Brief aan de Tweede Kamer met reactie op het rapport 'Kiezen voor het Koninkrijk'

De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (NAAZ) heeft mij verzocht om een reactie op het rapport ‘Kiezen voor het Koninkrijk’ van de Commissie Democratisch Deficit (CDD), voor zover de aanbevelingen mij aangaan en niet de parlementen betreffen.

De CDD heeft het rapport uitgebracht op verzoek van het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties (POK). Ik ga er vanuit dat het POK en de parlementen van de landen nog uitgebreid van gedachten zullen wisselen over alle aanbevelingen van de CDD en hierover een standpunt zullen bepalen. Om niet vooruit te lopen op deze discussie zal ik mij in deze reactie beperken tot enkele algemene opmerkingen over de aanbevelingen, zoals door u verzocht. Een reactie van de Koninkrijksregering is op dit moment niet opportuun. Hiervoor zullen eerst de regeringen van de (nieuwe) Caribische landen een standpunt moeten bepalen over de aanbevelingen. Ik neem aan dat zij dan ook eerst het standpunt van hun parlement willen vernemen.

In overeenstemming met het verzoek van de commissie NAAZ ga ik in deze brief, mede namens de minister van Justitie, alleen in op de aanbevelingen over de zogenoemde Staat van het Koninkrijk, het inter-institutioneel akkoord over consensusrijkswetgeving, de zelfstandige algemene maatregelen van rijksbestuur en de toekenning van het actieve kiesrecht aan alle Nederlanders woonachtig op Aruba, Curaçao en Sint Maarten van 18 jaar en ouder.

De Staat van het Koninkrijk

Volgens de CDD dient de Rijksministerraad jaarlijks een strategisch beleidsdocument te publiceren: de Staat van het Koninkrijk. Dit beleidsdocument dient onderwerp van beraadslaging te zijn tussen de Tweede Kamer en de Rijksministerraad in aanwezigheid en met deelname van ten minste twee volksvertegenwoordigers van ieder Caribisch land in het Koninkrijk en van de Gevolmachtigde Ministers van deze landen. Er wordt een vergelijking getrokken met de Staat van de Unie.

Ik vind dit in beginsel een interessant idee. Een dergelijk beleidsdocument en de beraadslaging daarover biedt de mogelijkheid om gezamenlijk en periodiek te focussen op de gemeenschappelijke doeleinden van het Koninkrijk. Het kan het gevoel van gemeenschappelijkheid binnen het Koninkrijk versterken en de onderlinge band verdiepen.

Nadere studie en overleg zou nodig zijn, onder meer over de vraag welke onderwerpen zich precies lenen voor een dergelijk beleidsdocument, of dit document jaarlijks zou moeten worden opgesteld, en of dit zich dan kan toespitsen op één of meerdere thema’s. Presentatie van het strategisch beleidsdocument als bijlage bij het wetsvoorstel tot vaststelling van de begroting van Koninkrijksrelaties (IV), zoals in het rapport wordt voorgesteld, ligt overigens niet voor de hand nu deze begroting als begroting van het land Nederland bij de Staten-Generaal wordt ingediend door de Nederlandse ministerraad.

Consensusrijkswetgeving

De CDD beveelt de landsregeringen en de koninkrijksregering aan afspraken te maken in een zogenoemd ‘interinstitutioneel akkoord’ tot uitleg van het Statuut ten einde iedere onduidelijkheid weg te nemen over bepaalde aspecten met betrekking tot consensus rijkswetgeving. Dit akkoord zou in het bijzonder afspraken moeten bevatten ten aanzien van:

  1. de toepassing van de artikelen 12 en 18 Statuut,
  2. het niet langer vermengen van regels met betrekking tot Koninkrijksaangelegenheden en regels met betrekking tot landsaangelegenheden in een en dezelfde rijkswet,
  3. het uitgangspunt dat in (ontwerp)consensuswetgeving wordt bepaald hoe deze kan worden gewijzigd of beëindigd.

In het verleden is er sporadisch gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op grond van artikel 38, tweede lid, van het Statuut, onderlinge regelingen vast te stellen bij rijkswet of algemene maatregel van rijksbestuur. Dit soort rijkswetten en algemene maatregelen van rijksbestuur worden ook wel aangeduid als consensusrijkswetten respectievelijk consensus-algemene maatregelen van rijksbestuur aangezien de inhoud van de regeling door de betrokken landen gezamenlijk wordt bepaald.

In het kader van de staatkundige hervorming zijn afspraken gemaakt over regeling van bepaalde landsaangelegenheden in een consensusrijkswet of een consensus-algemene maatregel van rijksbestuur. Nederland, de Nederlandse Antillen, het eilandgebied Curaçao en het eilandgebied Sint Maarten hebben in verband hiermee een verklaring ondertekend over onder meer de betrokkenheid van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten bij de totstandkoming van de desbetreffende consensusrijkswetten en consensus-algemene maatregelen van rijksbestuur. Volgens deze verklaring verzekeren de partijen zich ervan dat gedurende het gehele proces van totstandkoming van een rijkswet of algemene maatregel van rijksbestuur tot en met de behandeling in de raad van ministers van het Koninkrijk is voldaan aan het consensusvereiste met betrekking tot Curaçao en Sint Maarten.

Voordat bezien wordt of er behoefte bestaat aan verdere verduidelijking van de procedure van consensusrijkswetgeving, is het van belang dat eerst bekeken wordt hoe de behandeling van de thans aanhangige voorstellen van consensusrijkswet verloopt. Bij de aanstaande parlementaire behandeling van deze consensusrijkswetsvoorstellen in het kader van de staatkundige hervorming zal blijken of er in de praktijk daadwerkelijk onduidelijkheden bestaan die verheldering behoeven.

Zelfstandige algemene maatregelen van rijksbestuur

Volgens de CDD zou de Koninkrijksregering de Staten-Generaal moeten verzekeren dat zij voor het uitvaardigen van zelfstandige algemene maatregelen van rijksbestuur dezelfde maatstaven hanteert als de Nederlandse regering doet voor zelfstandige algemene maatregelen van bestuur.

De aan de Koninkrijksregering gevraagde verzekering kan in deze brief niet worden geboden aangezien deze brief, zoals gezegd, geen reactie is van de Koninkrijksregering.

Het Statuut opent de mogelijkheid tot het vaststellen van een zelfstandige, dus niet op een rijkswet gebaseerde, algemene maatregel van rijksbestuur. Dat geldt zowel ten aanzien van Koninkrijksaangelegenheden als voor het vastleggen van onderlinge regelingen, bedoeld in artikel 38 van het Statuut. Van het instrument zelfstandige algemene maatregel van bestuur wordt overigens uiterst spaarzaam gebruik gemaakt.

Kiesrecht

Ten slotte beveelt de CDD aan om naast het passieve kiesrecht ook het actieve kiesrecht voor de Tweede Kamerverkiezingen toe te kennen aan (alle) Nederlanders woonachtig op Aruba, Curaçao en Sint Maarten van 18 jaar en ouder.

In reactie hierop wil ik verwijzen naar de notitie die ik op verzoek van de vaste commissie NAAZ bij brief van 13 december 2007 aan de Tweede Kamer heb gezonden (Kamerstukken II, 2007/08, 30 945, nr.8). In deze notitie wordt onder meer gewezen op de mogelijke effecten van toekenning van het kiesrecht.

DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten