, wat ze belangrijk vonden. Het hele lichamelijke wat je erin ziet, het zindelijke en het tegelijkertijd ook het spirituele. En dat heeft ons Europeanen altijd aangetrokken in Italië, door de geschiedenis heen. Of je teruggaat naar Huygens, met zijn prachtige Italiaanse gedichten of zijn reisverslag van zijn reis naar Venetië. Of je leest de roman van Couperus, geïnspireerd door een zomer die hij in Bagni di Luca heeft doorgebracht, toen dé badplaats van Europa. Altijd heeft Italië die fascinatie voor ons gehad en dat is eigenlijk nooit veranderd. Ik vind daarom ook zo belangrijk dat deze tentoonstelling plaatsvindt, omdat het voor mij ook exemplarisch is voor de afspraak die ik met de Italiaanse regering heb gemaakt, waarbij de uitwisseling van kunstvoorwerpen zal intensiveren. Als u nu de gelegenheid heeft om naar Firenze te gaan is er een prachtige tentoonstelling over de relatie tussen de quattrocento/cinquecento in de schilderkunst tussen dé Nederlanden, zeg ik dan maar even, en Italië. Met ook weer een wisselwerking ‘aantrekken/afstoten’. De Vlaamse quattrocento die ongelooflijk veel invloed had op de cinquecento in Italië en tegelijkertijd de afkeer van later Michelangelo en anderen van diezelfde Vlaamse school, door welke ze wél geïnspireerd waren. En dat is eigenlijk dat proces van aantrekken en afstoten wat we altijd zien in de ontwikkeling van onze cultuur.

En misschien is dat de meest negatieve kant van decadentie dat die altijd samenhangt met een vorm van stilstand. En waar Octavio Paz zo nadrukkelijk zegt: cultuur gaat dood als het stilstaat, cultuur gaat dood als het niet botst met andere culturen. Als het niet voortdurend ter discussie wordt gesteld. Als het niet voortdurend in aanraking komt met het vreemde. En misschien is dat wel de belangrijkste opdracht die ik voel in het internationale cultuurbeleid. Om voortdurend de Nederlandse cultuur in aanraking te brengen met culturen van andere landen. Dat is denk ik heel belangrijk, juist vooral om over deze periode van gebrek aan zelfvertrouwen in Nederland, te doorstaan. Ik weet zeker dat het niet te maken heeft met twijfel over onze eigen culturele identiteit. Ik denk dat het veel te maken heeft met gebrek aan gevoel van belonging, dat je ergens bij hoort. En ook in aanraking met andere culturen, krijg je het gevoel weer nadrukkelijk ergens bij te horen, ergens deel van uit te maken.

Dames en heren, bedankt dat u naar mij heeft willen luisteren. Geniet van deze prachtige tentoonstelling en ik beloof u dat wij ondanks alle zorgen over luxe en decadentie zullen laten zien dat wij een dynamische samenleving zijn die met een blik op het verleden vooral optimisme in de toekomst hoog in het vaandel weet te houden.