Mensenrechten, mensenwerk

Gelegenheid:

Dames en heren,

Welkom in de Ridderzaal, bij de eerste uitreiking van de Mensenrechtentulp. Een hele bijzondere dag, allereerst natuurlijk voor de winnares van de Tulp. Madame Masika, je suis infiniment heureux de vous rencontrer et de vous accueillir aujourd'hui. Het is ook een bijzondere dag voor mijzelf, en eigenlijk voor ons allemaal. Want we staan vandaag ook stil bij het feit dat zestig jaar geleden de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd aangenomen. Dat doen we niet alleen hier in de Ridderzaal, maar in alle hoeken van de wereld. Op elke Nederlandse ambassade wordt op mijn verzoek extra aandacht gegeven aan deze dag, door een speciale activiteit te organiseren of op een andere manier, om zo wereldwijd het belang te onderstrepen van de Universele Verklaring.

De aanname van die Verklaring, in 1948, heeft een proces in gang gezet van normstelling, dat geresulteerd heeft in een stelsel van mensenrechtenverdragen, protocollen, verklaringen en resoluties, dat we zouden kunnen aanduiden als het ‘acquis’ van de internationale gemeenschap op mensenrechtengebied. Het benoemen van ieders onvervreemdbare rechten en de erkenning dat die rechten voor iedereen, overal en altijd gelden, is zestig jaar geleden begonnen met dat ene toonaangevende document, dat velen nog altijd tot inspiratie strekt. Ik zou me geen passendere dag kunnen voorstellen voor de uitreiking van de eerste Mensenrechtentulp, de Nederlandse onderscheiding voor mensenrechtenverdedigers. Woord en daad komen vandaag samen, principe en praktijk vloeien hier ineen.

De standaard die zestig jaar geleden werd neergelegd, is nog steeds geen gemeengoed. Overal ter wereld, ook in onze eigen regionen, behoeft de naleving van mensenrechten nog verbetering. Op sommige plaatsen worden mensenrechten structureel geschonden, en op de meest afschuwelijke wijze. Ik heb er voor gekozen mensenrechten, die voor de mensheid zulke belangrijke waarden weerspiegelen, een centrale plaats te geven in het Nederlands buitenlands beleid. Ik vind dat ieder mens ter wereld recht heeft op een menswaardig bestaan. Als je de mogelijkheid hebt om een verschil te maken, en als minister van Buitenlandse Zaken heb je die mogelijkheid, dan moet je die aangrijpen – die morele plicht zou ik absoluut niet willen verzaken. Maar ik kom óók op voor mensenrechten omdat wij in Nederland zelf er belang bij hebben dat die rechten elders worden gerespecteerd: dat verkleint de kans op conflict en vluchtelingenstromen en vergroot de mogelijkheden tot handel en investeringen, en dus op welvaart. Het verbeteren van de mensenrechtensituatie in een land kan echter niet uitsluitend van buitenaf worden afgedwongen, al kan natuurlijk wel de nodige druk worden uitgeoefend. En dat doen we dan ook, waar nodig. Maar echte verandering moet ook van binnenuit komen. De rol van lokale mensenrechtenverdedigers is hierbij van onschatbare waarde.

Met de voorzitter van de jury mevrouw Dresselhuys spreek ik de hoop uit dat er, zolang er onderdrukking is in de wereld, mensen zullen zijn die daartegen in opstand komen. En gelukkig is dat zo: overal ter wereld staan mensen op die zich verzetten tegen mensenrechtenschendingen. Vlak voor deze bijeenkomst sprak ik met een aantal Nederlandse mensenrechtenactivisten, die ik ook hier in de Ridderzaal van harte welkom heet. Zij schrijven brieven naar buitenlandse regeringen, proberen jongeren warm te maken voor mensenrechten, geven voorlichting en ondersteunen organisaties en initiatieven in het buitenland. Hartstikke goed werk, waar ik trots op ben.

