Speech Bert Koenders opening tentoonstelling "De exotische Mens"

Gelegenheid: opening tentoonstelling 'De exotisch mens'

Speech Bert Koenders,
Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Opening tentoonstelling “De exotische mens”,
Teylers Museum Haarlem, 17 januari 2009

De infantilisering van Afrika moet ophouden.

Goedemorgen,
Dank voor de mogelijkheid om vandaag hier in dit prachtige, oudste Nederlandse museum in uw midden te mogen zijn ter gelegenheid van de opening van deze belangrijke en unieke tentoonstelling. Belangrijk, omdat stereotypen en verkeerde beeldvorming over exotische mensen van alle tijden zijn. Het gaat over ons zelf, over onze schaamte.

[Beeldvorming vroeger]
De uitingen zoals we die op deze speciale tentoonstelling zien, beschouwen we nu als extreem of misschien wel racistisch. Mensen uit andere culturen werden vaak mensonterend afgebeeld en behandeld. Wat te denken van het tentoonstellen van mensen uit andere continenten in dierentuinen? Neem Jefke uit de Antwerpse dierentuin, wiens verhaal in deze tentoonstelling wordt verteld: daar was Kuifje in Afrika niets bij. Of het schrijnende voorbeeld van honderden Congolezen die ter gelegenheid van de Wereldtentoonstellingen in Antwerpen en Brussel eind negentiende eeuw uit het Congolese oerwoud naar België werden gebracht om daar Afrikaanse dorpstaferelen na te spelen. Het waren er echt honderden. Hierbij werden de vrouwen geëxposeerd om hun grenzeloze seksuele driften te tonen. Afrika als amusement op de zondagmiddag. Maar het gold net zo goed voor de Sioux indianen. Sommigen van de geëxposeerde kwamen door de kou en slechte omstandigheden al snel om het leven. De rassenleer werd wetenschappelijk ‘ ondersteund’. De neger als missinglink in het darwinisme.

Soms diende het onderzoeken en tentoonstellen van andere culturen de wetenschap. Antropologen wilden vastleggen wat ze tegenkwamen in den vreemde. Soms werden “de wilden” verheerlijkt, te beginnen met Jean-Jacques Rousseau die in de “bon sauvage” een van nature goede mens zag, die door ervaringen in de maatschappij gecorrumpeerd wordt.
Het Museum voor Midden-Afrika in Tervuren bij Brussel laat mooi zien hoe het kijken naar andere culturen door de jaren heen is veranderd. Was het honderd jaar geleden nog een soort dierentuin waarin Afrikaanse wilden werden tentoongesteld, nu probeert het museum een realistisch beeld te geven van Afrika.
De tentoonstelling “Wit over zwart over wit”, tien jaar geleden in het Tropenmuseum, liet de hele ontwikkeling van deze beeldvorming op een baanbrekende en onthullende manier zien. Onze manier van kijken naar mensen uit verre landen was aan het veranderen. Dat dit een weg is van enkele stappen vooruit en enkele achteruit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd door de Chiquita-reclame uit de jaren tachtig (!), nog niet zo lang geleden, met een negerin in bananenrokje à la Josephine Baker.

[Veranderde beeldvorming]
Veel van wat een halve eeuw geleden normaal was - boeken met titels als “Kuifje in Afrika” en “Oki en Doki bij de nikkers” - vinden we nu niet al te politiek correct.. Zo besloten Britse uitgevers in 2007 naar aanleiding van een uitspraak van de Britse commissie voor rassengelijkheid dat “Kuifje in Afrika” op de volwassenenafdeling thuis hoorde, omdat het album “elementen die voor sommige lezers schokkend kunnen zijn” bevat. Maar we moeten natuurlijk ook niet vervallen in politieke correctheid. Vroeger hadden we moppen over “negerzoenen”, - ik weet nog dat we ze bij de kruidenier op de hoek als lekkernij op zaterdagmiddag kochten- we spreken nu nog steeds over “Zwarte Piet” en hopelijk blijft dat zo. Het gaat niet om een taboe, maar om een einde aan vernedering. Dat zie je in de VS, daar zijn etnische moppen vaak bevrijdend. Maar dat heeft een eigen dynamoiek in een wereld die nu een dorp is geworden.

