Persvrijheid verbonden met ontwikkeling

Brekend nieuws
==============
[Inleiding]

Dames en heren,

Hartelijk dank. Ik denk dat het niet eenvoudig is voor iemand die in de regering zit om een goed afsluitend woord te spreken, als ik geluisterd heb naar de laatste discussie. Ik denk dat het een emotionele discussie was, maar ook een hele politieke. Hoe ga je om met dat verleden van 25 jaar, waar zoveel emoties bij spelen en zoveel politiek debatten? Ik herinner het me zelf erg goed, ik was toen student. Dat stond bij iedereen op het netvlies, die moord op die vier. En ik herinner mij heel goed al die debatten die wij hadden op het Museumplein en daarbuiten over precies dezelfde vraagstukken als die hier vanmiddag voorliggen en die inderdaad ook niet een eindantwoord krijgen en kunnen krijgen. Een tweede is dat het nog moeilijker is, nu ik zelf in de regering zit, om te voelen dat ik in een journalistiek forum zit, dat mij hoort te controleren, want dat is volgens mij heel erg waar – de journalistiek is daar om de macht te controleren, van welke kant die ook is, en om die kritisch te volgen. Niettemin waardeer ik het zeer dat ik uitgenodigd ben, en zou ik graag een paar dingen willen zeggen.

Ik begin met de vraag van een Amerikaanse journalist, of die “embedded” was, daarvan ben ik niet helemaal zeker. Hij stelde aan zijn collega’s de vraag: “Am I alive?” De Irakese tank waarin hij reisde met zijn collega’s was op een bom gereden. Het antwoord op zijn vraag was “ja”. Ja, hij had de regen van scherven en stenen overleefd, maar daarmee was dan ook alles gezegd. Toen hij na 36 dagen uit een coma ontwaakte, kon hij zich niet de namen van zijn twee zesjarige dochtertjes herinneren – hun namen noch hun bestaan. De hersenschade die hij had opgelopen benam hem het zicht op het verleden en ontnam hem ogenschijnlijk ook het uitzicht op een menswaardige toekomst. Ogenschijnlijk – want nu, een jaar later, is Woodruff na een wonderbaarlijk herstel weer aan het werk als journalist. Hij wel. En hoe. Zijn eerste wapenfeit: een indringende documentaire over de behandeling van gewonde Irak-veteranen. Het onderwerp is nu, van een heel klein onderwerpje dat onderzocht werd door een journalist die daar eerder geen ruimte voor kreeg, “breaking news”. En Bob Woodruff bekende zich tot wat hij noemt geëngageerde journalistiek. Het uitdiepen van een werkelijkheid die verborgen was gebleven achter de heroïek van de oorlog. Een journalist ook met de poten in de modder.

Dames en heren,

Bob Woodruff is in leven, maar veel van zijn collega’s hebben in Irak het leven verloren. Volgens “Reporters without borders” werden daar vorig jaar 65 journalisten vermoord, waarmee het totaal sinds het begin van de Irak-oorlog op 146 kwam. Meer dan 90%, weinig mensen weten dat, van Irakese afkomst – want met het vertrek van de meeste buitenlandse correspondenten zijn we allemaal vaak van Irakese journalisten afhankelijk voor ons nieuws. Voor onze krantenkoppen. En we weten allemaal: wereldwijd nemen de risico’s voor journalisten schrikbarend toe.

[Terug naar El Salvador]

“Zeventien mensen onthoofd, naar de daders wordt niet gezocht.”. Geen krantenkop uit het huidige Irak, maar uit een andere burgeroorlog, uit het El Salvador van 25 jaar geleden. Deze titel droeg het laatste artikel van Koos Koster. Het verscheen postuum in Hervormd Nederland, tien dagen nadat hij en drie collega-journalisten in koelen bloede waren gedood door soldaten van het Salvadoraanse leger. Koos Koster, Hans ter Laag, Jan Kuiper en Joop Willemsen. Ik sta hier vandaag omdat ik ook names de Nederlandse regering hun nagedachtenis wil eren. Ik wil ook de nagedachtenis eren van Cornel Lagrouw, die in maart 1989 werd doodgeschoten toen hij in El Salvador aan het filmen was – eveneens voor de IKON. Mijn gedachten gaan uit naar familie en vrienden, in groten getale hier aanwezig. Men zegt wel eens: “De tijd heelt alle wonden.”. U weet beter dan ik wat een leugen dat kan zijn. Ik vertelde net, ik was toendertijd student: op een dag als vandaag herinner ik mij het schokkende nieuws van hun dood - een teken des tijds, over de conflicten in de wereld en hoe we er toen tegenaan keken, maar ook van de binnenlandse politiek in Nederland. Een debat over moed en overmoed, over neutraliteit en betrokkenheid, dat misschien nooit helemaal zal worden opgelost. Het is moeilijk voor te stellen hoe de familieleden die veel dichter daarbij staan, nu daarin staan. Het is goed dat u ook een debat daarover voert vandaag.

