Ontwikkelingssamenwerking.NU

"Vandaag gaan wij een nieuwe alliantie aan. Een alliantie die past in deze tijd. Een alliantie voor ontwikkeling, voor internationale rechtvaardigheid, voor veiligheid en vrede. Juist nu, in tijden van economische tegenwind, rechten wij de rug en staan we voor gelijke kansen en een menswaardig bestaan voor iedereen."

Koninklijke hoogheden, excellenties, dames en heren,

Dit is een belangrijke dag.

Een belangrijke dag voor duizenden kinderen in Zuid-Soedan die met Nederlandse steun hun geweer inruilen voor een studieboek.

Een belangrijke dag voor honderden boeren in El Alto, Bolivia, die met Nederlandse steun leren om meer en betere zuivel te produceren waardoor zij hun inkomen verhogen.

Een belangrijke dag voor de vrouwen van het Heal Africa-ziekenhuis in Goma die onbeschrijflijk leed is aangedaan. Maar ook voor de uitzonderlijk moedige vrouwen die te midden van alle ellende slachtoffers blijven helpen een nieuwe start te maken. Wederom: met Nederlandse steun.

Eerder vandaag zei premier Balkenende dat het boek van ontwikkelingssamenwerking er een is met veel succesverhalen. Ik ben het met hem eens. Nederlandse steun heeft de afgelopen zestig jaar wereldwijd miljoenen mensen in staat gesteld een menswaardiger bestaan op te bouwen. Maar ondanks al die successen kan het boek nog niet dicht. Daarvoor is de extreme armoede nog te wijdverbreid. Zijn nog te veel mensen slachtoffer van onderdrukking en geweld. En zijn de uitdagingen rondom klimaat, voedsel en energie te groot.

Dames en heren,

We zijn hier vandaag bijeen met een grote groep gemotiveerde Nederlanders, jong en oud, bekend en minder bekend. Met mensen uit het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Met sporters, wetenschappers en muzikanten. Met usual en unusual suspects. Mensen die thuis voldoende zaken hebben om zich druk over te maken, maar die ook bezig zijn met de wereld. Met voedsel, klimaat, conflict en armoede. Mensen, kortom, die zich ervan bewust zijn dat deze onderwerpen allesbehalve ver-van-ons-bed zijn.

We zijn hier bijeen met een goede reden. Vandaag, op het hoogtepunt van de wereldwijde recessie, bundelen we onze krachten. Om de strijd aan te binden met armoede wereldwijd. Om alles-op-alles te zetten om de Millennium Ontwikkelingsdoelen te halen. Maar ook om luid en duidelijk te maken dat wij ons realiseren dat we niet op een eiland wonen. Dat we ons in deze tijd van globalisering niet veilig terug kunnen trekken achter de dijken. De wereld is een dorp geworden. En of we dat nu leuk vinden of niet, het wel en wee in onze wijk wordt deels bepaald door wat er zich in de andere wijken afspeelt. Piraterij, armoede, vluchtelingenstromen, de dreiging van terreur. Somalië, Oost-Congo en Afghanistan zijn dichterbij dan een blik op de kaart doet vermoeden.

Het gaat dus ook – zeg ik in de richting van de critici – om welbegrepen eigenbelang. De afweging die daarbij moet worden gemaakt is simpel: doen we aan symptoombestrijding, of pakken we de oorzaak aan. Ik ben er van overtuigd dat dat laatste duurzamer, effectiever en – op termijn – veel goedkoper is.

Vandaag gaan wij een nieuwe alliantie aan. Een alliantie die past in deze tijd. Een alliantie voor ontwikkeling, voor internationale rechtvaardigheid, voor veiligheid en vrede. Juist nu, in tijden van economische tegenwind, rechten wij de rug en staan we voor gelijke kansen en een menswaardig bestaan voor iedereen. Cynici roepen dat OS een linkse hobby is. Ik zeg tegen hen: kijk hier vandaag om je heen in de Fokker Terminal. Spreek met de ondernemers, de jongeren, de vertegenwoordigers van gemeenten en van particuliere ontwikkelingsorganisaties en je zult zien dat OS allang geen zaak meer is van geitenwollensokken: het is ieders zaak.