We hebben wat beeldvorming betreft een lange weg afgelegd. We kijken nu niet meer naar mensen uit andere culturen alsof het wilde dieren zijn, maar er zijn nog genoeg opvattingen, waarin elementen van de vroegere beeldvorming terugkomen. Dit is ook het geval binnen de ontwikkelingssamenwerking, het terrein waar ik als minister verantwoordelijkheid voor draag.

[Blijvende misvattingen]
Misvattingen die nog steeds voorkomen zijn bijvoorbeeld dat de mensen in Afrika zielig, ziek zwak en misselijk zouden zijn, niet in staat om democratieën en rechtsstaten op te bouwen en in stand te houden, en op een niet-gewelddadige manier met elkaar om te gaan.

Zo werd in een commentaar in de eerbiedwaardige New York Times gesuggereerd dat de explosie van geweld in Kenia vorig jaar als het ware voortkwam uit de volksaard van de Kenianen. Op 31 december 2007 schreef Jeffrey Gettleman op de voorpagina: “. . . the election seems to have tapped into an atavistic vein of tribal tension that always lay beneath the surface in Kenya but up until now had not provoked widespread mayhem.” Kort door de bocht vertaald: de Kenianen zijn erfelijk voorbestemd voor stammenoorlogen. Over de schreef en het zinnetje werd dan ook snel uit de online versie van dit artikel geschrapt.
Naar mijn mening was er in Kenia sprake van manipulatie door politieke entrepreneurs die etniciteit misbruikten. Etniciteit was uit zichzelf wel een element, maar niet leidend. Het werd willens en wetens uitvergroot.

Een paar maanden geleden kreeg niemand minder dan de Franse president Sarkozy na een toespraak in Dakar, Senegal het verwijt dat hij “opgesloten zat in frivole en exotische fantasieën over Afrika”. Volgens de Kameroenese onderzoeker Achilles Mbembe is Sarkozy ervan overtuigd dat immobilisme en wanorde de ware aard van Afrika uitmaken en dat justitie en vooruitgang er niet tot de ingeboren aspiraties behoren. Mbembe toont verder aan dat Sarkozy dit ideeëngoed rechtstreeks van de 19-eeuwse filosoof Hegel heeft gehaald, door velen gezien als een van de belangrijkste goedpraters van het kolonialisme.

[Zielig Afrika?]
Ik kan u verklappen dat dit soort opvattingen zich niet alleen beperken tot het buitenland, maar ook in Nederland voorkomen. Soms komen ze voort uit scepsis over de kracht van ontwikkelingslanden en hun inwoners, soms uit goedbedoeld paternalisme of simpelweg ‘willen helpen’.

In de periode rond de recente feestdagen zagen we in de media diverse voorbeelden waarin mensen uit Afrika als extreem zielig en hulpbehoevend werden afgebeeld. Tv-spotjes van blanken die zielige zwarte kinderen helpen. Beelden waarin hongerige Afrikaanse kindertjes voorkomen, doen het tenslotte goed bij fondswervingsacties. Deze aanpak is begrijpelijk, want het werkt, de beelden brengen geld op waardoor mensen geholpen kunnen worden. Het verschijnsel is bekend: voor hongersnoden waar beeldmateriaal van is, valt makkelijker geld in te zamelen dan voor crises waar het grote publiek in de Westerse wereld geen weet van heeft. Oftewel: de charitatieve markt heeft belang bij het beeld van Afrika als zielepoot van de wereld. Met geld inzamelen voor een goed doel is niets mis, maar op deze manier houd je wel het beeld van het zielige Afrika in stand. Het gaat om politieke realiteit, waar natuurlijk verdeling, mededogen en rentmeesterschap wel een heel belangrijke, misschien cruciale rol spelen.

