Toespraak Wereldwaterdag 2007

Dames en heren,

Goedemorgen! Goed hier te zijn op Wereldwaterdag. Goed daar met u bij stil te staan. Voor ons in het Westen is het eigenlijk iedere dag Wereldwaterdag. We zijn nu halverwege de ochtend en ieder van ons heeft al zo’n 50 liter water gebruikt. Nu al. Een douche? 40 liter. Eén keer het toilet doorspoelen? 6 liter. Tanden poetsen? 2 liter. Aan het einde van deze Wereldwaterdag staat voor ieder van ons de teller weer op 120 liter.

Ter vergelijking: ik kwam gisteravond terug uit Afghanistan en daar lukt het de overheid nog niet om iedere burger te voorzien van 20 liter water per dag – het VN-minimum. Op het platteland heeft maar 1 op de 5 Afghanen toegang tot drinkwater en 1 op de 10 tot sanitaire voorzieningen. Afghanistan is een land waar het water komt en het water gaat – het kampt met extreem weer. Deze week moesten Nederlandse soldaten eraan te pas komen om inwoners van Uruzgan na overstromingen te evacueren – zoals u weet heb ik ter plekke 100.000 € toegezegd voor noodhulp. Tegelijkertijd wordt Afghanistan echter ook jaar na jaar geplaagd door droogte. Het gebrek aan regenval en de slecht onderhouden irrigatiekanalen maken het ook moeilijker om iets anders te telen dan papaver. Nederland kan het niet laten regenen, maar we doen in Uruzgan wel projecten om de irrigatie te verbeteren en daarmee de papaverteelt tegen te gaan.

Dames en heren,

In de meeste ontwikkelingslanden is de toegang tot water een probleem. Op een heel concreet niveau voor heel gewone mensen. Ik citeer het 10-jarige meisje Yeni Bazan, uit Bolivia: “Natuurlijk zou ik graag op school zitten. Ik wil leren lezen en schrijven. Maar hoe zou dat kunnen? Mijn moeder heeft me nodig om water te halen.”. Of de Keniaanse Mary Akinyi: “Mensen gebruiken hier emmers en plastic tassen als toiletten. Onze kinderen lijden voortdurend aan diarree en andere ziektes omdat het zo onhygiënisch is.”.

Dames en heren,

Grote problemen voor gewone mensen. Zeven jaar geleden spraken wereldleiders grote woorden: ze beloofden hen hierbij te helpen. De zevende Millennium Ontwikkelingsdoelstelling gaat namelijk onder andere over het halveren van het percentage mensen zonder toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat we dit niet zouden kunnen halen, als we ons er gezamenlijk achter scharen.

De wereld als geheel ligt op koers voor wat betreft de waterdoelstelling. Wel moet ik daarbij opmerken dat dit vooral komt door de vooruitgang in opkomende landen als China en India. Want zonder extra inspanning haalt Afrika het pas in 2040 – dat is 25 jaar na de deadline van de Millennium Ontwikkelingsdoelen. De sanitatiedoelstelling is wereldwijd in gevaar: de wereld als geheel ligt niet op koers om het percentage mensen zonder toegang tot sanitaire voorzieningen in 2015 te halveren. 430 miljoen mensen te weinig zullen er tegen die tijd toegang hebben.

De achterstanden bij Millennium Ontwikkelingsdoel 7 zetten ook de andere Millennium Ontwikkelingsdoelen op achterstand. Concreet kost de watercrisis Afrika jaarlijks 5% van het BNP; wereldwijd gaan er 443 miljoen schooldagen verloren door watergerelateerde ziektes; meisjes mogen zonder aparte toiletten vaak niet naar school, zo komen dus ook de vrouwenrechten in het geding; en de helft van alle gezondheidsproblemen in arme landen wordt veroorzaakt door vuil drinkwater en gebrekkige sanitatie.

