Stimuleringsregeling voor kunstenaars werkt

De speciale wettelijke regeling voor kunstenaars bevordert de financiële zelfstandigheid van kunstenaars. Vier van de vijf kunstenaars die er gebruik van maken blijven nadien actief als kunstenaar en hebben een winstgevende beroepspraktijk. Zij zijn niet afhankelijk van de bijstand en kunnen naar eigen zeggen rondkomen van wat ze met hun werk verdienen. Dat blijkt uit de evaluatie van de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) over de afgelopen 5 jaar die staatssecretaris Klijnsma vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

De WWIK bestaat inmiddels vijf jaar. Zo’n 94 procent van de kunstenaars valt na gebruik op de WWIK niet terug op de bijstand. Staatssecretaris Klijnsma: “Dit is een goed resultaat. Het laat zien dat we het doel bereiken, namelijk: ‘zorgen dat kunstenaars snel op eigen benen kunnen staan met in de eerste jaren een klein beetje overheidshulp’ . Inkomensondersteuning in de eerste jaren zorgt ervoor dat kunstenaars later in eigen levensonderhoud kunnen voorzien.”

Verder blijkt de WWIK vooral voor jongeren goed te werken en kan de regeling een opstap naar de arbeidsmarkt zijn. Na gebruik van WWIK kunnen vooral jonge kunstenaars beter rondkomen dan voorheen van inkomsten uit werk. Ook doen jonge kunstenaars nauwelijks een beroep op de bijstand.

De WWIK draagt op twee manieren bij aan de opbouw van een winstgevende beroepspraktijk. Enerzijds hoeven kunstenaars niet te solliciteren en mogen ze bijverdienen naast de uitkering. Aan de andere kant stimuleert het kunstenaars snel een winstgevende beroepspraktijk op te bouwen: de uitkeringsduur is beperkt, ze hebben een lagere uitkering (70 procent van de bijstand), én ze moeten voldoen aan de eis om telkens zelf meer inkomsten te verwerven.

Opvallend is dat de meeste kunstenaars niet alleen positief zijn tegenover de eerste elementen, maar ook tegenover de laatste elementen, zoals de eis om elk jaar meer inkomsten te verwerven.