Toespraak Koenders tijdens de Afrikadag van de Evert Vermeer Stichting

Gelegenheid:

[gesproken woord telt]

Max, Dames en heren, Beste vrienden van de EVS, Afrika-kenners en liefhebbers,

Laten we stoppen met ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingssamenwerking is niet effectief, niet efficiënt, en daarom heeft het geen nut. Het wordt toch nooit wat met Afrika. Gelooft u me.

Er zijn tal van Haagse politici die graag zouden zien dat ik hier vandaag dat verhaal zou houden. En die denken daarmee zetels te kunnen winnen. Uw –jullie- overweldigende opkomst, van heinde en verre gekomen, logenstraft wat mij betreft deze cynici. Ik kom al jaren op de EVS-Afrikaconferenties en elk jaar weer groeit het aantal bezoekers. Het is dan ook een plezier hier te spreken vandaag. Het is zoals ik vorig jaar zei: “Thuiskomen voor een Minister bij mensen die bereid zijn over Afrika na te denken en mensen die van Afrika houden”. Maar ik waarschuw u alvast: het wordt geen makkelijk verhaal. Zoals ook Ontwikkelingssamenwerking geen gemakkelijk verhaal is. U bent hier vandaag om het hele verhaal te horen. En te vertellen.

Mozambique: wat OS vermag

Het is zoals ik zei niet alleen een plezier, maar ook een voorrecht hier te spreken. Na Max van den Berg, die als geen ander weet hoe het nationale en het internationale in elkaar grijpen. Maar eigenlijk begon de Afrika dag al 2 dagen geleden toen de voormalige president van Mozambique, Joaquim Chissano, de EVS toesprak. Een prachtige man, een president die altijd eenvoudig is gebleven en toen het zover was de macht heeft afgestaan. Het tegendeel van Mugabe, die ten onrechte beschermd door zijn buren, dagelijks zijn volk verder verraadt. Waarom noem ik hem, Chissano, en zijn land? Mozambique ligt me persoonlijk heel dicht aan het hart. Ik werkte er vlak na de burgeroorlog begin jaren negentig. Het was toen een ongelooflijk problematisch land. Verscheurd, kapot geschoten, mensen waren moe van de oorlog die land en welvaart ruïneerde. Meer dan 300.000 mensen zijn omgekomen. Het was het Darfur en het Somalië van de jaren ’90. Het is ongelooflijk hoe culturele reinigingsrituelen destijds een essentiële rol gespeeld hebben in het verzoeningsproces. Vrij snel na het tekenen van de vrede werd een algehele amnestie afgekondigd. In het vredesakkoord werd geen mogelijkheid geboden voor bijvoorbeeld een waarheidscommissie. In die zin was er voor de Mozambikanen geen andere mogelijkheid dan zich te wenden tot eigen cultuur en geschiedenis. Het was ongelooflijk indrukwekkend.

In zijn Evert Vermeer lezing van afgelopen donderdag ging oud-president Chissano in op democratie in Afrika. Hij hield een vurig pleidooi voor aandacht voor democratie en vrijheden, hand in hand met ontwikkeling. Wie kijkt naar China en Vietnam kan dit slechts beamen. Maar Chissano stelde ook dat democratie –zoals het woord al zegt- van onderop moet komen, niet opgelegd mag worden. En ook waarschuwde hij voor teveel inzet op meerpartijendemocratie zonder rechtsstaat. Het model moet passen bij de lokale situatie. Dat is mij uit het hart gegrepen. Het respect voor Afrika mag nooit vergeten worden.

Mozambique is wat mij betreft een voorbeeld van wat internationale samenwerking vermag. Inmiddels gaat het vrij goed met datzelfde Mozambique. Mozambique heeft een sterke armoede-bestrijdingsagenda en aandacht voor goed bestuur. Het is redelijk ‘on track’ – zoals dat in het ontwikkelingsjargon heet – wat betreft zijn sociaal economische programma. Mozambique heeft internationale erkenning gekregen voor de soepele overgang van conflict naar vrede, van een éénpartijstaat naar een meerpartijendemocratie en van een planeconomie naar een markteconomie. President Chissano heeft hiervoor in 2007 de Mo Ibrahim prijs voor goed bestuur ontvangen. Hij krijgt waardering voor de manier waarop hij constitutionele en economische hervormingen heeft doorgevoerd en het leven van de gewonen Mozambikanen heeft veranderd. Want daar gaat het om. Na zijn aftreden als president, is Chissano door de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties gevraagd, om speciale afgezant voor de VN te worden in de gebieden waar de LRA (Lord’s Resistance Army). Nederland steunt dat vredesproces heel actief en daar sprak ik eergisteren met hem over.