[Persvrijheid en ontwikkeling]

Maar ik sta hier niet alleen vanwege deze herdenking, maar ook omdat persvrijheid onlosmakelijk verbonden is met ontwikkeling, en ook met ontwikkelingssamenwerking. Een punt dat meer aandacht verdient, een punt waar ik vandaag juist even bij zou willen stilstaan. Ik put inspiratie uit de soms boude moed maar in ieder geval het enorme doorzettingsvermogen van de vier journalisten die wij hier gedenken.

Dames en heren,

Persvrijheid, en meer in het algemeen vrijheid van meningsuiting, is een mensenrecht. Laat het ook daar nog maar eens even beginnen, nog los van de discussie over geëngageerde journalistiek. Het staat allemaal prachtig in artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: “Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.”. Persvrijheid is daarmee een doel op zichzelf – een nastrevenswaardig doel.

Daarnaast is het zo, dat argument horen we tegenwoordig wat minder, dat persvrijheid een effectief middel is om vrede dichterbij te brengen, sociale en economische rechtvaardigheid te bevorderen, en armoede te verminderen.

Begrijpt u me niet verkeerd, de pers staat niet in dienst van die doelstellingen, maar zonder persvrijheid drijven deze doelstellingen naar de toekomst weg. “De pers brengt in kaart en controleert de macht,” werd geloof ik vanmiddag gezegd. Dat lijkt me ongelofelijk belangrijk als je praat over armoedevermindering en over verandering. En we hebben grote mensen die dat eerder beschreven hebben, u kent ze. Amartya Sen: “There has never been a famine in any country that has been a democracy with a relatively free press.”. Ik geloof dat dat waar is. In gebieden waar meer kranten gedistribueerd worden, reageert de overheid beter op de problemen van de bevolking. Een vrije pers geeft mensen een stem en brengt hun noden onder de aandacht van de macht. Maar het werkt ook de andere kant op: de media brengen ook de daden van de machthebbers bij de bevolking onder de aandacht – inclusief de misdaden, zoals corruptie en corruptiegerelateerd geweld, dit dreigt endemisch te worden in vele delen van de wereld. En het kan leiden tot het rollen van koppen na serieus “ investigative reporting”.

“Last but not least” hebben we de media niet alleen nodig voor ontwikkeling in het Zuiden, op de manier zoals ik beschreven heb, maar ook voor het Noorden, als we die oude scheiding nog kunnen handhaven. We horen hier vaak genoeg de armoedecijfers. Dat er iedere dag 30.000 kinderen sterven simpelweg omdat ze arm zijn. Een tragische statistiek die we dagelijks kunnen lezen. Het maakt uit als het een pakkend verhaal wordt of een indringend beeld. Dat kan apathie doorbreken – brekend nieuws dat de lezer, televisiekijker of internetsurfer kan aanzetten tot engagement en motiveren voor actie voor het behalen van bijvoorbeeld de Millennium Ontwikkelingsdoelen. Maar dat kan alleen als die journalistiek, de journalistieke ethiek zich bewust is van de gevaren van exploitatie van armoede, van de media die hun “message” creëren, van het inspelen op de wilde “slecht nieuwsshow”. Het betekent engagement dat zich altijd bewust is van de beperking van het eigen beeld maar ook van de noodzaak een brug te slaan tussen zender en ontvanger.

