Over de dijken de wereld in

Minister Verhagen gaf op 31 mei zijn visie op het Nederlands buitenlandse beleid in de speech ‘Over de dijken de wereld in’, die hij uitsprak voor de Universiteit van Maastricht. In de speech schetste Verhagen de uitgangspunten van zijn ministerschap en besprak hij een aantal belangrijke internationale vraagstukken. Voorafgaand aan zijn speech, bracht de minister een werkbezoek aan enkele Limburgse bedrijven die op eigen wijze hebben ingespeeld op de gevolgen van Europa en globalisering.

Over de dijken de wereld in – morele oriëntatie, realistische koers

Maxime Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken

Universiteit Maastricht, 31 mei 2007

Geachte heer Ritzen, dames en heren,

Hartelijk dank voor de gelegenheid om vanmiddag mijn visie op het Nederlands buitenlands beleid uiteen te zetten, hier aan de Universiteit van Maastricht. Een echte Mestreechtener beschouwt Den Haag misschien al wel als buitenland. Maar als Haags politicus is Maastricht voor mij niet ver weg: mijn ouderlijk huis stond op St. Pieter en op Campagne. Het voelt vanmiddag dan ook een beetje als thuiskomen. Zeker nu ik mijn ouders in de zaal mag begroeten!

Ik heb er al een mooie dag opzitten. Vanochtend sprak ik in Mariahoop met een Limburgse aspergeteler en zijn Poolse seizoenarbeiders. Vanmiddag bezocht ik het grensoverschrijdende industrieterrein Avantis, waar Heerlen en Aken de handen ineen slaan, bijvoorbeeld op het terrein van nieuwe energie. Beide bezoeken hebben mij weer gesterkt in de gedachte dat onze wereld een stuk kleiner is geworden.

(De wereld)

Globalisering heeft de wereld ontegenzeggelijk voordelen gebracht. Zo steeg het mondiale BNP tussen 1995 en 2005 met 45%: van 37,5 biljoen tot 54,6 biljoen USD. In diezelfde periode steeg het Nederlandse BNP met 25%, van 380 miljard tot 470 miljard . Wereldwijd plukken mensen de vruchten van globalisering, in de vorm van toegenomen welvaart, werkgelegenheid, informatie en mobiliteit.

Maar in een kleinere wereld delen we niet alleen elkaars lusten, we dragen ook elkaars lasten. De dreigingen van de 21e eeuw raken ons allemaal. Of het nu gaat om modern terrorisme, de proliferatie van massavernietingswapens, klimaatverandering of de verspreiding van vogelgriep, hedendaagse uitdagingen houden niet bij de grens op.

Die grensoverschrijdende problemen nopen ons tot een herbezinning op onze toekomst. Want: hoe gaan we om met enerzijds een stijgende zeespiegel, en anderzijds een steeds toenemende vraag naar energie? Hoe bestrijden we effectief terroristen, die zich niets gelegen laten liggen aan het internationale recht dat natiestaten met elkaar hebben ontwikkeld? En hoe zorgen we ervoor dat nucleaire recepten niet via Internet worden uitgewisseld? Het zijn nieuwe vragen, die een nieuw type politiek leiderschap vergen.

(Nederland in de wereld – kansen en uitdagingen)

Dames en heren,

In meer dan 170 landen wordt Heineken bier gedronken. Ik zeg het u, om nog maar eens te illustreren wat u al wist: Nederland profiteert van de globalisering. Onze economie leunt voor een groot deel op buitenlandse handel. We hebben het 10e BNP per capita van de wereld, en zijn de 16e economie. Reken maar dat de globalisering een flinke boost geeft aan deze cijfers. Dat beseft iedereen ook wel.

Tegelijkertijd maken Nederlanders zich zorgen om hun positie in de wereld, vragen we ons af hoeveel controle we nog hebben over ons eigen leven. Onze banen, onze veiligheid, ons milieu en onze identiteit...ze lijken allemaal onder druk te staan van het buitenland, van internationale ontwikkelingen waar we geen greep op hebben. Worden we door angst geregeerd? Je zou het haast denken als je de kranten opslaat. Zo las ik in NRC Handelsblad: De Nederlandse burger is bang geworden voor de grote boze buitenwereld, hij heeft resoluut de luiken dichtgegooid . De nee stem tegen het Grondwettelijk Verdrag was in dat opzicht een teken aan de wand.

Ik begrijp wel iets van dat sentiment. De wereld is kleiner geworden, maar daarmee liggen er grotere problemen op ons bord. Zekerheden vervallen, er komen vraagtekens voor in de plaats. Nederlanders zijn overigens niet de enigen met twijfels. Toen president Bush een achtdaagse reis naar Azië maakte, grapte David Letterman: he is visiting American jobs. En in onze Europese buurlanden is de stemming ook ingetogen: 39% van de Europeanen beschouwt globalisering als een bedreiging voor binnenlandse werkgelegenheid en bedrijven.

(Over de dijken de wereld in)

Maar ik weiger op deze gevoelens van onzekerheid in te spelen, zoals ik sommige Nederlandse politici wel zie doen. En met succes overigens: tijdens de verkiezingen van november 2006 zagen we de opkomst van nationaal-geöriënteerde, anti-europese partijen. Maar welk alternatief bieden Geert Wilders en Jan Marijnissen Nederland? Moeten wij ons serieus achter de dijken terugtrekken? Ik vind dat een verkeerde opvatting. Ten eerste is globalisering niet iets waar je al dan niet aan mee kunt doen. Er is geen sprake van een keuze voor of tegen globalisering; die globalisering is er gewoonweg. Ten tweede zijn wij achter onze dijken niet beter maar slechter af.

