Cramer trekt lessen uit IPCC-rapport

"Ten onrechte zijn mijn uitspraken uitgelegd als een eis op onfeilbare wetenschap." Dat schrijft minister Cramer in een opiniestuk, verschenen in het NRC Handelsblad op12 februari 2010. De bewindsvrouw legt daarin haar standpunt uit over het vierde rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).


Ik ben resoluut: ik duld geen fouten meer. Daarmee doel ik op de slordigheden die in het vierde rapport van het IPCC geslopen zijn. Ik stel vast dat de veiligheidskleppen in de procedures opzichtig hebben gefaald.

Ten onrechte zijn mijn uitspraken, onder andere door SER- voorzitter Alexander Rinnooy Kan (NRC Handelsblad, 10 februari) uitgelegd als een eis op onfeilbare wetenschap. Natuurlijk verlang ik niet het onmogelijke. Onfeilbare wetenschap bestaat niet. Vertekenende metingen, interpretatiefouten en zoiets als voortschrijdend inzicht zijn juist eigen aan de ontwikkeling van kennis. Dat vindt plaats in de wetenschappelijke arena, waar hoge standaards gelden van transparantie, peer reviewing en open debat.

Het is niet aan de politiek zich in die arena te begeven. Ons klimaatbeleid funderen we op wetenschappelijke inzichten. Daar hebben we het IPCC voor nodig. Binnen het IPCC vatten wetenschappers om de vijf tot zes jaar de stand van de kennis samen, inclusief alle marges en onzekerheden die daar uiteraard bij passen. Op dat stevig wetenschappelijke fundament bouwen we ons klimaatbeleid. Daarom is het van het grootste belang dat de betrokken wetenschappers zorgvuldige procedures in acht nemen bij het opstellen van het IPCC rapport.

Doen wetenschappers dat niet, dan laden ze al gauw de verdenking op zich partijdig te zijn. Dat is funest voor een politiek beladen thema als klimaatverandering. Het doet ook afbreuk aan de ernst van de zaak. Want over de hoofdconclusies bestaat overeenstemming onder praktisch alle klimaatwetenschappers: de aarde warmt op en de mens draagt hier zeer waarschijnlijk in belangrijke mate aan bij.

Er staan grote maatschappelijke belangen op het spel. Bedrijven moeten investeren in duurzamere productietechnieken. Overheden moeten miljarden investeren in schone energie en energiebesparing. Dat moet goed uitgelegd worden aan belastingbetalers en bedrijven. Mensen moeten er wel van overtuigd zijn dat al die investeringen echt nodig zijn. Dat zie ik als mijn verantwoordelijkheid als coördinerend minister van het klimaatbeleid.

Ik heb een lawine aan reacties gekregen op mijn uitspraken over de fouten in het IPCC rapport. Vooral vanuit de wetenschappelijke wereld. Zij voelen zich aangetast in hun beroepseer en wensen zich niet door de politiek de maat te laten nemen. Juist omdat ik zelf ook jarenlang wetenschapper ben geweest, snap ik deze eerste reactie wel.

Maar de tijden zijn veranderd. We leven in een internet maatschappij met allemaal mondige mensen. En bovendien hebben we media die opvattingen nog eens kunnen uitvergroten. Wetenschappers hebben zich tot die realiteit te verhouden. Volstaan met “wij hebben de wijsheid in pacht” werkt niet meer. Het omgekeerde zeggen, “alle wetenschappers die betrokken zijn bij het klimaat panel zijn boeven”, is natuurlijk je reinste onzin. En op basis van de geconstateerde slordigheden concluderen dat het hele IPCC rapport niet deugt, is een grove belediging van alle 1200 klimaatinstituten wereldwijd die aan het rapport hebben bijgedragen.

Er is een aantal lessen te trekken uit alle commotie. Ten eerste is het goed alle procedures die het IPCC hanteert nog eens goed tegen het licht te houden. Daarbij gaat het vooral om de vraag hoe je voorkomt dat slordigheden in het eindrapport belanden.

