Onderzoek Undercovertrajecten: waardevol maar onvoorspelbaar

Undercovertrajecten hebben een belangrijke waarde voor de opsporing. Ze zorgen in sommige zaken voor resultaten die met andere opsporingsinstrumenten waarschijnlijk niet of moeilijker verkregen zouden kunnen worden. Verder doorstaan uitgevoerde undercovertrajecten toetsingen door rechters doorgaans goed. Tegelijk is onvoorspelbaarheid een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk van undercovertrajecten. Zo worden afspraken tussen undercoveragenten en verdachten voor criminele transacties vaak niet nagekomen. Dit blijkt uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) dat minister Hirsch Ballin naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

In een undercovertraject treedt een opsporingsambtenaar zonder zich als opsporingsambtenaar kenbaar te maken in contact met een subject, dat wil zeggen een verdachte of een persoon in de kring rondom de verdachte. De undercoveragent speelt daarbij een rol, bijvoorbeeld die van medecrimineel, en probeert in die hoedanigheid informatie tegen of over de verdachte te verzamelen. Politieacties als het inzetten van lokfietsen of lokauto’s behoren niet tot de undercoverbevoegdheden.

Het WODC heeft onderzoek gedaan naar de regulering, uitvoering en resultaten van dit type opsporingsinstrument. Het onderzoek bestond onder meer uit de bestudering van de wet- en regelgeving in binnen- en buitenland, een analyse van tientallen zaken waarin een undercovertraject is ingezet en interviews met onder andere officieren van justitie, medewerkers van de recherche en teamleiders van infiltratieteams.

Reactie minister van Justitie:

Minister Hirsch Ballin schrijft in zijn reactie op het onderzoek aan de Tweede Kamer dat de undercovertrajecten in de onderzochte jaren een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de opsporing, ondanks de moeilijke omstandigheden waarin ze moeten worden uitgevoerd. Uit het onderzoek wordt duidelijk dat het onberekenbare criminele milieu zijn weerslag heeft op de resultaten van undercovertrajecten. Doordat undercoveroperaties zich in een ongecontroleerde sociale omgeving afspelen, doen zich veel onverwachte ontwikkelingen voor die de slagingskans van het traject beïnvloeden. Undercoverbevoegdheden worden bovendien bijna uitsluitend ingezet in moeilijk bewijsbare zaken en zaken waarin andere opsporingsmiddelen eerder ontoereikend zijn gebleken. In de gevallen waarin het operationele doel van de inzet van een undercover niet volledig wordt behaald, levert zogenaamde sturings- en/of restinformatie toch een (erg) belangrijke bijdrage aan de opsporing, bijvoorbeeld doordat andere verdachten of dadergroepen in beeld komen.

Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven in zeer specifieke situaties behoefte te hebben aan een verruiming van de inzetbare opsporingsmethoden en zal daarover een notitie aan het ministerie sturen. De minister kondigt in zijn brief aan dat hij deze notitie samen met zijn reactie daarop in de zomer van 2010 aan de Tweede Kamer zal verzenden.