Sturen bij de Moslimburen

Toespraak ter gelegenheid van presentatie boek Joost Lagendijk en Jan Marinus Wiersma

[gesproken woord telt]

Beste Jan Marinus, Joost, dames en heren,

Jan Marinus Wiersma en Joost Lagendijk zijn er in geslaagd om een verfrissende kijk te geven op twee van de belangrijkste kwesties van onze tijd: de islam en het ondersteunen van democratisering door de internationale gemeenschap. Beide onderwerpen roepen heftige discussies en emoties op. “Sturen bij de moslimburen” is een genuanceerd boek geworden over een onderwerp waar bijna niet meer genuanceerd over gepraat kan worden. Alleen dat is al een prestatie. Maar de beide auteurs schrikken er ook niet voor terug om stevige conclusies te trekken. Conclusies die realiteitszin combineren met politieke betrokkenheid en een heldere visie. Het is een boek geworden dat elke zichzelf respecterende politicus zou moeten lezen. Als minister voor Ontwikkelingssamenwerking, is het voeren van de politieke dialoog, ook met onze niet-naaste buren, de kern van mijn werk.

De vraag die in het boek centraal staat is “hoe kan Europa democratie bevorderen bij de islamitische buren ?”. Velen breken zich vandaag de dag het hoofd over de manier waarop men op effectieve en legitieme wijze bij kan dragen aan democratiseringsprocessen. Maar het probleem hoe democratie te stimuleren en versterken is eigenlijk al zo oud als het bestaan van deze staatsvorm. De Franse revolutionair Maximillien Robespierre waarschuwde in 1792 al: “ het uitzinnigste idee dat aan het brein van een politiek denker kan ontspruiten, is de overtuiging dat het voor een volk volstaat om met de wapens in de hand bij een buitenlands volk binnen te dringen en dan te verwachten dat zijn wetten en grondwet met open armen zullen worden verwelkomd”. Robespierres woorden waren gericht aan revolutionairen die de democratische idealen van de Franse revolutie gewapenderhand in Europa wilden verspreiden. Maar het is een waarschuwing die nu, 200 jaar later, niets aan actualiteit heeft ingeboet.

Na het debacle in Irak lijkt de publieke opinie zich te hebben afgewend van de ‘export’ van democratie naar andere delen van de wereld. Steeds vaker worden in kranten en andere media twijfels geuit over het opleggen van democratie aan andere volkeren zonder acht te slaan op hun tradities. De bekende denker John Gray veroorzaakte onlangs nog veel ophef door zich af te zetten tegen het streven naar mondiale democratisering. Dit streven zou volgens Gray gezien moeten worden als een utopisch vooruitgangsgeloof dat los staat van haalbare doelstellingen.

[het belang van democratie]
Dames en heren,
Deze kritiek is niet onterecht. Het dwingt ons tot reflectie op ons beleid en het zet ons aan om te leren van de fouten die we in het verleden gemaakt hebben. Maar met het afwijzen van de democratie als mondiaal streven maken we het ons te makkelijk. We leggen ons dan neer bij de situatie zoals die is. Ik kan mij niet vinden in een dergelijke gemakkelijke en tegelijk pessimistische houding. Vrijheid en mensenrechten worden het beste gewaarborgd in een democratie. En goed functionerende democratieën bieden de beste waarborgen voor vrede en veiligheid.
Het is een groot goed dat via democratische instituties meningsverschillen zonder geweld worden opgelost en conflicten worden beslecht. Sinds Weimar weten we dat de fase van democratisering zelf de meest risicovolle is en kan leiden tot wat Zakaria terecht ‘het risico van illiberale democratie’ noemt. En dat democratie nooit af is. Dat zien we ook in eigen land. Democratieën mogen nauwelijks met elkaar vechten; democratiserende landen zijn een groot risico voor gewelddadig conflict. Maar dat neemt in het geheel niet weg dat democratie waardevol is, in feite onmisbaar voor het bevorderen van de internationale rechtsorde waar Nederland zich al decennia sterk voor maakt.