Ik volg dus een andere benadering. Het is voor mij evident dat het buitenland zich niet laat buitensluiten. We worden met globalisering geconfronteerd zodra we de voordeur achter ons dichttrekken: in onze wijk, in onze buurtsuper, op ons werk en in onze vrije tijd. De wereld begint in onze voortuin. Dan moeten we niet met z’n allen in de achtertuin gaan zitten en doen alsof dat niet zo is.

Mijn stelling is dat in een geglobaliseerde wereld goed buitenlands beleid bijdraagt aan het versterken van de veiligheid, werkgelegenheid en welvaart in Nederland. Het is in ons eigen nationale belang om een internationale oriëntatie te hebben. Dat is wat het ambt van minister van Buitenlandse Zaken voor mij zo aantrekkelijk maakt: door een actieve opstelling buiten onze grenzen, wil ik de positie van Nederlanders binnen onze grenzen verstevigen. Ik ben ervan overtuigd dat een nationalistische opstelling leidt tot minder veiligheid, minder werkgelegenheid en een verlies aan welvaart. Daarentegen zal een internationale opstelling die rekening houdt met globalisering de voordelen voor onze eigen bevolking vergroten. Meer veiligheid, meer banen en een gezonder milieu.

We moeten ons niet afkeren van de wereld, maar juist gebruik maken van waar we van oudsher goed in zijn: een open oriëntatie, en het vermogen om over grenzen heen te kijken en te stappen. Onze ondernemingslust, onze nieuwsgierigheid, onze kennis van vreemde talen en culturen...het zijn allemaal pluspunten in het huidige tijdperk. In plaats van gordijnen dicht, zou ik zeggen: ramen open! Over de dijken de wereld in!

(Draagvlak)

Vormgeven aan de toekomst van Nederland kan alleen door invloed uit te oefenen op wat er buiten onze grenzen gebeurt. Ik wil Nederlanders laten zien dat buitenlands beleid ook voor hen relevant is, dat het niet een ver-van-mijn-bed-show is, die we daar in Den Haag en op onze 158 ambassades en consulaten in het buitenland opvoeren. Als wij inzichtelijk weten te maken hoe het buitenlands beleid het dagelijks leven concreet beïnvloedt, kunnen we veel van de twijfels over het proces van globalisering wegnemen. Ik zou het als een hele eer beschouwen als ik over vier jaar bekend zou staan als de ‘binnenlandse’ minister van Buitenlandse Zaken.

(Structuur)

Dames en heren,

Vanmiddag wil ik aangeven wat ik onder goed buitenlands beleid versta. Ik zal u mijn uitgangspunten schetsen en deze relateren aan vijf beleidsterreinen: (1) mensenrechten; (2) Europa; (3) de transatlantische relatie; (4) vrede en veiligheid en (5) klimaat en energie.

(Uitgangspunten voor beleid: morele oriëntatie, realistische koers)

Mijn uitgangspunt voor het Nederlands buitenlands beleid zou u als volgt kunnen samenvatten: op basis van een morele oriëntatie, wil ik een realistische koers uitstippelen.

Die moraliteit is voor mij geen loos begrip. Zij heeft natuurlijk te maken met mijn christen-democratische inspiratie. Maar het is ook een kwestie van beschaving. Er zijn grenzen die je eenvoudigweg niet overschrijdt, in de omgang met elkaar. Het gaat er om die grenzen, die beschaving van barbarij scheiden, in stand te houden, aangezien deze grenzen de afgelopen honderd jaar vaak zo kwetsbaar zijn gebleken. Onze beschaving is het waard te verdedigen .
Waarden als vrijheid, democratie en mensenrechten, maar ook solidariteit en humaniteit, liggen ten grondslag aan het Nederlands buitenlands beleid. Voor mij geen holle vaten, maar vaste ankers.

Met een realistische koers bedoel ik: een koers die recht doet aan het nationaal belang van Nederland. Een koers die, om het maar eens in hele realistische termen te zeggen, onze machtspositie in de wereld versterkt.

Ik zal u laten zien wat ik daarmee bedoel. Allereerst op het terrein van de mensenrechten.

(I. Mensenrechten)

Dames en heren,

Het is ruim een jaar geleden dat de Maastrichtenaar Abdullah Al-Mansouri in Syrië werd opgepakt. Hij werd daarna uitgeleverd aan Iran, waar hij sindsdien wordt vastgehouden. Ik wil hem, zijn familie en alle Maastrichtenaren die zich zo hard inspannen voor zijn zaak, graag een hart onder de riem steken. Ook de Nederlandse regering trekt zich zijn lot aan. Wij laten geen kans onbenut om zijn zaak onder de aandacht van de Iraanse autoriteiten te brengen en blijven ervoor pleiten dat onze ambassade hem de consulaire bijstand kan bieden waar hij als Nederlander recht op heeft.

Ik ben politicus geworden, omdat ik actief wilde meehelpen de samenleving in te richten. Mensenrechten zijn voor mij daarbij altijd een essentieel punt geweest. In mijn eerste toespraak voor de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, op 12 maart jl., zei ik dat de Nederlandse regering morele moed moet durven tonen. Robert Kennedy zei over die morele moed dat het een schaars goed is, maar essentieel om de wereld te veranderen . Aan die uitspraak wil ik mij spiegelen: ik wil op een consequente wijze aandacht vragen voor mensenrechtenschendingen, als een vast spoor binnen ons buitenlands beleid. In bilaterale contacten zal ik andere landen aanspreken op hun gedrag. En Nederland zal zijn stem laten horen in de Europese Unie en in de Verenigde Naties.

Ik ben mij ervan bewust dat een minister in een comfortabele positie verkeert, vergeleken met mensenrechtenactivisten. Hun morele moed is voor mij absoluut een inspiratiebron. Neem Rajan Hoole uit Sri Lanka, die al 18 jaar lang mensenrechtenschendingen documenteert in zijn land. Of neem Pierre Mbonimpa uit Burundi, die zich inzet voor gevangenen, van wie duizenden jarenlang in overvolle cellen wachten op een proces dat nooit komt. Wat deze mensen gemeen hebben? Zij ontvingen onlangs de Martin Ennals Award for Human Rights Defenders, een prijs die wordt uitgereikt door elf gerenommeerde mensenrechtenorganisaties. Hun werk is hiermee uit de anonimiteit gelicht. Maar er zijn zoveel mensenrechtenactivisten die hun strijd voortzetten, dag in dag uit, zonder ooit het nieuws te halen. Mijn bewondering voor deze mensen, die dikwijls hun leven niet zeker zijn, is grenzeloos.

Ik vind dan ook dat wij hen, waar we maar kunnen, moeten steunen. Met geld, aandacht en drukmiddelen; door hun bescherming te eisen en hun werk zichtbaar te maken. De EU-richtlijnen voor mensenrechtenactivisten bieden hiervoor een hele goede basis. Nederland heeft met hulp van NGOs een handboek geschreven om hier uitvoering aan te geven. Ik vraag van onze ambassades dat zij deze richtlijnen en het handboek actief toepassen. Mensenrechtenactivisten moeten weten dat ze in Nederland niet alleen een luisterend oor treffen, maar ook een helpende hand.

In Genève heb ik ook gezegd dat ik het belang van mensenrechten in ons geïntegreerd buitenlands beleid wil versterken. Mensenrechten verkeren zeker in het multilaterale systeem de laatste jaren in zwaar weer. Ik vind dan ook dat een nieuwe impuls nodig is en zal later dit jaar een programma mensenrechten presenteren aan de Tweede Kamer, dat aangeeft waar we staan en wat we willen gaan doen. Thema’s als mensenrechten en terrorismebestrijding, mensenrechten en ontwikkeling en de universaliteit van mensenrechten zullen hierbij aan de orde komen.

Laat ik over die universaliteit alvast het volgende zeggen. En dan kom ik weer terug op die beschaving, waar ik het eerder over had, en op de grenzen die wij allemaal moeten respecteren. Juist omdat wij zo geschrokken zijn van wat we elkaar als ‘beschaafde’ mensen kunnen aandoen – ik noem de Holocaust, de genocide in Rwanda en de afslachting van de inwoners van Srebrenica – is het zo belangrijk dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere mensenrechtenverdragen grenzen vastleggen die nimmer mogen worden overschreden. Die mensenrechten en fundamentele vrijheden gelden voor iedereen, overal en onder alle omstandigheden. Daarover valt niet te marchanderen.

Ik ben dan ook geen moreel relativist, die onder het mom van culturele of religieuze verschillen water bij de wijn wil doen. Nederland hoeft zichzelf geen morele superioriteit aan te meten - dat zou misplaatst zijn. In onze samenleving valt ook het nodige te verbeteren. En wij staan open voor kritiek van anderen, bijvoorbeeld van de VN mensenrechtenrapporteurs of de Verdragscomités. Zo sprak het VN-Vrouwencomité ons in januari jl. aan op de effecten van ons immigratiebeleid op de positie van migrantenvrouwen en op manco’s in ons beleid ter bestrijding van huiselijk geweld.

Waar de grenzen van de beschaving echter op misdadige wijze worden overschreden, zoals in Soedan, Noord-Korea, Iran of recentelijk in Zimbabwe, mogen wij niet wegkijken. De wereld die ik voor ogen heb, staat geen martelingen toe en staat geen vervolging toe vanwege geaardheid, geloof of politieke overtuiging. Nergens. Nederland wil graag de dialoog aangaan met andere culturen, maar dit kan niet zonder herbevestiging van universaliteit van mensenrechten als leidend principe.

Daarom ben ik blij dat Nederland onlangs werd herkozen in de VN Mensenrechtenraad. Er staat ons een grote uitdaging te wachten. Veel landen zijn de mensenrechten niet gunstig gezind. Door de minderheidspositie waarin we verkeren, zullen we ons extra hard inzetten voor een daadkrachtige en gelo ofwaardige Raad. We moeten mensenrechten, als derde pijler waarop de Verenigde Naties is gebaseerd, naast veiligheid en ontwikkeling, de plaats geven die het toekomt.

Mensenrechten zijn niet alleen een moreel doel op zich. Ze dragen ook bij aan de realisatie van onze nationale belangen. In landen waar mensenrechten worden gerespecteerd, is sprake van meer stabiliteit en rechtszekerheid. Dit draagt bij aan internationale veiligheid, voorspelbare migratie en een gunstig investeringsklimaat voor ondernemingen. En dat is goed voor Nederland. Respect voor mensenrechten vragen, is een realistische koers varen.

(II. Europa in de wereld)

Dames en heren,

We zien het machtsevenwicht in de wereld razendsnel verschuiven. Opkomende markten nemen inmiddels meer dan de helft van het mondiale BNP voor hun rekening. Oftewel: de traditionele rijke landen domineren niet langer de wereldeconomie. Reuzen als China en India, elk met meer dan een miljard inwoners, groeien gemiddeld bijna 10% per jaar.

