Persconferentie na ministerraad van 12 februari 2010

Viceminister-president Bos sprak op de persconferentie na afloop van de ministerraad over Afghanistan. Ook ging hij in op de Nederlandse economie en de uitkomsten van de Europese Raad waarin de regeringsleiders onder meer spraken over de situatie in Griekenland.

Viceminister-president Bos:

We hadden vandaag een Ministerraad, met een aantal collega's die niet aanwezig waren waaronder de minister-president, Eurlings, Timmermans. Allemaal vanwege verblijf in het buitenland of dan wel ziekte, in het geval van collega Timmermans.

Vooral veel aandacht besteed aan een aantal zaken die in de actualiteit spelen. En misschien is het goed om meteen maar te beginnen met de zaak die u allemaal gisteren ook nogal bezig heeft gehouden, namelijk de gang van zaken rondom Afghanistan en de brief van secretaris-generaal Rasmussen.

In de ministerraad is de onduidelijkheid besproken die in de media ook is ontstaan over de aanleiding van het verzoek van de NAVO aan Nederland betreffende een andere, nieuwe missie in Uruzgan.

In de ministerraad is vastgesteld dat gedurende met name de laatste vier maanden intensief en veelvuldig overleg heeft plaatsgevonden over Afghanistan tussen de zes meest betrokken bewindspersonen waarbij is gesproken over opties en mogelijkheden voor een eventuele Nederlandse bijdrage in Afghanistan na afloop van de huidige missie in Uruzgan.

Die gesprekken waren inventariserend en onderzoekend van aard. Daarbij is geen enkele committering aangegaan of op geen enkele wijze vooruitgelopen op een Nederlandse kabinetsbesluit.

Op basis van deze besprekingen is contact onderhouden met de NAVO teneinde een beeld te krijgen van de prioriteiten en posterioriteiten van ISAF en van de mate waarin eventueel door Nederland te stellen randvoorwaarden voor bepaalde opties zouden kunnen worden vervuld.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft in goed overleg met de betrokken bewindslieden contact onderhouden met de secretaris-generaal van de NAVO. Deze heeft in het licht van die contacten het inmiddels bekendgemaakte verzoek aan Nederland gericht.

Zoals in de kennisgevingsbrief van 9 februari ook is vermeld, onderzoekt de regering thans de mogelijkheid en de wenselijkheid van de door de NAVO verzochte missie in Uruzgan, evenals die van andere opties.

Naast dat we met elkaar over deze zaak gesproken hebben, hebben we het uiteraard ook gehad over het economisch beeld. Vanochtend zijn er ook nieuwe cijfers verschenen. Met name terugkijkend over 2009. We moeten constateren dat de Nederlandse economie vorig jaar met 4% is gekrompen.

Tot nu toe hebben we altijd gezegd, deze krimp is de grootste krimp die we meegemaakt hebben sinds de jaren '30 van de vorige eeuw. Maar we moeten nu zelfs vaststellen dat die krimp groter is dan wat ooit is geregistreerd en die zin ook groter dan de jaren '30 van de vorige eeuw.

Er zaten nog meer cijfers bij die zorgwekkend zijn. Bijvoorbeeld ook het recordaantal faillissementen waar sprake van was. Tegelijkertijd hebben we ook de kwartaalcijfers gezien, zoals we die nu denken te kennen. Met een bescheiden groei in het vierde kwartaal. Niet alleen in Nederland maar ook in Europa. Dat zijn cijfers die laten zien dat er nog steeds sprake is van enig herstel in de economie, maar dat het buitengewoon fragiel is.

Het is voor de Nederlandse economie ook zeer afhankelijk van wat er in het buitenland gebeurt. Het wordt bijna helemaal door de export bepaald. De binnenlandse vraag en de binnenlandse investeringen zijn eigenlijk nog steeds niet in staat om dat herstel te dragen en dat betekent dat er goede redenen zijn om zoals de onze is voorgenomen en ook in internationaal opzicht is afgesproken, gewoon in 2010 door te gaan met de afgesproken stimuleringsmaatregelen, omdat het veel te onzeker is of het herstel van de economie wel robuust genoeg is om het ook zonder die stimuleringsmaatregelen te redden.

Die fragiliteit van het herstel wordt natuurlijk nog eens een keer onderstreept doordat we ons deze dagen zeer bewust zijn van het feit dat we onderdeel zijn van een Europa waar ook nog wel wat meer aan de hand is. En waar met name de situatie in een aantal van de meer perifere lidstaten zoals Griekenland de aandacht trekt.

Het is in dat licht belangrijk dat de regeringsleiders gisteren in Brussel hebben vastgesteld, herbevestigd dat de begrotingsproblemen in Griekenland echt door de Grieken zelf moeten worden opgelost. En als dat betekent dat ze meer moeten doen dan wat ze zich tot nu toe hebben voorgenomen, dat ze dat dan ook zullen moeten doen.

Ook is vastgesteld dat op dit moment geen sprake is van een verzoek om financiële steun van de Grieken. Het nu dus echt een kwestie is dat de Grieken zelf doen wat nodig is en dat daarachter en daaronder uiteraard een bereidheid ligt van de Europese Unie als geheel om op het moment dat de financiele stabiliteit in de eurozone in gevaar zal komen, door disfunctionerende banken, disfunctionerende markten, wij uiteraard, zoals we dat de afgelopen jaren steeds hebben gedaan, bereid zijn om gecoördineerd en vastbesloten actie te ondernemen.

Ten slotte een klein hoogtepunt uit de ministerraadsvergadering van vandaag is dat vandaag het wetsvoorstel ter wijziging van de Grondwet naar de Raad van State wordt gestuurd, waarin opgenomen wordt dat de Nederlandse taal ook officieel de taal is die in Nederland gesproken wordt.