Maar terug naar Mozambique. Nederland heeft met haar ontwikkelingsprogramma fors bijgedragen aan de wederopbouw van Mozambique en zelfs nu nog ondersteunt Nederland Mozambique om te voorkomen dat Mozambique terugvalt in conflict. Helaas gebeurt dit in bijna de helft van de gevallen in landen waar een ernstig conflict heeft gewoed. Ontwikkelingssamenwerking speelt daarbij een cruciale rol, grootschalig, maar soms ook kleinschalig. Een voorbeeld hiervan is het Schoklandakkoord over geweld tegen vrouwen. Huiselijk geweld komt in Mozambique veel voor. De vorm en mate van huiselijk geweld in Mozambique hebben een duidelijke link met de trauma's en ontwrichting van de oorlog. Mensen grijpen terug op gedrag dat deels verklaard kan worden uit het oorlogsverleden. In heel Afrika spreek ik vrouwen, in kampen, die me hun afschuwelijke ervaringen vertellen. Over verkrachting als oorlogswapen als epidemie zelfs zoals ik de VN Veiligheidsraad vorig jaar moest berichten. En hoe ze daarna verstoten werden uit hun gemeenschap, omdat verkrachte vrouwen onreine vrouwen zouden zijn.

Afrika: de kip en de koek

Dames en heren,

Het voorbeeld van Mozambique, het land van president Chissano, toont voor mij iets essentieels aan:

1. Ontwikkelingssamenwerking is verdomde lastig.

2. Ontwikkeling vergt tijd.

En bovenal:

3. Het is niet alleen maar slecht nieuws in Afrika: een langdurige gezamenlijke inzet voor ontwikkeling loont en levert duidelijke resultaten op.

Ontwikkelingssamenwerking kan dus wel degelijk effectief zijn.

Maar dan moet wel een inzet zijn die zich aanpast aan de nieuwe ontwikkelingen. En daarom zijn conferenties zoals vandaag zo goed: we kunnen van elkaar blijven leren. Bijvoorbeeld over voedselschaarste en nieuwe armoede, twee terecht veelbesproken nieuwe trends. De voedselprijzen rijzen de pan uit op het moment. Door de geweldige economische groei van bijvoorbeeld China –nog niet zo lang geleden een straatarm land- kunnen ze daar nu biefstukjes eten, om maar eens een veelgehoorde beeldspraak te gebruiken. Of in elk geval plofkippen van de kiloknaller. De stijgende vraag in dit soort booming economies zorgt voor schaarste elders. De kip, ik bedoel, koek is oneerlijk verdeeld. De prijzen stijgen en voedsel wordt onbetaalbaar voor de allerarmsten, al schept het ook kansen voor kleine boeren. Daar hebben Wouter Bos en ik ons vorige week in het IMF en de Wereldbank hard voor gemaakt. Vooral ook voor die groep allerarmsten, want die zijn er steeds meer. Dan heb ik het niet over mensen die moeten rondkomen van 1 dollar per dag, maar over de mensen die het van nog minder moeten doen. Soms van 50 cent of nog minder. De wereld wordt als geheel rijker, maar deze groep allerarmsten stijgt alarmerend, met name in de grote steden in Afrika.

En dat brengt mij op de vraag naar het wezen van Ontwikkelingssamenwerking: waarom doen we dit eigenlijk? En dan is voor mij het antwoord simpel: we doen het voor die allerarmsten. Om hen een kans te geven zelf een bestaan op te bouwen. Dat doen we uit moraliteit, maar ook – dat is zo – uit verlicht eigenbelang en die twee mag je wat mij betreft best koppelen.

Ik zal mijn betoog hier vandaag beperken tot deze drie vragen: heeft ontwikkelingssamenwerking zin? Is het effectief? En sluit onze aanpak nog aan bij de realiteit?