Die groei is per saldo voordelig voor Nederland. Ons land moet inspelen op deze veranderingen en zich richten op niches, waar we de concurrentie van de ‘nieuwkomers’ kunnen voorblijven. Het Innovatieplatform benoemde een aantal sleutelgebieden, waarin Nederland internationaal excelleert: bloemen en levensmiddelen, high tech systemen, water, chemie, de creatieve industrie en pensioenen en verzekeringen. Daar moeten we onze kansen grijpen!

Europa is voor Nederland een belangrijk vehikel om onze belangen en waarden in een veranderende wereld zeker te stellen. Ik put daarbij inspiratie uit de woorden van Helmut Kohl, die in 1998 tot Europees ereburger werd uitgeroepen. “Als de integratie van Europa niet wordt voortgezet, betekent dit niet slechts stilstand, maar zelfs achteruitgang” . Zowel onze machtspositie als onze welvaart zijn bij voortschrijdende Europese integratie gebaat.

Ten eerste moet Nederland de Europese Unie gebruiken om zijn strategische belangen te behartigen vis-à-vis andere wereldspelers. De vuist die 27 lidstaten kunnen maken om in internationale fora hun beleid kracht bij te zetten, of om tegenwicht te bieden aan het soms grillige gedrag van anderen, is vele malen groter dan het klein duimpje dat Nederland vertegenwoordigt. De Unie is het meest logische en meest realistische verlengstuk van de Nederlandse stem in de wereld.

Ten tweede kunnen we de grensoverschrijdende uitdagingen waarvoor we staan niet in ons eentje te lijf. Klimaatverandering en energiezekerheid, terrorisme, asiel en migratie, het zijn allemaal onderwerpen waarop een internationaal antwoord geformuleerd moet worden. En dan beginnen we zo dicht mogelijk bij huis: met een Europees antwoord.

Ten derde hebben we de Unie en haar interne markt hard nodig om internationaal te kunnen blijven concurreren. Het Sociaal en Cultureel Planbureau concludeerde laatst dat Nederlanders 10% van hun welvaart aan de interne markt te danken hebben , omgerekend zo’n 3000 € per jaar . Die markt moeten we blijven vervolmaken, om maximaal de vruchten van globalisering te plukken.

Ik ben het dus met Ben Knapen eens als hij schrijft: Globalisering vergt beleid en moet met beleid, globalisering vergt politiek. Voor Nederland – anno 2007 bijna een vloek in de kerk – vergt globalisering bovenal een Europees kader, want het land is te klein en de wereld te groot .

Ik plaats wel een kanttekening bij die vloek in de kerk. Ik denk dat het Nederlandse ‘nee’ tegen het Grondwettelijk Verdrag niet mag worden verward met een gebrek aan Nederlandse wil om binnen Europa samen te werken aan gemeenschappelijke problemen, ter vergroting van onze gemeenschappelijke welvaart. Die wil is immers onmiskenbaar aanwezig. 72% van de Nederlanders vindt ons EU-lidmaatschap “een goede zaak” . Ook de generatie voor wie vrede en welvaart – twee belangrijke verworvenheden van de Europese samenwerking – vanzelfsprekend zijn, realiseert zich dat we niet buiten de voordelen van de interne markt kunnen, en dat Europa de machtspositie van Nederland ten goede komt.

De les van het ‘nee’ is dan ook niet dat we Europa moeten uitkleden, maar dat we Europa beter ‘op het seizoen’ moeten kleden. Daarmee bedoel ik: overeenkomstig de tijdgeest, en in aansluiting op de belevingswereld van de burger. Uit die les heeft de regering ook haar inzet voor een nieuw amenderingsverdrag gedistilleerd: geen grondwettelijke elementen, duidelijkere verdeling van bevoegdheden, strikte toepassing van de uitbreidingscriteria en meer democratische controle door het Europees Parlement en de nationale parlementen. Bij dat laatste denk ik aan een mechanisme waarbij de Commissie haar voorstel intrekt indien de meerderheid van nationale parlementen van mening is dat het voorstel niet aan de subsidiariteitstoets voldoet, oftewel, dat er geen rol is weggelegd voor Europa. Daarnaast: betere Europese samenwerking op terreinen waar we elkaar nodig hebben, zoals klimaat en energie, terrorisme en misdaad, asiel en migratie. Maar: géén Brusselse bemoeienis met zaken die we prima zelf kunnen regelen, zoals onze pensioenvoorzieningen, onze hypotheekrentreaftrek, onze gezondheidszorg en ons onderwijsstelsel. Ik denk dat we met dat verhaal de neestemmers prima onder ogen kunnen komen, zonder de jastemmers tekort te doen. Ik zou mijn verantwoordelijkheden als minister ontlopen als ik de nee-stem zou interpreteren alsof Nederland zich zou moeten afkeren van Europa, of alsof we nu een nationalistische koers zouden moeten gaan varen.

De regering werkt nu toe naar de Europese Raad, op 21 en 22 juni. Onze inzet is daar overeenstemming te bereiken over het vervolgproces. Dat wordt nog een hele toer, waarbij we zullen moeten geven en nemen. En natuurlijk hopen we een beetje meer te nemen dan te geven!