Een goed voorbeeld in deze tijd, een tragisch voorbeeld, hebben we natuurlijk allemaal vorig jaar kunnen zien tijdens de cartooncrisis. Ik zal daar nu niet op ingaan, maar ook daar is het duidelijk dat de scherpe debatten die daarover gevoerd werden logisch waren in een wereld waarin politieke ondernemers in verschillende landen snel gebruik maken van boodschappen die door de media verspreid worden en in “real time” in verschillende plekken van de wereld in totaal verschillende contexten door iedereen direct gelezen kunnen worden. Toch is er in al die debatten, hoe complex ook, slechts één absoluut criterium: een absolute verdediging van persvrijheid en het vrije woord. En daar is helaas ook in dit land meer en meer aandacht voor nodig. We kunnen de voorbeelden noemen, ik zal die nu uit mijn speech halen, omdat het al wat later is. Maar u weet allemaal als journalisten wat ik bedoel.

Dames en heren,

Een kwart eeuw geleden stonden de media aan de basis van de internationale solidariteit met Midden-Amerika. De pers koos een kant – de kant van de onderdrukte bevolking, de arme boer en boerin, soms van inheemse afkomst, soms niet. De heersende klasse – die was er en overigens is die er nog steeds in Midden-Amerika, waarschijnlijk nog pregnanter dan je in veel delen van de wereld vindt. Ik ben er recentelijk nog geweest. Je ziet eigenlijk de machtsconstellaties in Midden-Amerika steeds weer gereproduceerd op een verschillende wijze, maar de verschillen zijn nog steeds enorm.

Het rode gevaar moest bestreden worden. Het doel heiligde de middelen. De pers ondergroef deze legitimering van het geweld en ontmaskerde de nationalisten als meedogenloze mensenrechtenschenders. Journalisten waagden hun leven om het wereldkundig te maken, zodat het de wereld iets kon schelen. Zodat het de wereld wat deed. Dat is geëngageerde journalistiek en dat staat nog los van de vraag of er niet veel meer nuances in die situatie bestaan of bestonden.

Dames en heren,

Het gaat dus om eerlijke, ontmaskerende journalistiek. Journalistiek die altijd in een politieke context plaatsvindt. Die afstand moet bewaren en betrokk en moet zijn – geen makkelijke balans. Journalistiek kan nooit neutraal zijn, maar is wel gehouden aan wat zo mooi “verantwortungsethik” wordt genoemd.

[De persvrijheid onder vuur]

Dames en heren,

We hebben die pers dus nodig in de strijd voor de mensenrechten en tegen onderdrukking, in meerdere opzichten. Het gaat om dat versterken van die rechten, wat ook moet doorklinken in het beleid van de Nederlandse regering. Ik maak me ernstig zorgen over de persvrijheid in de wereld van vandaag. Niet sinds 1994, het jaar van de Rwandese genocide, was het zo gevaarlijk om journalist te zijn. In het Midden-Oosten, verreweg de dodelijkste regio, vallen journalisten vooral ten prooi aan de chronische instabiliteit. Nog deze week zijn er de berichten over de journalisten gekidnapt in de Gaza-strook. In Afrika is verslaggeving eveneens een hachelijke zaak – door de legio conflicten en in veel landen ook door een wijdverbreide verachting voor het vak van journalist. Of een doorgecommercialiseerde en doorgepolitiseerde pers, die het ook zeer moeilijk maakt om daar te werken.

[Inzet Nederland]

Dames en heren,

Wij blijven daarin niet afzijdig. Ik kan u veel zeggen over de plannen voor projecten op het terrein van persvrijheid die wij hebben, die ik als nieuwe minister voor Ontwikkelingssamenwerking heb. Ook daar kan ik nu nog vijf minuten mee vullen, maar ik zal dat niet doen, omdat het al wat later is. Maar wij doen daar veel aan en ik denk dat er veel meer moet gebeuren. Die strijd heeft een intensivering nodig. In Vietnam. In een partnerland als Ethiopië, waar sinds de tumultueuze verkiezingen van 2005 menig journalist is aangeklaagd voor hoogverraad en genocide en waar een groot aantal onafhankelijke kranten uit de circulatie is genomen. In Vietnam, waar wij een nauwe relatie mee hebben, ook in ontwikkelingssamenwerking, waar de repressie van journalisten toeneemt. In Sri Lanka. Inbreuken op het Internet. Ik heb net van de week uitgebreid gesproken met de voorzitter van het parlement van Afghanistan. Een land waar wij bezig zijn om op allerlei manieren aan ontwikkeling te doen, waar in ieder geval op het ogenblik de media in grote problemen zijn, en waartegen dat dus ook uitgesproken moet worden. Hetzelfde geldt in Zuid-Soedan. In Kenia, waar wij kranten ook ondersteunen – niet in de zin van directe subsidie, maar in de zin van het creëren van de mogelijkheden waardoor hun stem kan worden gehoord.