Effectiviteit van OS: feiten en realisme

Laat ik maar eens beginnen met de effectiviteit van OS.

Vaak wordt gedacht: OS is niet effectief, dus hou er maar mee op. Maar mag ik even? OS niet effectief? Het is gewoon niet waar. Sinds 2000 kunnen we dat iets beter aantonen, want we hebben nu Millennium Ontwikkelingsdoelen. En wat blijkt?

1. De eerste MDG –inkomensarmoede- wordt waarschijnlijk gehaald. In 1990 leefde 29 procent van de bevolking in ontwikkelingslanden van minder dan één dollar per dag. In 2004 was dit al gedaald tot 18 procent. Het lijkt er nu op dat in 2015 nog ongeveer 10 procent van de bevolking in extreme armoede leeft. Dat zou betekenen dat dit millenniumdoel gehaald wordt. Afrika blijft sterk achter bij deze cijfers, maar ook daar neemt de armoede procentueel af.

2. Een andere belangrijke MDG, MDG 3 –gelijkheid tussen mannen en vrouwen, die voor mijn beleid zo essentieel is- zal zonder extra inspanning niet worden gehaald. Maar er is wel vooruitgang. Langzaam –veel te langzaam naar mijn zin- maar wél zeker neemt het aantal meisjes dat naar school gaat ten opzichte van het aantal jongens toe. Vooral in Zuid-Azië, Noord-Afrika en het Midden-Oosten is heel veel vooruitgang geboekt. Hetzelfde geldt voor arbeid. Traditioneel werken veel vrouwen in ontwikkelingslanden in de landbouwsector. Tussen 1990 en 2004 ging het aandeel vrouwen dat buiten deze sector werkt eindelijk de goede kant op.

3. Een laatste voorbeeld van de effectiviteit van OS op de MDG’s. MDG 7 staat voor bescherming van het milieu, iedereen schoon drinkwater en minder mensen in sloppenwijken. Het lijkt te gaan lukken om het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater in 2015 te hebben gehalveerd ten opzichte van 1990. Succes dus. Ook het aantal mensen dat gebruik kan maken van sanitaire voorzieningen steeg in deze periode. Essentieel, want zonder schoon water word je ziek, moet je verderweg water halen –dat doen meestal vrouwen- en verandert het leven in een hel.

Zo gaat het in een groot aantal Afrikaanse landen. Terug nu naar Mozambique. In dit land is het aantal kinderen dat lager onderwijs volgt in slechts veertien jaar met bijna 35% gestegen, 77 procent van de kinderen krijgt nu les op een basisschool. En in de meeste landen in Sub-Sahara Afrika zijn vrouwen evenredig vertegenwoordigd in de politiek. Een doel dat wij hier in het westen zelfs nog niet eens volledig bereikt hebben!

Trots

Dames en heren,

Goede ontwikkelingssamenwerking werkt! En heeft Resultaat! Daarom kiest ons Kabinet als eerste doelstelling voor al haar projecten “De Millenniumontwikkelingsdoelstellingen dichterbij”. Daar ben ik trots op, trots op Nederland!

Natuurlijk: de MDG’s zijn geen panacee, ze vereisten een politieke strategie, je nek durven uitsteken, je realiseren dat de grootste problemen van vrede en veiligheid, klimaatverandering en schaarste en perverse globalisering ingewikkeld zijn en nauw samenhangen. Zoals ik dat vorige maand zag in Ethiopië , Eritrea en bij de Somalische vluchtelingen in Yemen. 1,3 miljoen mensen die vluchten, in bootjes. Daar vindt een gigantisch menselijk drama plaats. Zoals in Mozambique in de jaren ’90, is dit het drama van nu. We kunnen en mogen daar niet afzijdig blijven. En dat doen we ook niet. Maar de internationale gemeenschap schiet hier echt te kort. Ik wilde laatst naar Somalië reizen om daar met eigen ogen te kijken naar wat er gebeurt en te spreken over de noden. Maar dat kon niet, omdat het simpelweg te onveilig was. Ik ben naar Afghanistan geweest, naar tal van landen. Dit was het eerste land waar ik niet naartoe kon als minister.