(III. Transatlantische relatie)

Dames en heren,

Als jongen bezocht ik ieder jaar met mijn vader de Amerikaanse begraafplaats in Margraten. Mijn vader heeft tijdens de oorlog ondergedoken gezeten, terwijl mijn grootvader in Buchenwald vastzat. Ik ben opgegroeid met een heel sterk besef van dankbaarheid voor de geallieerde offers. Die eindeloze rijen witte kruisjes in het onberispelijk groene gras zetten mij ook aan het denken: waarom gaven zovelen hun leven voor onze vrijheid? De bereidheid tot offers in de naam van democratie en vrijheid heeft mij altijd geroerd.

Nederland, en ook de Europese Unie, deelt zijn grondwaarden met de VS: vrijheid, democratie, mensenrechten. Een keuze tussen Europa of de VS, tussen een Europese of een atlantische signatuur, vind ik dan ook achterhaald: ik voel mij Europeaan en atlanticus ineen.

Europa en Amerika moeten samen politiek leiderschap tonen om onze waarden te verdedigen in een snel veranderende wereld, die ons voor nieuwe uitdagingen stelt. Er zijn tal van gebieden waar we al prima samenwerken met de Amerikanen: in Afghanistan, op de Balkan, met betrekking tot Iran, waar de VS in navolging van de EU een tweesporenbeleid voert. Waar het nog aan samenwerking schort, moeten we alles op alles zetten om deze wel tot stand te brengen, zodat Amerika en Europa samen de drijvende kracht kunnen zijn achter een betere wereld .

Loyaliteit betekent niet: kritiekloos zijn jegens onze grootste bondgenoot. Juist onze vriendschappelijke betrekkingen stellen ons in staat om Amerika op zijn gedrag aan te spreken. Op het terrein van klimaat bijvoorbeeld, maar ook als het gaat om de naleving van mensenrechten op Guantanamo Bay. Ik wil bruggen bouwen waar mogelijk, en zal daarnaast aanspreken op tekortkomingen indien wenselijk. Daar doet Nederland ook zijn voordeel mee. Wederom: een realistische koers, op basis van een morele oriëntatie en gedeelde waarden.

(IV. Vrede en veiligheid)

Dames en heren,

De Koude Oorlog ligt achter ons. De tijd dat de wereld werd beheerst door Oost-West denken en de angst voor een fatale afloop van de nucleaire wapenwedloop tussen twee supermachten, behoort tot het verleden. James Bond opereert in een andere setting dan een kwart eeuw geleden en op mijn nachtkastje ligt niet meer ‘The Hunt for Red October’ maar ‘The Afghan’. Vandaag de dag komen dreigingen uit andere hoeken en heeft onze veiligheid vele gezichten.

De Amerikaanse veiligheidsstrateeg Thomas Barnett betoogt dat hedendaagse dreigingen voortkomen uit landen en groepen die niet geïntegreerd zijn, die geen deel uitmaken van wat hij noemt de functionerende kern van globalisering. Zij plukken niet de vruchten van de wereldwijde economische mogelijkheden. Barnett geeft als opdracht mee de non-integrating gap mee te trekken in de voordelen van economische integratie, to make globalization truly global .

Ik herken in Barnett’s oproep de 3-D benadering die Nederland volgt in post-conflictgebieden. Diplomacy, defence and development, oftewel: de handen ineen slaan om stabiliteit te waarborgen en economische en sociale perspectieven van mensen te verbeteren. De 3-D benadering is een uitvloeisel van ons geïntegreerd buitenlands beleid, waarbij de drie pijlers, veiligheid, ontwikkeling en diplomatie elkaar versterken. Door deze aanpak zowel lokaal als globaal toe te passen, zorg je inderdaad dat de voordelen van globalisering onder handbereik van een grotere groep mensen komen, dat zij mee kunnen doen, een waardig bestaan kunnen opbouwen. Daarmee neem je een bron van onvrede weg en draag je bij aan duurzame stabiliteit.

(Afghanistan)

Zo’n benadering volgen we niet alleen uit idealisme, daarmee zijn wij ook zelf gediend. Neem Afghanistan. Door deel te nemen aan de NAVO-missie draagt Nederland bij aan de veiligheid in dat land. Die veiligheid is van intrinsiek belang voor ontwikkeling. En door ontwikkeling krijgt radicalisering minder kans, en daarmee vermindert, op termijn, de kans op een terroristische aanslag in het Westen. Eén van onze militairen in Uruzgan sloeg de spijker op zijn kop toen hij zei: Als wij daar niks doen, zitten de terroristen straks in onze voortuin . We sturen onze militairen dus niet naar Uruzgan vanuit zuiver altruïstische motieven. ISAF dient een rechtstreeks Nederlands en Europees veiligheidsbelang: we willen de Taliban geen vrij spel laten op de vlakten en in de bergen van Afghanistan.

En onze aanwezigheid hèlpt: we boeken vooruitgang in Afghanistan. De economie groeit, buitenlandse investeringen trekken aan en basisvoorzieningen, zoals gezondheidszorg, zijn weer toegankelijk. Er is persvrijheid en in het parlement hebben 91 vrouwen zitting. Maar de verworvenheden blijven kwetsbaar, en het proces is niet onomkeerbaar. Afghanistan hoort volgens de VN bij de slechtst presterende landen op de Human Development Index . De democratische instituties hebben hun waarde nog niet bewezen. Mogelijkheden voor wederopbouw zijn legio, maar komen schoorvoetend van de grond. Corruptie en gebrek aan capaciteit zijn maar enkele van de barrières die genomen moeten worden. Het gaat kortom niet zo snel als wij wel zouden willen. Onmiskenbaar vereist deze operatie een lange adem.

