Kamerbrief inzake reactie over kennisgeving Task Force Uruzgan

Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 9 februari 2010 met kenmerk 2010Z02514/2010D07125 naar aanleiding van de Kamerbrief inzake Kennisgeving Task Force Uruzgan.


De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De Minister van Defensie,

E. van Middelkoop

Vraag 1
Wanneer heeft de regering het bovengenoemde verzoek van de NAVO precies ontvangen?

Vraag 2

Voor welke datum ontvangt de Kamer de toegezegd nadere informatie?

Vraag 3

Wat is het karakter van de Afghaanse veiligheidstroepen, zoals vermeld in de notificatiebrief van 9 februari 2010?

Vraag 4

Wat bedoelt de regering met “hoe de bestendiging kan worden verzekerd van de resultaten die door de Nederlandse militairen en civiele opbouwwerkers zijn geboekt”?

Vraag 5

Is er sprake van een geografische duiding in het verzoek van de NAVO?

Antwoord

Het verzoek van de NAVO is neergelegd in een brief dd 4 februari 2010 van de Secretaris-Generaal aan de Minister-President. Teneinde de Kamer ter zake volledig te informeren en misverstanden over de inhoud van het verzoek te voorkomen, is copie van de brief bijgevoegd. De brief is die dag aan het begin van de middag ontvangen.

In zijn brief verzoekt de Secretaris-Generaal de Nederlandse regering een nieuwe, kleinere bijdrage aan ISAF in Uruzgan te overwegen gedurende de periode 1 augustus 2010 tot 1 augustus 2011. De Secretaris-Generaal geeft de verzekering dat Nederland op 1 augustus 2010 zal worden afgelost als lead nation in Uruzgan en zich uit de TFU kan terugtrekken, en dat de beeindiging van de gevraagde nieuwe trainings- en overdrachts-missie per 1 augustus 2011 wordt vastgelegd in de operationele planning van ISAF.

Zoals vermeld in haar brief van 9 februari aan de Kamer, onderzoekt de regering, gelet op het Toetsingskader, thans de mogelijkheid en wenselijkheid van een missie. Indien dit onderzoek leidt tot een besluit over inzet van eenheden van de krijgsmacht zoals bedoeld in artikel 100 van de Grondwet, zal de regering de Kamer daarover informeren overeenkomstig de geldende regels en afspraken. De regering bevestigt dat zij voornemens is de Kamer spoedigst nader te informeren nadat zij tot een verantwoord besluit is gekomen.