Om het helpen van deze mensen, het doorbreken van dit soort situaties, van patronen, daar moet het ons om gaan. Maar we kunnen lang niet alles doen en dat doet vaak pijn. Dat is misschien wel een van de moeilijkste dingen voor een minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Ontwikkelingssamenwerking Moderne Stijl is zelfkritisch en legt zichzelf dus beperkingen op. Het is altijd kiezen en keuzes maken. En dat is soms hartstikke moeilijk! De Nederlandse Regering zet juist daar in waar de achterstand het grootst is. Met vier prioriteiten. Niet meer, maar ook niet minder. In fragiele staten, op het gebied van vrouwenrechten en –gezondheid. We zetten in op economische groei en verdeling en ten slotte duurzaamheid in Ontwikkelingslanden, waar de regering 500 miljoen extra voor gereserveerd heeft.

Naar een Ontwikkelingssamenwerking moderne stijl

Dames en heren,

Ik heb zojuist een aantal voorbeelden van resultaten genoemd. Op bijna alle meetpunten zijn positieve ontwikkelingen te melden. Ontwikkelingssamenwerking draagt bij aan deze successen. We hebben dat ook gerapporteerd. We zijn niet verantwoordelijk voor alle successen, zeker niet. Dat zijn natuurlijk onze partners. Maar partners kunnen het ook niet alleen, we hebben elkaar nodig.

En natuurlijk is er ook veel kritiek mogelijk. Er gaan dingen mis. Zoals ook niet alles goed gaat met chipkaarten of spitsstroken. Ik vind dat we die kritiek loeiserieus moeten nemen. We zijn het verplicht, aan onszelf, aan de belastingbetaler, maar vooral aan de mensen daar om het niet gewoon goed te doen, maar om het beste te proberen. Let’s make things best.

Ontwikkelingssamenwerking is investeren in de meest risicovolle omgevingen!

Dat brengt mij, na de effectiviteit, op het tweede onderwerp: onze aanpak.

Onze aanpak, onze moderne internationale samenwerking focust zich op onze partners. Die spelen de hoofdrol. Die moeten de hoofdrol spelen. In veel van die landen komen we een aantal problemen tegen:

Ten eerste, overheden in onze partnerlanden zijn vaak erg zwak en missen soms legitimiteit. Om deze reden reageren deze overheden vaak enorm verkrampt op initiatieven buiten hen om. Hoe minder legitimiteit, hoe meer verkramping.

Ten tweede, een sterke groei van hulpaanbieders die directer en gerichter werken leidt voor een partnerland tot een explosie aan nieuwe spelers van China, India en hedge fondsen tot spelers, die vaak op zeer kleine schaal werken. In elk donorland vindt die sterke stijging plaats.
Kern van de ontwikkelingsproblemen van veel van onze partnerlanden is het feit dat initiatieven een kader missen. Dat effecten te gemakkelijk vervliegen en prioriteiten niet benoemd worden. Dat we naast elkaar heen werken in een potpourri van goede bedoelingen. In Accra, Ghana, gaan we hoop ik morgen en overmorgen een deuk in een pakje boter slaan om dat lastige probleem aan te pakken. 17.000 missies per jaar van donorinstanties is voor een land als Tanzania een gotspe.

Maar er zijn ook mogelijkheden in Nederland zelf om dat probleem aan te pakken door publieke en private initiatieven beter te laten samenwerken. Vorig jaar rond deze tijd was ik daarom in Schokland, voor het publieksevenement Het Akkoord van Schokland, een invulling van moderne OS. Daar leerde ik over de verschrikkelijke achterstanden waar de Schokkers onder leefden nog geen 50 jaar geleden. Tweehonderd jaar geleden kampte heel Nederland met ruwweg dezelfde armoede als de ontwikkelingslanden van nu. Heeft u zichzelf wel eens de vraag gesteld waarom Nederland een van de meest welvarende landen ter wereld is geworden? Kunnen we eenvoudigweg een of meer oorzaken aanwijzen die tot onze huidige welvaart hebben geleid? Stel deze vraag aan een historicus en hij of zij zal een dik boekwerk nodig hebben om alle wetten, personen, binnenlandse- en buitenlandse omstandigheden te beschrijven die onmisbaar waren voor het succes van de Nederlandse staat. Was het ons poldermodel, de Europese Unie, Thorbecke, Johan Cruijff, of toch gewoon de PvdA? Een ding is zeker: nà de oorlog hadden wij de Marshall-hulp hard nodig.