(Balkan)

Hetzelfde is het geval voor onze inzet op de Balkan. Nederland is al meer dan een decennium actief betrokken bij vredeshandhaving en wederopbouw in dat gebied. In de afgelopen acht jaar hebben circa 18.000 Nederlandse militairen zich in Bosnië-Herzegovina ingezet, in VN-, NAVO- en EU-verband. In Kosovo opereerden in dezelfde periode 5.000 militairen in NAVO-verband. Onlangs hebben wij toegezegd 40 tot 60 mensen te zullen leveren aan de civiele EU-missie in Kosovo. Zij zullen zich bezighouden met de opbouw van politie, justitie en douane in een onafhankelijk Kosovo. Nederland zit daar óók omdat we in de jaren negentig een harde les hebben geleerd: Europa kan zich geen brandhaarden en excessen zo dicht bij huis veroorloven. Zeker niet vanuit moreel oogpunt, vanuit de waarden en normen die onze beschaving ons opleggen, maar ook niet uit eigenbelang. Denk aan de vluchtelingenstromen en de hoge kosten die met wederopbouw zijn gemoeid.

Ik vind dat Nederland zijn verantwoordelijkheid op het gebied van crisisbeheersing moet blijven nemen. Dat kan zijn in Uruzgan, in Afghanistan, op de Balkan, voor de kust van Libanon, zodat dat land niet terugvalt in een b urgeroorlog, in het zuiden van Soedan, om toe te zien op de vredesregeling, of in de Congo, om de krijgsmacht daar te adviseren en te trainen. Het kan ook elders, in het kader van toekomstige missies. Ik ben niet principieel tegen de inzet van Nederlandse militairen in Afrika. Wel vind ik dat we een bijzondere verantwoordelijkheid hebben voor onze eigen regio, en dat, wanneer we besluiten om deel te nemen aan een operatie, onze inzet passend en effectief moet zijn. We hebben een prima krijgsmacht: modern, mobiel en goed opgeleid. We kunnen dus maatwerk leveren, en mogen in mijn ogen die verantwoordelijkheid niet ontlopen. Als we onze ambities willen vervullen betekent dat wel: boter bij de vis. De consequentie is dan dat er voldoende middelen moeten worden vrijgemaakt voor Defensie.

Nederland werkt samen met zijn Europese en NAVO-partners. Door naar vermogen bij te dragen aan crisisbeheersingsoperaties blijven we een geloofwaardige partner en bondgenoot. Dit verzekert ons van een plaats aan de tafel: door mee te doen, kunnen we meepraten over vrede en veiligheid in de wereld, en de internationale veiligheidsarchitectuur mede vorm geven. Dat is zeker ook in ons belang.

Het kabinet wil in de komende jaren het geïntegreerd beleid verder uitbouwen. We zien bijvoorbeeld dat versterking van de rechtsstaat steeds belangrijker wordt. Hoe steviger de principes van de rechtsstaat kunnen worden verankerd in een post-conflict gebied, hoe kleiner de kans op een failed state, die buiten de functionele kern van globalisering valt en een potentiële broedplaats is voor terrorisme en andere misdaad. Vandaar dat Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking de kring willen uitbreiden: ook andere partners kunnen een relevante bijdrage leveren. Als het gaat om het opleiden van politie, rechters, aanklagers en advocaten komen Binnenlandse Zaken en Justitie bijvoorbeeld in beeld. Ook samenwerking met niet-gouvernementele organisaties en het bedrijfsleven is aan de orde.

(Midden Oosten)

Dames en heren,

Geen ander conflict roept zoveel emoties op als het conflict tussen Israël en de Arabische wereld, zowel binnen als buiten de regio, en ook in ons land. In een regio die bol staat van de spanningen – denk aan de nucleaire ambities van Iran, de negatieve geweldsspiraal in Irak, de instabiele situatie in Libanon en de rol van Syrië – wordt het Palestijns-Israëlisch conflict wel aangeduid als de moeder der conflicten. Ik wil die symboliek wel een beetje relativeren: bedenk bijvoorbeeld dat het Palestijns-Israëlisch conflict vorig jaar aan ruim 1800 mensen het leven kostte, terwijl in Darfur in datzelfde jaar naar schatting 100.000 mensen omkwamen. Maar het is waar: zestig jaar vredesproces, met al zijn ups and downs, heeft niet geresulteerd in een vreedzame uitweg.

Laat ik voorop stellen dat ik mij zeer verbonden voel met het lot van het volk van Israël. Wat hen is aangedaan, behoort tot de zwartste bladzijden in de menselijke geschiedenis. Dit mag nooit uit ons collectieve geheugen worden gewist. Ik begrijp dat Israël geen zaken wil doen met partijen die zijn bestaansrecht niet erkennen en het willen vernietigen. Ik vind dat de drie voorwaarden die het Kwartet stelt – erkenning van de staat Israël, afzweren van geweld en aanvaarden van alle eerdere akkoorden - niet mogen worden gerelativeerd. Zo lang Hamas niet aan deze voorwaarden voldoet, kunnen zij geen gesprekspartner zijn, ook al maken ze deel uit van een democratisch gekozen regering. Als we nu met hen in gesprek gaan, legitimeren we terreur. Onbestaanbaar in mijn optiek.