[de ‘moslimburen’]
Dames en heren,
Als het gaat om democratie als katalysator van stabiliteit en rechtvaardigheid, dan verdienen de islamitische landen rondom de Middellandse Zee onze speciale aandacht. Het democratisch gehalte van deze staten en de Arabische regio waar ze deel van uitmaakt steekt immers uitermate ongunstig af bij de rest van de wereld. De vraag of de islam wel verenigbaar is met democratie is echter tot op zekere hoogte een non-issue. Dat ben ik met beide auteurs eens. We moeten niet vergeten dat de helft van de bijna 1,5 miljard moslims onder een min of meer democratische regering leeft. In islamitische landen als Mali, Senegal en Indonesië zijn op een vreedzame manier democratische regeringen aan de macht gekomen. Bovendien, 'de islam' bestaat niet. Zo maken ook Jan Marinus en Joost nog eens zeer duidelijk: het politiek islamisme, het zendingsislamisme en het jihadactivisme verschillen fundamenteel. Die door elkaar halen en je bent op een zeer contraproductieve wijze bezig.
Veel beter is het bijvoorbeeld bij de International Crisis Group aan te sluiten en de diverse vormen van islamitisch activisme te onderscheiden; te bezien hoe ze al dan niet geworteld zijn in lokale cultuur en politiek en zonder obsessie of naïviteit ten aanzien van radicalisering en terreur onze positie te bepalen.
Het onbenoemde probleem is veeleer de manier waarop sommige autocraten in landen -islamitisch of anderszins- hun godsdienst interpreteren en soms manipuleren in samenhang met uiteenlopende politieke, economische en culturele omstandigheden die democratisering bemoeilijken. Ook in de Arabische regio is de afkeer van zittende machthebbers voor de mogelijke effecten van democratisering –effecten die hun macht aantasten en daarom voor hen onacceptabel zijn- het grootste obstakel voor daadwerkelijke democratisering. Ik denk bijvoorbeeld aan Egypte en Jemen, waar monarchieën aanvankelijk leken te zorgen voor matiging, maar waar deze verwerden tot autocratische regimes die vrijheden en democratie ernstig schaden. Democratiebevordering is dus geen panacee. Realistische verwachtingen zijn nodig. Aandacht voor instituties en mensenrechten. Dit geldt overigens niet alleen in de Arabische wereld maar ook in de Golfregio.
Maar dat sociaaleconomische verdiensten van de democratiseringsgolf van de jaren negentig op meerdere plaatsten op zich laten wachten en dat jonge democratieën kunnen terugvallen in conflict, is niet te wijten aan democratiséring, maar eerder aan het stagneren ervan en het dus blijven steken in illiberale vormen met alle risico’s van dien. En ik ben ervan overtuigd dat niet de aandacht voor legitimiteit, maar juist het gebrék daaraan op den duur het grootste obstakel is voor vrede en veiligheid, en dus voor stabiliteit.