Tegelijkertijd realiseren wij ons dat het voor ons, voor Nederlanders, vanuit de luxe positie waarin wij in dit deel van de wereld verkeren, gemakkelijk is protest aan te tekenen tegen geïnstitutionaliseerd onrecht. Hoeveel zwaarder is het wel niet voor mensen die te midden van dat onrecht leven, er dagelijks getuige van zijn, er zelf onder te lijden hebben? En toch zijn ze er, moedige mensen die hun stem laten horen, die aan de kaak stellen wat niet door de beugel kan, die het gevecht aan durven gaan. Sommigen worden hiertoe aangezet door een persoonlijke tragedie, anderen doen het uit medemenselijkheid, en voor nog weer anderen is het helemaal geen keuze maar de enige manier om te overleven. Een handjevol ontving voor zijn inzet een Nobel prijs, zoals Aung San Suu Kyi uit Birma, Rigoberta Menchu Tum uit Guatemala en Shirin Ebadi uit Iran. Dat zijn bekendheden. Maar verreweg de meesten verrichten hun dappere werk in volledige anonimiteit. Niet zelden staan ze bloot aan grote druk of loopt hun leven gevaar. Deze mensen geven op eigen wijze invulling aan het begrip ‘mensenrechtenverdediger’. Zij zijn de reden dat we vandaag hier zijn. Juist voor hen wil ik aandacht vragen.

Eleanor Roosevelt, die een bepalende hand had in het opstellen van de Universele Verklaring, zei dat mensenrechten beginnen op kleine plaatsen, dicht bij huis – zo dichtbij en zo klein dat je ze niet zult terugvinden op een wereldkaart. Maar die plaatsen zijn de wereld voor mensen: het is de buurt waar ze wonen, de school waar ze naar toe gaan, de fabriek, de boerderij of het kantoor waar ze werken. Op die plaatsen zoekt iedere man, iedere vrouw en ieder kind naar gelijke berechting, gelijke kansen, gelijkwaardigheid zonder discriminatie. Als deze rechten daar geen betekenis hebben, in de eigen, directe leefomgeving, dan hebben ze nergens betekenis. Zonder de gezamenlijke inspanning van mensen om mensenrechten dichtbij huis te waarborgen, hoeven we weinig verwachtingen te koesteren over de voortgang in de wijdere wereld.

Eleanor Roosevelt werd ook wel de “ambassadeur van de gewone mensen” genoemd – een eretitel. Waar zij op doelde, is dat mensenrechten niet iets abstracts zijn, iets wat ons niet aangaat. Iets waarover je leest in de krant, of waarover je praat op een congres, maar dat je bij het naar buiten gaan weer van je af kunt schudden. Zo is het niet. Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren, zo stelt artikel 1 van de Universele Verklaring. Mensenrechten raken ons dus allemaal, ze zijn als het ware aangeboren. Dat is de crux. Daar kunnen we niet om heen. De vraag is wat we met die wetenschap doen. Aanvaarden we onze eigen vrijheid en rechten in dankbaarheid, en sluiten we onze ogen voor het feit dat anderen hun vrijheid en hun rechten moeten ontberen? Of doen we daar iets aan?

Ik heb grote bewondering voor mensen die de keuze maken er iets aan te doen. Mensen die de wereld beter willen maken, voor zichzelf, hun naasten, de mensen om hen heen. Dat is ook de reden dat ik, meteen bij mijn aantreden als minister, heb gezegd: ik zou graag ieder jaar een onderscheiding willen uitreiken aan iemand die bijzondere morele moed heeft getoond bij het beschermen en bevorderen van de rechten van zijn medemensen. Naast de structurele ondersteuning die de Nederlandse regering verleent aan het werk van mensenrechtenverdedigers wereldwijd, wilde ik graag een moment creëren waarop we bewust stil kunnen staan bij wat het van mensen vraagt, om op te komen voor mensenrechten. Mensenrechtenverdedigers verdienen het, in de schijnwerpers te worden gezet. Het bevorderen van mensenrechten is geen papieren exercitie, het is mensenwerk. De Mensenrechtentulp geeft dat mensenwerk een gezicht. En zo is de onderscheiding tot stand gekomen.

En overigens bestaat die onderscheiding uit drie delen: allereerst de Mensenrechtentulp, een prachtig beeld dat werd ontworpen door Huub Kortekaas. Daarnaast een geldbedrag van 10.000 € en de financiering van een project van 100.000 € uit het Mensenrechtenfonds, ter ondersteuning van de werkzaamheden van de winnaar.

Dames en heren,

Mevrouw Dresselhuys zei het zojuist al: de jury ontving ruim honderd nominaties uit alle delen van de wereld. Uit die nominaties hebben wij één winnaar geselecteerd. Een vrouw die in het gewelddadige Oosten van de Democratische Republiek Congo opkomt voor de rechten van vrouwen. Haar naam is Justine Masika Bihamba, winnares van de Mensenrechtentulp 2008.