Maar ik vind óók dat Israël zijn huidige nederzettingenbeleid moet stoppen – volgens een recent VN-rapport komen er nog 1000 kolonisten per maand bij – en ik vind dat de bewegingsvrijheid van Palestijnen en het vrije verkeer van hun goederen moet worden vergroot. Ik begrijp de frustratie en de uitzichtloosheid die een bestaan in armoede veroorzaakt. Terreur mag echter nooit een antwoord zijn. Zelfmoordaanslagen en raketaanvallen zijn geen acceptabele oplossing, en nopen Israël er toe zijn verdediging nog fermer ter hand te nemen. Zo wordt deze vicieuze cirkel niet doorbroken. Wat evenmin helpt, is de steun voor terroristische bewegingen uit landen als Iran en Syrië. Zij misbruiken de Palestijnse zaak voor hun eigen doeleinden, met verdere destabilisering van de gehele regio tot gevolg.

Politici aan beide zijden moeten blijven werken aan draagvlak voor een vreedzame oplossing onder hun bevolking, en zelf het goede voorbeeld geven. Ik ben blij dat premier Olmert en president Abbas elkaar inmiddels regelmatig willen treffen, en hoop dat deze ontmoetingen snel zullen resulteren in wederzijdse vertrouwenwekkende maatregelen. Vertrouwen en begrip zijn ingrediënten die niet mogen ontbreken in de receptuur van een oplossing voor dit slepende conflict.

Overigens ben ik het zeer met Kofi Annan eens dat de grootste ironie van dit droevige verhaal is, dat de brede contouren van een oplossing eigenlijk niet zozeer ter discussie staan . We weten allemaal wel waar het zo ongeveer op uit moet komen. In mijn persoonlijke visie is dat: twee staten, gebaseerd op de grenzen van 4 juni 1967; Oost-Jeruzalem voor de Palestijnen, West-Jeruzalem voor de Israëliërs; geen grootschalige terugkeer van vluchtelingen naar Israël en een internationaal toezichtmechanisme. Zo’n pakket moet Israël erkenning en veiligheid bieden, en de Palestijnen een eigen staat en perspectief op een beter leven.

Een realistische koers lijkt mij dat het Kwartet zijn inspanningen intensiveert, en nauwer aansluit bij regionale initiatieven, met name het vredesinitiatief van de Arabische Liga, dat recentelijk nieuw leven werd ingeblazen. Op die manier kan het Kwartet de contouren van een vredesregeling scherper in beeld brengen. Uiteindelijk gaat het erom dat alle partijen zich richten op de inhoudelijke elementen van een vredesakkoord. Het Kwartet zou zijn visie daarop kunnen presenteren aan de Veiligheidsraad, die het vervolgens als totaalpakket kan voorleggen aan Israël en de Palestijnen als een solide en moreel gezaghebbend voorstel voor een door de partijen zelf uit te onderhandelen eindakkoord.

Amerikaans leiderschap is hierbij wederom onmisbaar. Ook de Europese Unie kan een nuttige rol vervullen. In het regeerakkoord heeft deze regering gezegd haar bilaterale contacten te zullen aanwenden om een oplossing voor de problematiek in het Midden Oosten dichterbij te brengen. Over twee weken zal ik een bezoek aan de regio brengen. Van 11 tot 13 juni reis ik naar Egypte, Israël en de Palestijnse gebieden. Ik reis in het gezelschap van een aantal Nederlandse jongeren, zodat wij samen kunnen bekijken wat wij daar tot stand kunnen brengen.

(V. Klimaatverandering / energiezekerheid)

Dames en heren,

De opwarming van de aarde en de stijging van de zeespiegel beheersen onze gemoederen in toenemende mate. De ‘ongemakkelijk waarheid’ van Al Gore, namelijk dat als wij onze levensstijl niet drastisch aanpassen, we onze kinderen en kleinkinderen een onleefbare wereld nalaten, heeft het onderwerp populair gemaakt. En dat is goed. Verandering begint met bewustwording. Maar met die bewustwording moeten we vervolgens wel iets doen. Stappen zetten. Politiek leiderschap tonen, om de druk op ons milieu te verminderen.

Dat begint met het maken van internationale afspraken. Nederland vermag in zijn eentje niets tegen smeltende ijskappen. Zelfs hier biedt het geen soelaas ons achter de dijken te verschansen! We hebben elkaar nodig om effectieve maatregelen te treffen. De doelstellingen die de Europese leiders op de voorjaarstop zijn overeengekomen inzake de 20% reductie van de uitstoot van broeikasgassen voor 2020, zijn een voorbeeld van leiderschap dat navolging verdient. Ik zal me er sterk voor maken dat de EU dat leiderschap ook van anderen blijft vragen: van de VS, die verantwoordelijk is voor de grootste uitstoot van broeikasgassen, en van grote opkomende machten, die een steeds groter deel voor hun rekening nemen. Door zijn explosief groeiende economie zal China’s uitstoot binnenkort die van de VS overtreffen – en dat zal, als we niet gezamenlijk actie ondernemen, ook de leefbaarheid in ons land beïnvloeden.

We zullen dan ook hoog inzetten tijdens de onderhandelingen over een post-Kyoto regime. De urgentie vereist dat Nederland een voortrekkersrol vervult bij het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor de periode na 2012. Als minister van Buitenlandse Zaken wil ik hieraan actief invulling geven, vanzelfsprekend samen met minister Cramer. Zo wil ik graag van gedachten wisselen met één van de Speciale Gezanten die de Secretaris-Generaal van de VN gaat benoemen, om te spreken over de mogelijkheid van een speciale bijeenkomst over klimaatverandering tijdens de aanstaande Algemene Vergadering in New York. Dit is één manier waarop ik mijn ideeën over het internationale proces om te komen tot een inclusieve post-Kyoto overeenkomst kan delen, en die mogelijkheid grijp ik graag aan.