Onze alliantie omvat alle geledingen van de Nederlandse samenleving, maar houdt niet op bij Lobith of Hazeldonk. We realiseren ons dat, om echt effectief te kunnen zijn, samenwerking met partners ver over de landsgrenzen noodzakelijk is. Deze samenwerking zoeken we dan ook actief. Met andere donoren, zowel publiek als privaat. Met internationale organisaties zoals de Verenigde Naties en de Wereldbank. En met individuen. Ik dank de voormalig president van Ghana, John Kufuor, de voormalig minister van Groot Brittannië, Mark Malloch-Brown, de president van de Afrikaanse ontwikkelingsbank, Donald Kaberuka, de vice-president van het Human Development Network van de Wereldbank, Joy Phumaphi, en de executive-director van Association for Womens Rights in Development Lydia Alpízar Durán voor hun komst naar Den Haag en hun interessante bijdrage aan het plenaire debat.

Bijzonder vereerd zijn we met de aanwezigheid van het kroonprinselijk paar. Uw aanwezigheid, hoogheden, geeft deze dag niet alleen een koninklijk tintje. Uw komst naar de Fokker Terminal laat zien dat OS écht een zaak van iedereen is. Ik wil u daarvoor hartelijk danken. Ook wil ik u danken voor uw niet aflatende inspanningen op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Inspanningen waarvoor ook internationaal grote waardering bestaat. Zo heeft de Prins van Oranje eerder deze week de United Nations Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation voorgezeten in New York. En heeft de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-Moon, Prinses Máxima benoemd tot Secretary-General’s Special Advocate for Inclusive Finance for Development. Een geweldige eer waarmee ik u van harte wil feliciteren.

Iemand die er vandaag helaas niet bij kon zijn is de voormalig Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan. Een man die door zijn inzet een wereld van verschil heeft gemaakt voor OS-landen. Een van de founding fathers van de nieuwe, zelfkritische alliantie voor Afrika. Toen ik hem vorige week in New York sprak heeft hij mij gevraagd een aantal woorden tot u te mogen spreken. Dat verzoek kon ik uiteraard niet weigeren.

Dames en heren,

Ik sta hier vandaag voor u met gepaste bescheidenheid, gezien de uitdagingen waar wij voor staan, maar vol zelfvertrouwen over nut, noodzaak en resultaten van ontwikkelingssamenwerking. De bewijzen daarvoor zijn immers overweldigend. Zo leven er vandaag – in vergelijking met een kwarteeuw geleden – 500 miljoen mensen minder onder de armoedegrens; is het reële inkomen in ontwikkelingslanden verdubbeld; en is de kindersterfte gehalveerd. Het afgelopen decennium is het aantal sterfgevallen als gevolg van mazelen in Afrika met 90 procent gedaald en zijn er 28 miljoen minder schoolverlaters in ontwikkelingslanden. Deze successen waren niet mogelijk geweest zonder de katalyserende bijdrage van effectieve ontwikkelingssamenwerking. Een bijdrage die niet te ontkennen en niet te onderschatten valt.

Zeg ik daarmee dat hulp in alle gevallen fantastisch is? Nee. Voor u staat een kritisch minister die zich zeer welbewust is van de risico’s die hulp met zich meebrengt. Die niet alleen vindt dat het beter kan, die vindt dat het beter moet. Maar voor u staat ook een minister die zelf gezien heeft dat ontwikkelingssamenwerking de afgelopen jaren enorm veel heeft geleerd. Dat steeds effectiever en innovatiever wordt samengewerkt door partners in Noord én Zuid. Dat juist alles-op-alles wordt gezet om afhankelijkheid te voorkomen. En dat steeds meer wordt bereikt met de beschikbare middelen.

En dat laatste is helemaal niet zo vanzelfsprekend.

Ontwikkelingssamenwerking betekent immers investeren in de moeilijkste omstandigheden. Blijven daar waar alle anderen vertrekken. Doorgaan terwijl je weet dat nog niet aan alle randvoorwaarden voldaan is. Nuchter, pragmatisch en zelfkritisch werken voor mensen in ontwikkelingslanden. Onherroepelijk gaat er dan weleens wat mis. Dat is nu eenmaal part of the game. De vraag is hoe je omgaat met tegenslagen. Gooi je het bijltje erbij neer, ‘omdat het toch allemaal geen zin heeft’. Of stuur je bij waar er bijgestuurd moet worden en zet je door omdat je je realiseert dat de strijd tegen armoede er een van lange adem is. Ik kies voor dat laatste. Omdat alle mensen recht hebben op een menswaardig bestaan in een leefbare omgeving. Omdat wij de armen niet in de steek kunnen laten. En omdat zij ons juist nu nodig hebben om samen de krachten te bundelen om de MDGs te halen.