Justine Masika groeide op in Goma, in Noord Kivu. Dat gebied staat vandaag de dag symbool voor wetteloosheid en straffeloosheid. Er vinden op grote schaal gewelddadigheden plaats en mensenrechtenschendingen zijn aan de orde van de dag. Collega Koenders, hier ook aanwezig vanmiddag, was vorige week nog ter plekke en kon met eigen ogen zien hoe fragiel de humanitaire en veiligheidssituatie daar is. Onschuldige burgers slaan noodgedwongen op de vlucht, verkrachting wordt ingezet als een oorlogsinstrument en vrouwenrechten worden met voeten getreden.

In die omgeving, op die plek, die voor Justine Masika thuis is, doet zij haar werk en staat ze slachtoffers van seksueel geweld bij door hen medische, psychosociale en juridische hulp te bieden. Op die manier probeert haar organisatie deze vrouwen te re-integreren en een nieuwe kans te geven. We zagen dat net op de film. Justine Masika zet zich in voor het herstel van een cultuur van mensenrechten, waar mensen in haar omgeving naar snakken, maar die volledig lijkt te zijn verdwenen. Ze maakt zich ook sterk voor de juridische vervolging van daders, een prioriteit die ik toejuich – straffeloosheid mag eenvoudigweg geen optie zijn bij dit soort afschuwelijke misdrijven, daar zet ik me als minister ook voor in. Dat sluit ook aan bij de reputatie die Den Haag geniet als juridische hoofdstad van de wereld en als zetel van het Internationaal Strafhof. Tegelijkertijd begrijp ik heel goed dat deze strijd haar leven in Goma er niet eenvoudiger op maakt. Degenen die macht hebben accepteren geen tegenstand, en wensen geen weerwoord te horen van deze mondige vrouw.

Mevrouw Masika en ik hebben elkaar gister al even ontmoet en toen heb ik haar gezegd dat haar inspanningen mijn voorstellingsvermogen te boven gaan, zeker omdat ik weet dat zij en haar familie verschillende keren serieus zijn bedreigd. Om dan toch de kracht te vinden door te gaan, om positief te blijven zoals zij is, verdient diep respect. Ik herhaal die woorden hier graag. Ons past grote nederigheid in het licht van haar werk.

Tegelijkertijd zijn mijn gedachten natuurlijk ook bij haar thuisfront, waar verandering ten goede nog altijd uitblijft, en waar geweld en verkrachting nog steeds aan de orde van de dag zijn. Afgelopen maandag zat ik nog met mijn collega ministers van de Europese Unie om tafel, en heb ik opnieuw aangedrongen op een versterkte inzet van de EU-landen voor meer en snelle bescherming van de mensen in Goma, en het beëindigen van het conflict in Oost-Congo. Ik kan geen ijzer met handen breken, maar ik wil wel alles proberen om de ellende en het geweld daar te verminderen. De situatie daar heeft onze volle aandacht.

Dames en heren,

‘Het is beter een kaars aan te steken, dan het duister te vervloeken.’ Met deze uitspraak sluit ik af. Het is inderdaad niet genoeg om te constateren dat de wereld niet deugt. Ieder van ons heeft wel een kaarsje op zak, waarvan een klein schijnsel kan uitgaan. Bij elkaar geven die kaarsjes toch het nodige licht. En van dat licht wordt de wereld iets minder donker. Wij kunnen niet allemaal daden verrichten zoals Justine Masika. Zo sterk zijn we niet. Maar wat we kunnen doen, dat mogen we niet nalaten. Niet geweld moet het laatste woord hebben, maar de alles overstijgende menselijke moed om ‘nee’ te zeggen tegen flagrante schendingen van mensenrechten.

Ik ga nu graag over tot het uitreiken van de Mensenrechtentulp aan mevrouw Justine Masika Bihamba.

Madame Masika, puis-je vous inviter à monter sur le podium pour y recevoir votre prix?

Mes sincères félicitations pour cette toute première Tulipe des droits de l’homme. Vous l’avez assurément méritée et c’est pour moi un honneur autant qu’un privilège de pouvoir vous remettre aujourd’hui cette distinction.