Klimaatverandering brengt ons automatisch ook op de vraag waar we onze energie vandaan halen. Onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen moet hierbij zeker aan de orde worden gesteld. Ten eerste omdat deze brandstoffen voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van CO2, en ons doel juist is deze vervuiling terug te dringen.

Ten tweede omdat we voor onze energievoorziening steeds afhankelijker zijn van een steeds kleiner wordende groep niet-Westerse aanbieders. Olie en gas zullen de komende decennia in toenemende mate uit het Midden-Oosten, Rusland, de landen rond de Kaspische Zee, Noord- en West-Afrika komen. In de meeste van deze landen is de staatsbemoeienis met de energiesector groot. De krapte op de energiemarkt verschaft producerende landen macht, die kan leiden tot zorgwekkende situaties. Het zijn namelijk niet altijd landen die we automatisch rekenen tot onze intimi als het gaat om gedeelde waarden, zoals respect voor mensenrechten en democratisering. Hun soms grillige gedrag kan onze energievoorziening beïnvloeden. Daarmee is een rechtstreeks Nederlands belang gediend. Ook een veiligheidsbelang!

Uiteindelijk zijn fossiele energiebronnen eindig. Om al deze redenen - de vervuiling, de afhankelijkheid en de eindigheid – willen wij omschakelen naar een energiehuishouding die minder afhankelijk is van fossiele energie en alternatieve, duurzame energiebronnen aanboren. Na mijn bezoek aan Avantis, waar ik een ritje maakte in een hybride auto en op een groene fiets rondtoerde, ben ik optimistisch gestemd dat wij op tijd zullen kunnen innoveren. Er gebeurt al van alles! Zo zie ik de bouw van windmolenparken voor de Nederlandse kust als een positieve ontwikkeling. Degenen die zeggen dat dit een te dure oplossing is, zou ik willen vragen niet alleen de directe winst voor het milieu in ogenschouw te nemen, maar ook de indirecte baten, zoals een toename van onze nationale veiligheid. Overigens zou ik ook niet op voorhand kernenergie, een andere schone bron van energie, willen diskwalificeren. Niet voor niets blijft Borsele gedurende deze kabinetsperiode open. Het zou ook hypocriet zijn ons aan de ene kant uit te spreken tegen kernenergie, en tegelijkertijd wel kernenergie uit Frankrijk te importeren.

Klimaat en energie spelen vandaag de dag een hoofdrol op het toneel van onze belangen. Thomas Friedman pleit zelfs voor een “groene” ideologie als samenbindende politieke beweging in de 21e eeuw. Waarom? Omdat milieuvraagstukken niet langer tot het domein van bomenomhelzers horen, maar geostrategic, geoeconomic, capitalistic en patriotic zijn . Die constatering moet nu tot beweging en daadkracht leiden.

(Conclusie)

Dames en heren,

Wat u dus kunt verwachten van mij, als minister van Buitenlandse Zaken, is een buitenlands beleid met een morele oriëntatie, dat een realistische koers aanhoudt. Dat wil zeggen dat ik wil streven naar een betere wereld, niet alleen omwille van dat ideaal, maar ook omdat een betere wereld beter is voor Ned erland. Ik hoop dat met dit betoog te hebben onderstreept:

1. ons land vaart wel bij een stabielere wereld met open internationale betrekkingen, waarin universele mensenrechten worden gerespecteerd: het vergroot onze welvaart en onze veiligheid.
2. ons land moet blijven investeren in Europese samenwerking omdat het daar voordeel bij heeft: vanwege onze banen, vanwege onze veiligheid en vanwege ons milieu en omdat wij samen effectiever problemen kunnen aanpakken.
3. ons land is gediend met een vriendschappelijke band met de Amerikanen: omdat wij belangrijke waarden en normen gemeen hebben, en Amerikaans leiderschap onmisbaar blijft in een snel veranderende wereld.

Kort gezegd, ik sta voor een internationale waardengemeenschap, Europese samenwerking en een transatlantisch partnerschap in het belang van de Nederlandse burgers.

Omdat buitenlands beleid vandaag de dag ook binnenlands beleid is, wil ik veel aandacht besteden aan het verbreden van het draagvlak voor buitenlands beleid in de Nederlandse samenleving. Dat wil zeggen dat de dialoog voor mij doorgaat, ook nu de periode van 100 dagen formeel is afgesloten. Te beginnen met vanmiddag, hier in Maastricht!

Dames en heren,

Iedereen heeft in zijn leven een paar helden, mensen aan wie hij zich wil spiegelen. Willy Brandt is voor mij zo’n held. Als na-oorlogs politicus was hij in staat over de schaduw van de Duitse geschiedenis heen te springen, en zijn volk mee te trekken. In Warschau maakte hij excuus voor hetgeen de Duitsers de Joden en Polen hadden aangedaan. Hij zocht met zijn onorthodoxe politiek van Wandel durch Annäherung toenadering tot het Oostblok, en stimuleerde zo verandering van binnenuit. Voor mij sprekende voorbeelden van morele moed.

Ik sluit graag af met Brandt’s woorden, die ook op mij van toepassing zijn: Zur Summe meines Lebens gehört, dass es Ausweglosigkeit nicht gibt. Ook ik ben van huis uit een optimist, en zal, met uw hulp, creatieve oplossingen proberen aan te dragen voor hedendaagse uitdagingen. Zoals Willy Brandt zei: vrede en vrijheid zijn niet van nature gegeven, wij zullen deze eigenhandig moeten opbouwen .

Ik dank u voor uw aandacht.