Voor ontwikkelingssamenwerking geldt hetzelfde. Het is geen optelsom van bepaalde handelingen die vaststaande resultaten opleveren. Het gaat om mensen. En mensen en de maatschappijen waarin ze leven laten zich nu eenmaal niet vangen in simpele recepten en remedies. Het gaat vooral ook om risico’s nemen; risico’ s durven nemen die soms niet achter de komma van de beleidsdocumenten of beleidsevaluaties berekend kunnen worden. Laat beheer nooit beleid bepalen! Om een land te helpen in haar ontwikkeling moet je met vele factoren rekening houden, achter de façade durven kijken; de ‘drivers for change’ durven vinden. Respect en bruggenbouw komt daarbij, maar ook eerlijke en forse kritiek waar dat nodig is – zoals in Zimbabwe – of nodig wàs – zoals in Kenya waar we in januari actief betrokken waren bij de nasleep van de verkiezingen en het geweld.

Vooral in Afrika is de situatie gecompliceerd en juist daar valt er nog veel werk te verrichten. De vele conflicten, de beperkte handelsmogelijkheden van veel Afrikaanse staten, het klimaat, het zijn allemaal factoren die de ontwikkeling van de regio belemmeren.

Ontwikkelingssamenwerking is weliswaar een ingewikkelde, maar zeker geen onmogelijke taak. We hebben tegenwoordig meer kennis dan vroeger hoe economische groei en ontwikkeling bevorderd kan worden. We moeten deze kennis in de praktijk brengen. Zoals de bekende econoom Paul Collier die hier vandaag ook is het stelde: “It took us two hundred years to get to where we are”.

We moeten toe naar een moderne ontwikkelingssamenwerking. Weg met de heilige huisjes dus, nuchter kijken naar wat werkt. Zelfkritiek moet! En ontwikkelingssamenwerking moet uit het schuttersputje. De industrie weg van zijn eilandje en ontwikkelingsorganisaties moeten meer contact zoeken met bedrijven, kennisinstellingen, private initiatieven. Alleen dan kunnen we elkaar echt versterken. Ik zou het dan ook zeer toejuichen als niet ik, maar bijvoorbeeld minister Cramer of zelfs misschien Hans Wijers van AKZO volgend jaar de Afrikaconferentie zou openen. Afrika is meer dan ontwikkelingssamenwerking. En ontwikkelingssamenwerking is meer dan de traditionele hulpinstanties. Het gaat ook om écht maatschappelijk verantwoord ondernemen, eerlijke handel, en een rechtvaardiger gebruik van de beperkte, heel beperkte milieugebruikersruimte.

1 jaar verder, dichterbij 2015

Ik ben nu een jaar minister en in dat jaar hebben we een aantal stappen gezet richting een modernere OS. We hebben als eerste de Millenniumontwikkelingsdoelen centraal gesteld. We hebben het MDG-3-fonds gelanceerd, een uniek fonds voor vrouwenrechten dat in de Verenigde Naties groot respect afdwingt. We hebben inmiddels bijna veertig innovatieve schoklandakkoorden. Dat zijn allianties tussen bedrijven, NGO’s, soms overheden en anderen om de MDG’s rap te halen. Deze akkoorden zijn volop in uitvoering en een van de akkoorden won laatst al een internationale prijs, bijvoorbeeld bij de innovatieve ontwikkeling van gezondheidsverzekering voor de armste groepen in Nigeria en Tanzania. Inmiddels gaat daar meer dan 100 miljoen in om. Recentelijk was ik op reis met staatssecretaris Heemskerk van Handel naar Vietnam, met in ons kielzog een bedrijvendelegatie. We werden de koopman en de dominee genoemd, maar het was onduidelijk wie nou wie was. Dat is voor mij moderne OS. Er zijn missies naar Tsjaad, Afghanistan, Sudan. Waar onze mannen en vrouwen proberen volgens de 3D-benadering te werken aan vrede, stabiliteit, rechten en ontwikkeling. Mensenrechten zijn enorm belangrijk. Ik leg hier tijdens mijn reizen daarom altijd grote nadruk op: van het schandalige verbod op medische abortus in Nicaragua tot de situatie van homo’s in Uganda. En ik heb vorige week een fonds ingesteld om democratische krachten in het Midden-Oosten te kunnen ondersteunen, om de echte dialoog met Islamitische groeperingen te zoeken en zo zonder enige naïviteit bruggen te bouwen, in plaats van de militaire confrontatie te zoeken.