[Verkeerd uitgangspunt voor OS]
Los van de goede motieven vind ik dit een verkeerd beeld. Het is tevens een verkeerd uitgangspunt voor OS. Het doet namelijk niet alleen af aan de eigenwaarde en de kracht van mensen in ontwikkelingslanden, maar het staat naar mijn mening ook in de weg van gelijkwaardige samenwerking met partners in ontwikkelingslanden. Ontwikkelingssamenwerking behoort tenslotte niet alleen goed te doen voor mensen, maar ook samen, met en door mensen. Ik zie ontwikkelingssamenwerking als een katalysator, waardoor we, samen met partners, veel kunnen bereiken. Ik ben van mening dat ontwikkelingssamenwerking ook een investering is in ons eigen belang. Omdat een stabiele, welvarende wereld in ons eigen belang is.

Hoe kunnen we geloven dat ontwikkelingslanden bij kunnen dragen aan democratisering, goed bestuur, of het behalen van de millenniumdoelen, als we geen vertrouwen hebben in hun eigen kracht of democratische vermogen?
Waarom hebben we ons na de val van de Muur in 1989 bijvoorbeeld niet afgevraagd of de landen achter het IJzeren Gordijn rijp waren voor democratie?
Vinden we bewust of onbewust dat voor Afrikaanse problemen alleen Afrikaanse oplossingen bestaan, en dat universele rechten daar niet gelden?

[rol van media]
Hoe komt het dat bepaalde vooroordelen in stand blijven? Ik wil hier niet met een beschuldigend vingertje naar de pers wijzen, maar ik heb wel het idee dat de berichtgeving in kranten en op tv op zijn zachtst gezegd niet bijdraagt aan een positief beeld van ontwikkelingslanden. Goed nieuws is geen nieuws, is het bekende adagium. Maar in perioden dat uiteenlopende economische en humanitaire crises de buitenlandpagina’s domineren, zou je vergeten dat er ook regio’s zijn in Afrika waar het – misschien wonder boven wonder – goed gaat. Ontwikkelingen die ook weer positief zouden kunnen werken voor andere regio’s.

[beeldvorming over en weer]
Mijn beeld van internationale samenwerking is gestoeld op gelijkwaardigheid en gezamenlijke inzet om de gestelde doelen te bereiken. Daarom schroom ik ook niet in de komende jaren met een aantal landen, bijvoorbeeld Vietnam, de ontwikkelingssamenwerking af te bouwen en een brede relatie aan te gaan, waarin economische en culturele betrekkingen een grotere rol gaan spelen. Juist omdat ik overtuigd ben dat deze landen op eigen kracht goed in staat zijn de ingeslagen weg te vervolgen.

Overigens is er ook wel eens sprake van verkeerde beeldvorming in ontwikkelingslanden over de Westerse wereld en blanke mensen. In “Join”, het blad van jonge journalisten over internationale samenwerking, stond kort geleden een prachtige anekdote van Renske de Greef over de tijd dat zij in Tanzania woonde. “Als ik naar buiten liep, stormden alle buurtkinderen op me af alsof ik van Smarties was gemaakt, waarna ze me allemaal wilden aanraken (en een meisje likte ook altijd daadwerkelijk aan mijn arm. Schattig. En ook vrij verontrustend)”.
Ik kan niet beweren dat ik soortgelijks heb meegemaakt tijdens mijn reizen naar Afrika, maar je merkt als grote blanke man wel dat je voor veel Afrikanen een vrij bijzondere verschijning bent – zeg maar gerust een exotische mens. En hoe dat voelt, dat hoef ik u na het zien van de tentoonstelling niet meer te vertellen.

Ik wil afsluiten met het uitspreken van mijn dank en waardering aan het Teylers Museum, dat zij dit onderwerp op zo’n toegankelijke en eerlijke manier onder de belangstelling hebben gebracht. De infantilisering van Afrika moet ophouden. Als iedereen op zo’n genuanceerde manier over Afrika zou denken, dan zou mijn werk een stuk makkelijker zijn. En met die boodschap op en ik deze mooie tentoonstelling.

Dank u wel.