Rouvoet blij met bewezen meerwaarde programmaministeries

‘Het bewijst dat we goede keuzes gemaakt hebben en op de goede weg zijn. Bovenal is dat positief voor de jongeren, gezinnen en de mensen in de wijken voor wie we ons inzetten.’ Met deze woorden reageert minister Rouvoet op een onderzoek van Berenschot naar het fenomeen programmaministerie.

Berenschot concludeert daarin dat zowel Jeugd en Gezin, als Wonen, Wijken en Integratie een ‘duidelijke meerwaarde hebben gedemonstreerd in hun beider beleidsvelden’. Rouvoet spreekt vandaag op een symposium dat Berenschot organiseert over programmaministeries.

In het onderzoeksrapport “De koning van het schaakbord of Jan zonder land?” beschrijven adviseurs van Berenschot de ervaringen met het nieuwe politiek-bestuurlijke fenomeen van programmaministeries. Ook worden aanbevelingen voor een volgende kabinetsperiode gedaan.

Het huidige kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie koos bij zijn aantreden in 2007 ervoor om twee belangrijke politiek-maatschappelijke thema’s (Jeugd & Gezin en Wonen, Wijken en Integratie) via een programmaministerie aan te pakken. Bedoeling was een effectieve, flexibele en integrale aanpak te ontwikkelen, die boven de bestaande verkokering zou uitstijgen. Naast politiek-bestuurlijke aansturing op het niveau van een minister, moest een geïntegreerde ambtelijk-organisatorische aanpak deze beleidsthema’s forse stappen verder brengen.

Berenschot velt een positief oordeel over de programmaministeries. Zowel Jeugd en Gezin als Wonen, Wijken en Integratie hebben veel aandacht op beide portefeuilles weten te vestigen. Ook vormen ze een ‘nuttig instrument om middelen, mensen en expertise rondom een brandende kwestie te mobiliseren en om verkokerd denken op betreffende terreinen te bestrijden’. Voor Jeugd en Gezin geldt dat er door Rouvoet sprake is van een “vice-premier bonus”.

Als een belemmering voor het functioneren van programmaministeries noemt Berenschot dat programmaministerschappen nog een “Fremdkörper” zijn in een klassiek kabinet. Berenschot beveelt dan ook aan om met programmaministeries ‘door te experimenteren en door te leren’.

Rouvoet is blij met de conclusies en aanbevelingen van Berenschot: ‘Een bevestiging van hoe we het ook zelf ervaren’. De minister voor Jeugd en Gezin wijst in zijn reactie ook op een rapport van de Raad voor het openbaar bestuur. Vorig jaar juni concludeerde de Rob al dat ook in een volgend kabinet weer programmaministers zouden moeten zitten.