Dames en heren,

Dit kabinet zal actie ondernemen om de achterstanden bij het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen zoveel mogelijk weg te werken. Dit in het kader van een speciaal project binnen de eerste pijler van het kabinetsbeleid, de pijler over het buitenlands beleid. Het moge duidelijk zijn dat we voor Millennium Ontwikkelingsdoel 7 ook het nodige hebben in te halen. Volgens de VN moeten we de inhaalslag starten met de erkenning van het recht op water als mensenrecht. Overheden worden dan ook echt verantwoordelijk voor het dagelijkse minimum van 20 liter per persoon. Het gaat vooral om een krachtige morele claim, waarmee de armen druk kunnen uitoefenen op de eigen overheid en op de internationale gemeenschap. Dit is hard nodig, want maar in weinig landen is water een politieke prioriteit. In maar weinig landen heeft water een prominente plek in de nationale armoedestrategieën. Ik wil de komende tijd onze ambassades inzetten om hier verandering in te brengen op het landenniveau. En op het internationale niveau wil ik graag dat Nederland een voortrekkersrol gaat spelen bij de erkenning van het recht op water als mensenrecht. Ik zal hierover om de tafel gaan met de Nederlandse vakministeries en vervolgens met EU en VN.

Maar het gaat uiteindelijk natuurlijk om de verwezenlijking van het recht op water in de praktijk. En daaraan levert Nederland al een stevige bijdrage. Vóór 2015 gaan we 50 miljoen mensen toegang geven tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen. We houden de vaart erin: er zijn al contracten getekend om 32 miljoen mensen van toegang tot schoon drinkwater te voorzien, voor sanitatie staat de teller op 25 miljoen mensen. En we doen het niet alleen: we werken met multilaterale organisaties als VN en Wereldbank en met NGO’s en het bedrijfsleven. Bij de samenwerking met het bedrijfsleven zijn we ons wel steeds meer bewust van de risico’s van privatisering. Zo is het belangrijk dat er duidelijke en afdwingbare afspraken zijn over prijsvorming en aansluitingen. Dan nog zijn er veel dilemma’s: dat zagen we in 2000 in het Boliviaanse Cochabamba, waar een economisch redelijke tariefverhoging leidde tot een volksopstand. Het betreffende Amerikaanse bedrijf had de lokale politieke en maatschappelijke verhoudingen onderschat – een geleidelijke prijsverhoging en goede publieksvoorlichting was nodig geweest. Het creëren van een vertrouwensbasis bij de mensen.

Dames en heren,

We moeten het bedrijfsleven zeker wel aan boord houden, evenals veel andere partijen uit de samenleving. Het coalitieakkoord legt terecht de nadruk op de betrokkenheid van publieke en private partners. Om Millennium Ontwikkelingsdoelstelling 7 te halen moeten we met name ook extra financieringsbronnen aanboren – er is momenteel ieder jaar een gat van meer dan 5 miljard dollar. Wat dat betreft denk ik bijvoorbeeld aan de Nederlandse pensioenfondsen. Zij zouden kunnen investeren in de waterinfrastructuur in arme landen, samen met lokale pensioenfondsen die over lokale kennis en contacten beschikken. Heel wat positiever dan investeren in clusterbommen, zou ik zeggen, en het past ook bij het langetermijnperspectief dat pensioenfondsen hebben. Ik ga hierover op korte termijn praten met het ABP, ook al steeds actiever in microkrediet.

Dames en heren,

U bent het ABP al voor: uw solidariteitsfonds is ook een nieuwe financieringsbron voor water en sanitatie. Vandaag lanceer ik de 3 eerste projecten, waarvan maar liefst 2 in partnerlanden: Nicaragua en Zuid-Afrika. Dit fonds is een fantastisch initiatief! Nederland beschikt op basis van de eigen geografie over unieke kennis van watermanagement en heeft deze kennis altijd al uit solidariteitsoverwegingen met andere landen gedeeld. Onze kennis en expertise zal alleen maar relevanter worden in het licht van wereldwijde uitdagingen zoals klimaatverandering, toegang tot water en het vergroten van de landbouwproductie. Als ik nog een suggestie voor de toekomst mag doen: zet consequent in op projecten voor extra toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen. Zo kunt u doelgericht bijdragen aan Millennium Ontwikkelingsdoel 7. Maar het werkt ook andersom: ik zie ook graag dat u mij suggesties doet. Bij de verdere uitwerking van het kabinetsbrede project voor de Millennium Ontwikkelingsdoelen kom ik de komende tijd graag nog eens bij de waterschappen langs.

Tot gauw en dank u.