Dat is allemaal goed, maar wat we echt moeten doen is risico nemen. We werken immers met partners waar nog een boel problemen zijn. Welk risico is nu verantwoord en welk risico niet? Welke mogelijkheden moeten er zijn om afspraken aan te passen, om in te grijpen als hulp niet gebruikt wordt waar het voor bedoeld is? Hoe kunnen nu meer verplegers, artsen en leraren in dienst worden genomen om betere zorg en beter onderwijs mogelijk te maken, als de financiering voor slechts drie jaar vastligt. Wouter Bos kun je daar niet toe verleiden, onze partners gelukkig ook niet. Ik ben daartoe bereid, maar ik ga niet af op iemands grote bruine ogen. We moeten wel zakelijk zijn.

Ontwikkeling, emancipatie, vergt strijd. Een strijd die we samen met onze partnerlanden voeren. Dat beoog ik ook in de relatie met onze partnerlanden: stevige gesprekken, onderkenning van de politieke dimensie van veel van de problemen en die bespreekbaar maken. Geen angst voor ouderwets neokolonialisme. Ontwikkelingssamenwerking is een contract tussen twee partners die elkaar mogen aanspreken op resultaten. Krijgen de kinderen op het platteland ook een kans? Worden ze voldoende bereikt? Is er corruptie? Wordt die echt aangepakt of is dit schijn?

Ontwikkelingssamenwerking is ook techniek, lastige techniek. Dat weten velen van u hier inde zaal. Maar we hebben ook politieke samenwerking nodig om vertrouwen te creëren, om richting te geven aan beleidskeuzes, om te kunnen nuanceren en om het juiste moment te vinden voor de juiste ondersteuning van de armsten die vaak geen steun hebben. Juist daar waar het moeilijk is, waar macht soms een politieke oplossing blokkeert in plaats van dichterbij brengt. Ik heb met opzet veel gereisd, juist ook naar landen die net uit conflict komen. Omdat daar de waarde van het politieke gesprek, de politieke oplossingen nog zichtbaar gemaakt moet worden.

Straks vlieg ik naar Ghana –ik weet dat vliegen eigenlijk niet meer zou moeten, maar toch, ik ga naar Ghana voor de UNCTAD-conferentie. Waar we zullen werken aan het ontwikkelingsvriendelijk integreren van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie. Want Ontwikkelingssamenwerking kan nooit zonder structurele verandering. Laten we daar geen illusies over hebben. Het gaat om:
- eerlijker handel
- coherentie
- vrijheid en echte democratie
- veiligheid
- rechtvaardiger kapitaalstromen
- de hervorming van de internationale instellingen waar de ontwikkelingslanden nog steeds onvoldoende stem hebben, zoals het IMF en de wereldbank,

Dat is moderne OS: samenwerken, over de schutting heen kijken om concrete resultaten over de grens te boeken.

Het nut - niet voor bange mensen

Dames en heren,

Als je het mij vraagt zeg ik dus: ja, ontwikkelingssamenwerking is effectief. En nee, het is niet eenvoudig. En toch moeten we het doen. Niet alleen uit solidariteit, maar ook uit verlicht eigenbelang. Wat mij op het derde en laatste onderwerp van vandaag brengt: waarom doen we het eigenlijk allemaal? Nederland heeft als internationaal georiënteerd land baat bij een wereld, waarin zoveel mogelijk mensen in een stabiele en rechtvaardige omgeving opgroeien en iedereen de kans krijgt aan te haken bij de wereldeconomie. Niet via mensonterende mensensmokkel, wapenhandel of klimaatdestructie, maar via maatschappelijke instellingen, eerlijke handel en grotere kansen op ontwikkeling. Daarom streven wij naar economische groei en eerlijke verdeling van de welvaart. Daarom kiezen wij voor globalisering met een menselijk gezicht. Nederland streeft naar een wereld waar iedereen kan profiteren van de enorme kansen die globalisering te bieden heeft.