In het Midden Oosten bijvoorbeeld, is stabiliteit grotendeels schijn dan wel fragiel. Joost en Jan Marinus wijden hieraan in hun boek een aantal interessante bespiegelingen. Omdat stabiliteit alléén betekenis heeft als het op ontwikkeling, vrede en veiligheid is gefundeerd, zullen democratische hervormingen uiteindelijk wezenlijke stabiliteit vergroten. Als het over de Arabische wereld gaat, gaat discussie echter automatisch over de Islam. Dat de Islam en democratie onverenigbaar zouden zijn is in de publieke opinie de kern van het debat. We vragen ons veel minder af of het Hinduisme, het Christendom, Jodendom of andere religies compatibel zijn met democratie. In ieder geval is een dergelijke opvatting nooit uitgangspunt geweest van beleid. Wel heeft het zogenaamde “on-Islamitische” van democratie te vaak als excuus gediend voor autocratische heersers in Arabische landen om democratie af te houden, dan wel voor het westen om met twee maten te meten. Jan Marinus en Joost laten duidelijk zien hoe regimes in het Midden-Oosten zelf met de islamitische waarden spelen zoals ze die vroeger tegen links gebruikten.
Het grotere probleem is dat de relatie tussen staat en samenleving vooral in de Arabische wereld disfunctioneel is geworden: de samenleving zit klem tussen vaak autoritaire leiders en een politieke cultuur zonder basisrechten en tolerantie. Dat gat wordt ook gevuld door extremistische en gewelddadige groeperingen die de oplossing voor modernisering zien in een kalifaat en een strikte toepassing van de sharia. Juist vanwege de antiautoritaire karakteristieke van de islam als religie krijgen deze relatief kleine groepen ‘born-agains’ in zo’n setting een gevaarlijke kans.
Onderzoekers uit de Arabische wereld hebben zelf het beste beschreven waar de schoen wringt. Het UNDP Arab Human Development Report 2005, uitgekomen in december 2006, stelt dat publieke vrijheden in Arabische landen de afgelopen tijd verder zijn beperkt. Tegelijkertijd zijn er kleine stappen gezet om de marges van vrijheid te verruimen. In Marokko zijn aanbevelingen gedaan om juridische, institutionele en culturele hervormingen door te voeren en in negen Arabische landen nemen vrouwen prominente posities in op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. Deelname van vrouwen aan het publieke leven neemt langzaam toe in de regio, zelfs in Saoedi Arabië.
Tegelijkertijd stelt ook het rapport dat aankondigingen voor hervormingen en ogenschijnlijke hervormingen als dekmantel dienen voor het in stand houden van de status quo. Respect voor de eigenheid van democratisering in die landen neemt niet weg dat hervormingen vooral op zich laten wachten vanwege het gebrek aan commitment van politieke elites.
De negatieve reacties binnen én buiten de Arabische wereld op mogelijke, voor hen onacceptabele uitkomsten van democratische hervormingen, vormen de grootste rem op democratisering. Dit terwijl diepgaande politieke hervormingen nodig zijn voor een vrije en goed bestuurde samenleving, dus voor een open samenleving die staat voor menswaardige ontwikkeling. Het is dan ook essentieel dat democratisering door een zo breed mogelijke groep in de samenleving wordt gedragen. En de diversiteit van Islamitisch activisme biedt ons ruimte voor samenwerking met Islamitische organisaties als democratische actoren, zoals wordt onderschreven in het recente WRR-rapport over dit thema.

[politieke emancipatie en het gesprek met andersdenkenden]
Dames en heren,
We moeten en zullen de dialoog met deze groepen moeten aangaan. We moeten op zoek naar veranderingsgezinde krachten in de samenlevingen van de landen zelf. Krachten die politieke emancipatie voorstaan. We kunnen niet om de rol van de “ political society” heen. Het gaat erom te stimuleren dat politieke partijen en hun gekozen vertegenwoordigers de stem van burgers horen en hen daadwerkelijk representeren. Daarbij is extra aandacht nodig voor de rol die politieke partijen hebben in het voortbrengen van nieuwe leiders. Dit betekent ook het ondersteunen van processen waarbij op grassroot niveau burgers betrokken worden bij politieke besluitvorming. Dan zullen zij zelf gaan vragen waarom er geen medicijnen aanwezig zijn in de kliniek of waarom de dam die hen beloofd was niet gebouwd is.