Ten tweede is iedereen erbij gebaat dat er meer duidelijkheid komt over de status van de drie delen van het IPCC rapport. In de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad van 6 februari legt Karel Knip dit helder uit, net als Simon Rozendaal in Elsevier van 13 februari. Ook het opinieartikel van Wim Turkenburg en een aantal wetenschappers (NRC Handelsblad van 10 februari) gaat hierop in. Een positief aspect van alle ophef is dat het publiek hierdoor een stuk beter geïnformeerd is.

Een derde les die we kunnen trekken is dat de kracht van klimaatwetenschap, namelijk de samenkomst van uiteenlopende disciplines, tegelijkertijd de achilleshiel is. Geologen, astronomen, gletsjerdeskundigen en biologen; allen onderzoeken de oorzaken van klimaatverandering. Door die verschillende invalshoeken wordt het fundament onder de hoofdconclusies over de opwarming van de aarde steviger. Maar tegelijk ligt er een Babylonische spraakverwarring op de loer. Dat biedt ruimte aan allerlei wetenschappers en geïnteresseerde leken om voortdurend met andere visies te komen over de toestand van ons klimaat. Dat is op zich ook goed. Maar laten deze mensen zich dan wel houden aan de strenge procedures om hun inzichten gepubliceerd te krijgen. Iedereen die denkt dat hij of zij het beter weet, moet dat bewijzen naar de maatstaven die de wetenschap aanlegt.

Een vierde les is dat het circuit van geïnformeerde leken aan betekenis wint. Mondige burgers struinen internet af, chatten met elkaar over wat ze lezen en geven hun mening. Dit is nu mede een basis waarop mensen hun oordelen vormen. Wetenschappers zijn niet gewend om met dit lekencircuit om te gaan. Het is hun wereld niet. Daarom weten zij zich er moeilijk toe te verhouden. De weblogs zijn niet meer weg te denken. Een wetenschapper kan niet langer zijn geloofwaardigheid als een vanzelfsprekendheid zien. De wetenschapper zal moeten afdalen uit zijn of haar ivoren toren. Hij of zij zal ook deel moeten nemen aan de door de media en internet gedomineerde samenleving. Cruciaal is dat burgers het vertrouwen hebben in de kennis die de wetenschap voortbrengt. Dit vergt openheid van de kant van de wetenschappers. Wat kunnen ze met zekerheid vaststellen? Over welke zaken zijn ze om welke reden onzeker? In staat zijn onzekerheden te benoemen en ermee om te gaan in discussies met klimaatsceptische ‘reaguurders’ is een nieuwe tak van sport voor de beoefenaars van wetenschap. Hiermee bepleit ik niet dat topwetenschappers naast hun werk voortdurend actief moeten zijn op internet, maar ze moeten wel nadenken over hun rol online.

Dit laatste acht ik van groot belang om te voorkomen dat het draagvlak voor klimaatbeleid afbrokkelt. Het is mijn stellige overtuiging dat iedereen in onze samenleving moet kunnen begrijpen waarom maatregelen nu nodig zijn. Een schone en duurzame wereld is niet slechts een zaak voor een kleine groep ‘klimaatalarmisten’. Het raakt ons allemaal. Iedereen beseft dat onze grondstoffen eindig zijn. Niemand wil afhankelijk zijn van leveranties uit grillige gas- en olielanden. En de planeet moet ook voor volgende generaties leefbaar blijven.

Mensen willen het waarom van milieumaatregelen begrijpen. Vroeger waren de milieuproblemen zichtbaar: vervuiling van het water, de lucht en de bodem. Het raakte mensen in hun eigen leefomgeving. Het klimaatprobleem is veel meer abstract en vooral ver van ons bed. Toch mogen we er de ogen niet voor sluiten. Het is onverantwoord om te zeggen: gaat u maar rustig slapen, het komt wel goed. Politici en wetenschappers zullen ervoor moeten zorgen dat mensen zich een realistische voorstelling kunnen maken van de gevolgen van klimaatverandering. Die voorstelling van zaken moet gebaseerd zijn op onafhankelijk onderzoek en verifieerbare gegevens. Daarbij past volledige openheid.

De nieuwste informatie op Vrom.nl: http://www.twitter.com/redactievrom