En in El Salvador financiert Nederland via de organisatie Free Voice het onafhankelijke discussieprogramma La Entrevista – waar u geloof ik eerder naar gekeken hebt vanmiddag.

[Midden-Amerika/El Salvador 25 jaar na dato]

Dames en heren,

Afsluitend zou ik het volgende willen zeggen, terugbelandend in het hart van het Amerikaanse continent, in Midden-Amerika, ik geloof dat iemand dat zei toen ik binnenkwam in de loop van de middag. Het is waar, de aandacht voor Midden-Amerika is ongelofelijk weggezakt. Kennelijk is het nu minder interessant geworden. Maar we mogen de mensen daar niet vergeten. Want hoewel de burgeroorlogen sinds het vredesinitiatief van Nobelprijswinnaar Óscar Arias zijn uitgewoed, voert menig burger nog dagelijks een keiharde strijd om het bestaan. Drugs, hardvochtige elites, hardhandig geweld, hardnekkige inkomensverschillen, bedreigde mensenrechtenverdedigers, crimineel geweld en dedain voor de politiek maken het een ingewikkelde situatie in Midden-Amerika. En daar heeft denk ik Europa maar ook Nederland een rol te spelen, die belangrijker is dan tot nu toe wordt ingevuld.

Dames en heren,

El Salvador zelf is verbeterd, staat er grosso modo beter voor dan 25 jaar geleden. We werken samen met allerlei sectoren van de Salvadoraanse samenleving. Het is wel zo dat op een aantal punten, een groot aantal punten, die wijzigingen niet voldoende worden doorgezet en dat Europa Midden-Amerika een beetje heeft laten zitten. Dat natuurlijk ook vanwege de enorme aandrang die we hebben om te kijken naar onze regio zelf en naar Noord-Afrika, zodat we het hele gebied van Midden-Amerika vergeten. Ik sprak van de week als eerste minister die op bezoek kwam de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken van Nicaragua. Je ziet daar de enorme vraag die men heeft naar samenwerking met Europa. En dat is niet alleen op het terrein van de handel – eerlijke handel, want die is nu oneerlijk. Maar ook op het terrein van politieke dialoog, van democratisering, van mensenrechten. Ik denk dat iedereen die regelmatig nu nog Centraal-Amerika bezoekt zich ernstige zorgen moet maken over het toenemende geweld, het geweld tegen vrouwen en de grote problemen met criminaliteitsnetwerken. Aan de oplossingen, daaraan kan Europa, Nederland, niet eens met zo heel veel geld, een buitengewoon belangrijke bijdrage leveren.

[Slot]

Dames en heren,

25 jaar geleden verzwolg het geweld onze vier journalisten in Chalatenango. Dat maakt de tragedie waar wij vandaag bij stilstaan groot, maar van één ding ben ik zeker: wie op geweld vertrouwt, en dat is geen naïef idealisme, wie zich op de harde hand verlaat, raakt aan het einde van de dag aan de verliezende hand. En dat is ook gebeurd in El Salvador. Ik wil in dit verband refereren aan die beroemde uitspraak van Miguel de Unamuno uit 1936, tijdens de Spaanse burgeroorlog. Tegenover een vijandig, fascistisch publiek sprak hij op uitdagende toon de volgende woorden: “Venceréis, pero no convenceréis.”. “ Jullie zullen overwinnen, maar jullie zullen niet overtuigen.”. In mijn ogen kun je op de korte termijn overwinnen enkel en alleen door brute kracht, maar uiteindelijk zul je tekortschieten, zonder ratio en recht aan je zijde. Want met één pistoolschot kun je een individueel menselijk wezen weliswaar voorgoed uit de weg ruimen, hetzelfde geldt niet voor universele waarden die wezenlijk zijn voor de gehele mensheid, en die die persoon verdedigde. Je kunt naar mijn stellige overtuiging de verwezenlijking van die waarden hoogstens uitstellen. Kogels ketsen af op het ijzeren pantser van ratio, recht en waarheid. Een waarheid waarvan wij ook nu en dan een glimp kunnen opvangen dankzij het werk van moedige journalisten – dankzij moedige mannen en vrouwen die zich gewapend met pen en papier in de vuurlinie begeven. Die mensen herdenken wij hier vandaag.

Dank u wel.