Hiervoor moeten we wel beter inzicht hebben in samenlevingen en hun politieke cultuur. Er zijn immers redenen waarom politieke partijen niet aan de verwachtingen voldoen, waarom burgers niet deelnemen aan politieke processen. Via SGACA's (achter-de-façade-studies) proberen we inzicht te verkrijgen waarom overheden weinig verantwoording afleggen aan parlementen, en media en het bedrijfsleven een te beperkte rol hebben. We kijken achter de façade. Voordat we besluiten hoe we willen bijdragen aan beter functionerende democratieën, zullen we ons moeten verdiepen in de onderliggende oorzaken van democratische gebreken. En we zullen bescheidenheid moeten tonen. De veranderingen komen uit de samenlevingen zelf; onze steun kan soms een averechts resultaat hebben; het westen wordt steeds minder als legitiem ervaren; en Europa als één pot nat met de Amerikanen en anderen die het slecht voor zouden hebben met de gewone man en vrouw in de straat.

Maar vooroordelen in de Arabische wereld mogen ons niet passief maken. Het wijst juist op het belang van vrijheid van meningsuiting en openheid, openheid tegen staatspropaganda en manipulatie. Dat is ingewikkeld: zeker in een wereld van instant-communicatie losgekoppeld van historie en geschiedenis waarin een foto of beeld hier real time geïnterpreteerd wordt in een totaal andere politieke setting.

Het betekent in elk geval dat we wel met meer durf en eigenwaarde moeten willen praten met mensen die compleet verschillende politieke ideeën hebben over de inrichting van de samenleving. Ideeën die de gemiddelde westerling soms gevoelens van onbehagen losmaken. We moeten daar niet naïef bij te werk gaan. Er moet plaats zijn voor een heldere dialoog die op respectvolle wijze wordt gevoerd en waar problemen niet worden verhuld.

Aan individuen, groepen en partijen die deel willen uitmaken van een democratisch stelsel met respect voor de rechten van de mens, bieden we een breed samenwerkingsprogramma aan. Inclusief vorming op het gebied van media, vrouwenrechten en politieke rechten. Daarmee willen we de bevolking van de moslimlanden de hand reiken. Via deze contacten en samenwerking moeten bruggen geslagen worden die de spanningen tussen onze samenlevingen tegengaan.
Groepen die via geweld veranderingen nastreven zijn geen gesprekspartner voor ons, tenzij de gesprekken erop gericht zijn dit geweld te beëindigen. Zo doen we het in Afrika en zo doen we het in de Arabische wereld. Nederland heeft duidelijk gesteld dat wij niet samenwerken met organisaties die geweld gedogen, voorstaan, goedkeuren of zelfs gebruiken. Pas als dergelijke organisaties zich bereid verklaren deze positie te verlaten, moet er met hen gesproken worden om tot een daadwerkelijke beëindiging van het geweld te komen.

[de islam in de staat en de islam in de straat]
Dames en heren,
Tegelijkertijd moeten we ons ook bewust zijn van onze eigen politieke context en de manier waarop buitenstaanders daartegenaan kijken. Onze eigen democratie is volop in beweging. Ik denk dat in Nederland het huis te klein zou zijn als er in bijvoorbeeld Egypte conferenties georganiseerd zouden worden over de rol Geert Wilders en de tsunami van de islamisering in Nederland. Toch dienen wij ook daar pal te staan voor het vrije woord en ons te verzetten tegen de manier waarop Arabische regimes de cartooncrisis hebben uitgebuit voor eigen gewin en manipulatie. Zoals ik zei: we moeten eerlijk zijn, er zijn spanningen tussen het westen en de islamitische wereld. De oorlog in Irak heeft gezorgd voor een diep wantrouwen in de Arabische landen ten opzichte van de ’ democracy promotion’ door westerse landen. Het niet-oplossen van het Israelisch-Palestijnse conflict gijzelt onze verhouding met de Arabische wereld. Dit wantrouwen wordt natuurlijk versterkt door die regimes die niet gebaat zijn bij democratisering.
Deel van democratisering is dit soort scepsis te doorbreken. Daarbij moeten we ook kijken naar onze eigen daden. In het belang van mensenrechten en democratisering moeten we consequent zijn. In hun boek laten Jan Marinus en Joost duidelijk zien hoe Europa soms met twee maten meet. Kijk bijvoorbeeld naar de manier waarop we aan de ene kant als Europa omgaan met handel (de grenzen open) en aan de andere kant met migratie (grenzen dicht). Het gaat om het zoeken naar de balans, een nieuw evenwicht tussen naïviteit en obsessie.
Het born-again radicale islamisme in West-Europa, losgeslagen van cultuur en geschiedenis en verscherpt door globalisering heeft ons een aantal groepen radicaliserende moslims opgeleverd die ons totaalbeeld over de islamitische wereld dreigen te overstemmen.
Democratisering bij de islamitische buren aan de grenzen van de Europese Unie begint ten dele bij het accepteren van de islamitische buren in onze eigen straten.