Als je voor dit soort dilemma’s staat, kun je twee dingen doen: ofwel aan de kant blijven staan en er niets aan doen. Ofwel een bijdrage leveren aan een oplossing.

Neem nu bijvoorbeeld de Partij Voor de Vrijheid. Die wil dat we alle hulp stop zetten aan landen die tot de organisatie van islamitische landen behoren. Dan hebben we het dus over landen als Indonesië, over Jemen, over Marokko. Landen die inderdaad kampen met een gebrek aan democratie, waar vrouwen soms worden onderdrukt, waar mensen soms niet vrij zijn om te zeggen wat ze willen. Met ontwikkelingssamenwerking doen we daar wat aan.

Ik zou willen zeggen: beste mijnheer Wilders van het stopzetten van hulp aan mensenrechtenactivisten is nog nooit het leven van een vrouw daar verbeterd. Met het stoppen van hulp aan opbouw van de rechtsstaat in Egypte zal het leven in een politiecel niet eenvoudiger worden. Ik heb geen enkele bewondering voor mensen die onder de trap kruipen en vanaf de kant roepen dat alle hulp moet worden stopgezet en dat de vrijheid van religie in Nederland moet worden ingeperkt.

Er zijn bange politici met oogkleppen op. Van de week moest ik van de VVD de hulp aan de meest hulpbehoevenden in Sudan nog als wapen gebruiken tegen de Regering daar, ten koste van de allerarmsten. Nederland, en dat is voor mij als minister van OS zeer belangrijk is een land dat altijd over de grenzen heeft gekeken. Een land dat baat heeft bij eerlijke stabiliteit in de wereld, bij een internationale houding, bij handel en kansen voor mensen aan te haken aan die handel. Een land dat de grondlegger is van het internationaal recht. Daar wil de Nederlandse regering voor staan.

En Nederland staat hier niet alleen in. Er is een wereldwijde consensus dat de mensheid als geheel de strijd aan moet binden met armoede en zorg moet dragen voor een rechtvaardige en stabiele wereld. De Millennium Ontwikkelingsdoelen zijn wereldwijd onderschreven.

slot: veel te doen

Dames en heren

Het eerste jaar is omgevlogen. En er is nog zoveel te doen. We hebben het al gezien: veel MDG’s zullen niet gehaald worden als we niet meer doen, ondanks de goede resultaten die al zijn geboekt. En dan nog is maar de helft van de armoede de wereld uit! Heel veel conflicten smeulen nog of laaien in volle hevigheid met veel mensen op de vlucht, alles achterlatend. Klimaatverandering leidt tot enorme nieuwe uitdagingen: veel van wat is bereikt kan snel verloren gaan zonder de juiste actie. De wereld is inmiddels wel gealarmeerd, maar daden ontbreken nog grotendeels.

Ik denk dat ontwikkelingssamenwerking zin heeft, ik weet dat het in het grootste deel van de gevallen effectief is, en ik ben ervan overtuigd dat het nog veel beter kan, als we toe werken naar een moderne, politieke OS.

Hulp gaat dan plots over meer dan alleen MDG’s. Het gaat dan om maatschappelijke ontwikkeling, waarbij bescherming van armen, kansen op groei, veiliger samenleving, transparanter en controleerbaar bestuur bij elkaar worden gebracht. Kortom, het gaat dan om ontwikkeling, om het beëindigen van het meten met dubbele maten, om het aan de orde stellen van de situatie in autoritaire regimes, ook als die oliepompen of groot en machtig zijn. Teveel praten we over hulp, maar dat is maar een klein aspect. We zetten onszelf dan centraal, terwijl er best een beetje nuchterheid en bescheidenheid bij ontwikkelingssamenwerking past. Met Chissano wil ik zeggen: niet wij moeten centraal staan binnen ontwikkelingssamenwerking, maar onze partners. Maar we moeten er wel staan, voor hen en voor onszelf!

Dan ben ik trots op Nederland. En kunnen we Afrika helpen trots te worden op zichzelf. Ik wens u een goede Afrikadag.

Dank u.