En dat is heel, heel hard nodig! In de Millenniumlokalen heeft u zich de hele dag kunnen laten informeren over de stand van zaken van de MDGs. Daar heeft u gehoord dat het niet op alle terreinen goed gaat. Problemen zijn er met name daar waar het gaat om de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen en het terugringen van moeder- en kindsterfte. Maar ook van MDG1, de halvering van honger, is het nog maar zeer de vraag of zij in 2015 wordt gehaald. Duidelijk is dat in deze economisch turbulente tijden echt alle zeilen zullen moeten worden bijgezet. De crisis zorgt er namelijk voor dat alle kapitaalstromen naar ontwikkelingslanden onder druk zijn komen te staan. Of het nu gaat om exporten, investeringen of overmakingen, zij zijn allemaal afgenomen de afgelopen tijd.

Hierdoor is het belang van ontwikkelingssamenwerking er alleen maar groter op geworden. Daar hebben wij niet om gevraagd, het is een fact of life. Een feit waar niemand omheen kan. Ook niet critici die zeggen dat het beter is dat OS-landen zich op de internationale kapitaalmarkt begeven om hun ontwikkeling te financieren. Natuurlijk zou dat beter zijn! Maar hoe realistisch is het dat het straatarme Mali voldoende geld zal kunnen aantrekken in een tijd dat zelfs het meest succesvolle land op dit terrein in Afrika, Ghana, daar grote moeite mee heeft? Ghana, een land dat als gevolg van deze leningen nu kampt met een begrotingstekort van 24 procent.

Hulp helpt. Helaas, zou ik bijna zeggen. Ook ik vind dat hulp tijdelijk moet zijn. Maar dan moeten de mondiale kapitaalmarkt, het internationale handelsverkeer en de verdelingsmechanismen van welvaarts-, klimaat- en veiligheidsrisico’s wel beter functioneren. Moet de bottom billion wel een eerlijke kans hebben om mee te delen in de welvaart en gelijke toegang krijgen tot krediet, arbeid of onderwijs. Ik constateer dat we zo ver nog niet zijn. Dat de ongelijkheid in de wereld nog steeds toeneemt en er van een level playing field nog lang geen sprake is.

Om die reden blijf ik nationaal en internationaal de boer op gaan om aandacht te vragen voor het lot van de meer dan 2,5 miljard mensen die moeten rondkomen van minder dan twee dollar per dag. Blijf ik mij hard maken voor een eerlijker monetair stelsel. en een succesvolle afronding van de Doha ontwikkelingsronde van de WTO. En blijf ik regeringen van ontwikkelingslanden aansporen om hun verantwoordelijkheid te nemen.

In New York, waar ik afgelopen week samen met Premier Balkenende de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heb bijgewoond, heb ik me onder andere ingezet voor hervorming van de VN zodat de stem van OS-landen ook daar veel luider klinkt. En heb ik met – met nog minder dan 75 dagen te gaan tot de cruciale klimaatconferentie in Kopenhagen – met belangstelling geluisterd naar de speech van president Obama over de grootste uitdaging van onze tijd: de klimaatproblematiek.

Dames en heren,

Er is de laatste tijd veel debat gevoerd over de nut en noodzaak van ontwikkelingssamenwerking. Ik vind dat een goede zaak. Kritiek houdt scherp, zorgt je nog eens goed tegen het licht houdt wat je doet. Maar die kritiek moet wel fair zijn. Roepen dat het OS-budget moet worden gehalveerd of helemaal afgeschaft omdat ‘het toch niet werkt’, of omdat het ‘toch allemaal aan de strijkstok blijft hangen’, gaat niet alleen voorbij aan de feiten. Het gaat ook voorbij aan de grote ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren in de sector hebben voorgedaan. Aan het zero tolerance beleid ten opzichte van corruptie. En aan de lessen die zijn getrokken uit de successen en de mislukkingen. We bouwen allang geen ziekenhuizen of schooltjes meer, maar werken aan de opbouw van gezondheidszorg en onderwijs. Zodat dokters, verpleegkundigen en leraren betaald kunnen worden en meisjes zelfs in de kleinste dorpjes naar school kunnen en er in die dorpjes een huisarts is.