[niet meten met twee maten]
Dames en heren,
Het is tijd dat we consequenties trekken uit onze morele principes en beleidsmatige overtuigingen. In deze tijd is een aarzeling te bespeuren om democratie in andere delen van de wereld te bevorderen. Dat geldt vooral in de Arabische regio die aan Europa grenst. Angst voor terrorisme en de eigen veiligheid maakt dat de internationale gemeenschap soms ondemocratische regimes blijft steunen. Angst voor het alternatief – het aan de macht komen van het westen onwelgevallige regimes- overheerst vaak. Deze vrees is in sommige gevallen te rechtvaardigen. Willen we onze geloofwaardigheid behouden, dan zullen we een einde moeten maken aan het meten met twee maten. Alleen dan kunnen we een verschil maken.

[democratie en ontwikkeling]
Dames en heren,
Democratisering is een van de pijlers van mijn beleid. In de islamitische buurlanden van Europa, maar ook elders ter wereld. Onze prioriteiten in het kader van de millennium ontwikkelingsdoelen kunnen niet tot werkelijke resultaten leiden als niet tegelijkertijd wordt gewerkt aan democratisering. Democratie is geen luxeproduct dat arme landen zich niet kunnen veroorloven. Sterker nog, soms zijn hervormingen van groter belang dan financiële hulp.
Functionerende democratieën zijn namelijk economisch stabieler en in sociaal opzicht rechtvaardiger. Gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen is onmogelijk zolang vrouwen voor de wet een ondergeschikte rol hebben of in de praktijk geen inspraak kunnen uitoefenen.
We kunnen armoede niet effectief bestrijden als de mensen die er het meeste onder lijden niet gehoord worden. Als de regering geen verantwoording aan hen hoeft af te leggen. De kansen op een rechtvaardige economische ontwikkeling zijn het grootst daar waar burgers in gelegenheid worden gesteld in vrijheid deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Democratie biedt meer kansen op bestendige economische modernisering en groei. Een economische groei waar ook de armen de vruchten van kunnen plukken.
Andersom geldt ook dat ontwikkeling democratie bevordert: in een land als Marokko is 43% van de bevolking analfabeet. Zelfstandigheid en zeggenschap gaan hand in hand.
Burgers die betrokken zijn bij het bestuur van hun land kunnen zelf bepalen waar de hulp het hardste nodig is. Meer betrokkenheid bij de politiek leidt er ook toe dat de politieke elite op haar beurt verantwoording zal afleggen aan de burgers en signalen uit de samenleving zal oppikken.
En minstens even belangrijk, we zullen moeten laten zien in onze benadering waar het écht om gaat bij democratieondersteuning. Om de kwaliteit van representatie en participatie. Om het afleggen van verantwoording en het respect voor rechten van individuen en minderheden. Het waarborgen van rechten, het bevorderen van mensenrechten gaat zo mogelijk nog boven democratisering.

[naar een nieuwe aanpak]
Dames en heren,
Als we democratisering de vaste plek willen geven die verdient, zullen we onze aanpak moeten veranderen. Dat betekent in de eerste plaats dat we ons meer moeten richten op de politieke situatie in de landen waar we hulp bieden. Oog hebben voor democratische gebreken en een duidelijke en consistente boodschap brengen aan corrupte regimes en niet-democratische partners. Ik deel zeer de conclusies van Jan Marinus en Joost op dit punt: we moeten kritische vragen stellen. We kunnen zittende regeringen niet tot verdere democratisering aanzetten als we onze woorden niet omzetten in daden. Daarom ook heb ik als eerste land besloten om de hulp in Pakistan, een bedrag van 55 miljoen euro, op te schorten. De Nederlandse regering acht het van het grootste belang dat de rechtsorde in Pakistan hersteld wordt, er verkiezingen worden gehouden en politieke gevangen vrijgelaten worden. Onze hulp voor zaken als mensenrechten en democratisering zal daarom wel worden voortgezet, maar buiten de Pakistaanse overheid om. We zijn het eerste land dat deze stap heeft gezet. En we zullen ons ervoor inspannen dat ook andere landen ons voorbeeld zullen volgen.
De roep om democratie moet van binnenuit komen. Het is niet de bedoeling dat we een nieuw soort imperialisme in het leven roepen dat een westerse vorm van democratie aan andere landen probeert op te leggen. Het gaat om universele democratische principes in een
lokale context.

Er is een fonds in oprichting waarmee ik democratiseringsprocessen in het Midden-Oosten zal stimuleren en versterken. Een fonds dat zowel voorzichtig als gedurfd is. Voorzichtig omdat democratisering in de regio in het licht van de huidige internationale situatie extra gevoelig is. Gedurfd omdat we staan voor universele waarden en afspraken en daar niet alleen lippendienst aan willen bewijzen. We zullen gaan samenwerken met intergouvernementele organisaties met een alom gerespecteerde status. En onze ambassades zullen op basis van hun eigen analyse aanknopingspunten in de landen benutten voor politieke verandering. Politieke verandering die uiteindelijk emancipatie, hervormingen en uiteindelijk substantiële democratisering van binnenuit moet bewerkstelligen. Het gaat niet om grote bedragen. Veelal is het immers niet een gebrek aan geld waardoor democratisering uitblijft. Het gaat om het versterken van een politieke cultuur, om versterking van burgerschap en complementariteit met andere instrumenten van het buitenlands beleid, waaronder diplomatie.