Maar het kan altijd beter. Om de effectiviteit van onze inspanningen te maximaliseren heb ik sinds mijn aantreden vol ingezet op de modernisering van het OS-beleid. Zo ga ik de versnippering actief tegen door de hulp aan landen die de status van middeninkomensland bereikt hebben of deze binnen afzienbare tijd zullen bereiken uit te faseren. Dit betreft 7 landen waaronder opkomende markt Vietnam en EU-kandidaat-lidstaat Macedonië. Ook heb ik het aantal maatschappelijke organisaties dat subsidie ontvangt teruggebracht tot 30. Hierdoor worden zij gedwongen slimmer samen te werken, waardoor zijn hun belangrijke taak in de toekomst nog effectiever uitvoeren. Tot slot zoek ik actief de samenwerking:

  • Met andere departementen zoals LNV, waarmee het voortouw genomen het Afghaanse landbouwonderwijs van de grond te krijgen.

  • Met het bedrijfsleven en kennisinstellingen zoals Unilever, DSM, AkzoNobel en de Universiteit Wageningen. Samen met hen hebben we het Amsterdam Initiative on Malnutrition gelanceerd, een unieke vorm van samenwerking die als doel heeft om 100 miljoen mensen in 2015 te voorzien van voedsel, vitamines en voedingsstoffen.

  • En met handelsketens: via het initiatief duurzame handel werken wij met multinationals, vakbonden en maatschappelijke organisaties aan het verduurzamen van de productie van onder andere cacao, thee en tropisch hardhout in ontwikkelingslanden.

Ik kan zo nog wel even doorgaan. Waar het om gaat is dat wij samenwerking zoeken met partners waarmee we dat in het verleden niet deden. Dat doen wij ook door de Millennium Akkoorden die twee jaar geleden op Schokland zijn gelanceerd. Iedereen, van huisman tot multinational kan zo’n akkoord tekenen. Zo kan eenieder zijn betrokkenheid bij de MDGs tonen. En dat gebeurt! Op dit moment zijn al meer dan 130 samenwerkingsverbanden tussen ministeries, bedrijven, NGO’s en kennisinstellingen getekend. Eerder vandaag tekende ik nieuwe akkoorden met onder meer de CEO’s van TNT, Peter Bakker, en Sanoma, Dick Molman, en kwam er een nieuw akkoord tot stand met het Investment Fund for Health in Africa (IFHA) en de Algemene Pensien Groep (APG). Daarnaast sloten we akkoorden om te komen tot nieuwe manieren om transparantie en ‘accountability’ te bevorderen zoals de Access to Medicine Index en de Ombudsman voor Ontwikkelingssamenwerking. Maar ook individuen hebben in groten getale akkoorden gesloten. In de Millenniumakkoordenlounge is er vandaag lustig is op los gedeald. In akkoorden welteverstaan.
Dames en heren,

Zestig jaar geleden ging de Nederlandse regering voor het eerst ‘in’ de ontwikkelingssamenwerking. Dat is – ik zei het al eerder – geen reden tot een feestje. Wel is het een reden om stil te staan bij de overwegingen die aan dat besluit ten grondslag lagen. Ons land stond er toen immers economisch veel minder goed voor dan nu. Toch reserveerde de regering destijds 1,5 miljoen gulden voor technische de opleiding van buitenlandse studenten in Nederland; het uitzenden van Nederlandse deskundigen naar ontwikkelingslanden én het opzetten van een aantal speciale projecten in eigen land. Zij deed dat in de vaste overtuiging dat het helpen van de ‘laag ontwikkelde landen’, zoals ontwikkelingslanden toen werden genoemd, een morele plicht was én in het Nederlands belang.

Zestig jaar later is aan die redenen niets veranderd. Ook niet aan de vastberadenheid van de Nederlandse regering. Ondanks de recessie staan wij pal voor de 0,8. En u staat, samen met iedereen hier aanwezig, en velen die hier niet bij aanwezig konden zijn, voor de Zaak van Iedereen, voor een alliantie gebaseerd op passie en principe, voor de rechte rug bij tegenwind, juist nu, als het nodig is.

Dank u wel.