[de rol van Europa]
Dames en heren,
Tot slot nog iets over de rol van Europa. In de Europese Unie kunnen we onze inspanningen op een breder terrein voortzetten. Als ‘soft power’ ligt er voor Europa een kans om een meer neutrale rol te spelen bij het bevorderen van democratie. Vooral in de islamitische landen die grenzen aan de Europese Unie. Europa heeft daar ook ervaring mee. Na de val de muur in 1989 begaven de Oost-Europese landen zich met hulp van de Europese Unie op het pad van de democratie. Ook de Alfred Moser Stichting heeft aan dit succes bijgedragen. Hoewel we deze ervaring niet zonder meer naar andere delen van de wereld kunnen kopiëren, moeten we haar ook niet onderschatten. Wiersma en Lagendijk werden tijdens hun gesprekken in de regio niet voor niets vaak geconfronteerd met de vraag: “waar is de Europese Unie. Waarom doen jullie niet hetzelfde in Noord-Afrika als in Oost-Europa?”.
Het is waar dat het Euromediterraan partnerschap, ook wel bekend als het Barcelona proces, nog niet de gewenste resultaten heeft opgeleverd. Nederland heeft de afgelopen tien jaar wel nadrukkelijk geprobeerd om via de Europese Unie de mensenrechten en de politieke hervormingen in de regio te bevorderen. Maar waar 27 EU-lidstaten én 10 mediterrane landen aan een tafel tot overeenstemming moeten komen is het niet geheel verwonderlijk dat daadkracht als eerste het onderspit delft. Er was wat mij betreft veel te veel bureaucratie en veel te veel ritueel.
In dat licht vind ik het ook goed dat we nu schoorvoetend maar wel gestaag een andere richting willen opgaan. Om het Euromediterraan partnerschap te versterken heeft de EU het Europese nabuurschapbeleid in het leven geroepen. Binnen dit beleid zijn er nu veel meer mogelijkheden voor een bilaterale aanpak. Met onder andere Marokko, de Palestijnse autoriteit, Tunesië, Armenië, Egypte en Libanon zijn er actieplannen afgesproken waar democratisering een grote rol in speelt. Maar het belangrijkste is dat we hoeven ons tempo niet langer laten bepalen door de landen die het minste willen. Met de mediterrane landen die bereid zijn om hervormingen door te voeren kunnen we nu aparte afspraken maken. Deze landen zullen door de Europese Unie ook extra gesteund worden als zij aan de eerste stappen beginnen . Zo krijgt Marokko nu meer geld vanwege de recente democratische hervormingen –hoe klein voor sommigen misschien ook, terwijl een land Tunesië haar EU-inkomsten een stuk minder hard ziet groeien.
Het Europese democratiseringsproces moet zich echter niet alleen beperken tot de landen in onze directe omgeving. Europa mag zich wat mij betreft ambitieuzer opstellen in de wereld. We hebben al grote vooruitgang geboekt bij een gezamenlijk Europees beleid voor ontwikkelingssamenwerking. We moeten op die weg doorgaan. Een gezamenlijke strategie voor democratisering stelt Europa in staat ook elders in de wereld een constructieve rol te spelen. Een Europese betrokkenheid bij mondiale democratisering die zich uiteindelijk moet vertalen in een effectieve en legitieme ondersteuning van de internationale gemeenschap. Dat is waar we naar toe moeten. Bijna 1,5 miljard mensen in de wereld zijn islamiet, daarvan wonen er 260 miljoen in de Arabische wereld. Vooral in de Arabische wereld zijn westerse ideeën verdacht omdat de import van socialisme, secularisme en nationalisme een doodlopende weg zijn geworden. Er is desillusie die vooral nu minder in kritiek op het westen maar ook in kritiek op eigen leiders gestalte zou moeten krijgen. Jongeren –en dat zijn er veel, met weinig werk- zoeken de welvaart van de moderne wereld en de tradities van de oude. Dat klemt steeds meer. De socialisering van jonge mannen is essentieel. Zij worden nu opgeleid in scholen, in buurten en wijken. En in Pakistan zag ik onlangs hoe vacua steeds meer gevuld worden door een religieuze revival via de audiocassette. De meerderheid van de gematigde moslims krijgt het moeilijk, zoals zo mooi verwoord in de protestspandoeken van Turkije: “Geen sharia, geen coup”; tussen Tel Quel in Marokko en de fundamentalistische sjeiks zit 43% analfabeten vaak zonder werk en met alle risico’s van dien. Zij zullen in ons meer een bondgenoot moeten zien, hoe moeilijk ook.

[ten slotte]
Dames en heren,
De belangrijkste les die ik trek uit het boek “Sturen bij de moslimburen” is dat democratisering een onmisbaar instrument is voor stabiliteit, welvaart en goede betrekkingen met de islamitische buren van Europa. Wat mij betreft is deze les ook van toepassing op onze mondiale buren. Want hoewel democratisering in de islamitische regio vanwege de huidige internationale context een prioriteit is en moet zijn, is de situatie er wezenlijk niet anders dan in de rest van de wereld. Overal ter wereld zijn er religieuze conflicten die mensen verdelen. Overal ter wereld zijn er politieke, economische en sociale factoren die democratisering belemmeren en de stabiliteit bedreigen. Uiteindelijk is er is maar een criterium dat echt belangrijk is om stappen te zetten richting een democratischer wereld. En dat is dat we gesprekspartners vinden die fundamentele begrippen als democratisering en mensenrechten onderschrijven. Zolang zij deze waarden onderschrijven is het aan de mensen zelf hoe deze doelen bereikt worden. Dát is echte democratie.

Dank u.