De positie van Nederland in een geglobaliseerde wereld

Gelegenheid: plussen en minnen van globalisering

Dames en heren,

Goedemiddag. Het is mij een groot genoegen vanmiddag met u bij te praten over de ups and downs van globalisering. Het is heel goed dat het CDA deze conferentie organiseert over een thema dat ons allemaal raakt. Het laat zien dat onze partij over de dijken heen kijkt, nadenkt over hoe internationale ontwikkelingen hun stempel drukken ook op de Nederlandse samenleving. We kijken als partij realistisch aan tegen de uitdagingen van globalisering, en we zien ook de kansen die globalisering biedt – kansen voor onze banen, onze veiligheid en ons klimaat.

Wat ik wil doen vanmiddag is met u spreken over de politieke kant van globalisering - hoe Nederland het best zijn belangen kan blijven behartigen in onze geglobaliseerde wereld, onder vasthouding van onze eigen waarden. Hoe we onze positie moeten bepalen in een omgeving die sterk aan verandering onderhevig is, met geopolitieke realiteiten die aan het verschuiven zijn. Een wereld die, daarop is vanmiddag al veel nadruk gelegd, in de greep is van een financiële crisis die zijn weerga niet kent, een wereld die het hoofd moet bieden aan klimaatverandering, armoede en de verspreiding van ziekten, nucleaire proliferatie en terrorisme. Allemaal uitdagingen die samenhangen met globalisering. Die als het ware het donkere gezicht van globalisering laten zien.

Toch is dat alles geen reden tot somberheid. De uitdagingen waarvoor we ons in de 21e eeuw gesteld zien, zijn grensoverschrijdend. Dat is zeker waar. Als we ons daarvan nog niet bewust waren, dan heeft de financiële crisis ons inmiddels wel met de neus op de feiten gedrukt. Maar het profijt dat we hebben van globalisering, is óók grensoverschrijdend. Dat is ook nadrukkelijk het uitgangspunt van het SER-advies over globalisering: dat we er, mits in goede banen geleid, bij te winnen hebben. Nederland heeft als handelsnatie altijd buitengewoon geprofiteerd van de toegenomen handels- en investeringsstromen in de wereld. We hebben er voor een groot deel onze welvaart aan te danken. Iedereen maakt dankbaar gebruik van nieuwe technologieën, de mogelijkheden om onszelf te informeren en met elkaar te communiceren zijn dankzij de IT-revolutie enorm toegenomen. Alle sprekers vanmiddag zijn actief op het world wide web: Herman, Ruud en ik hebben een eigen website – hoewel die van Ruud als ‘onofficieel’ wordt aangemerkt, dus ik weet niet of je daar zelf wel zo blij mee bent Ruud...Onno heeft een profiel op Forbes en Alexander vond ik terug op YouTube met een filmpje “ Nederland Prachtland”. Het is maar om aan te geven dat echt iedereen – ook de CDA coryfeeën – zijn digitale weg gevonden heeft - en we zien er kennelijk allemaal een nuttig communicatiemiddel in. Zelf probeer ik het Internet ook te gebruiken om wat tegenwicht te bieden aan die sombere stemming die rond globalisering hangt, om te laten zien welke vruchten we in Nederland kunnen plukken van de internationale ontwikkelingen om ons heen, en wat we eraan doen om de negatieve effecten te verzachten. Wat we er aan doen om globalisering voor Nederlanders in goede banen te leiden, eigenlijk.

Ik benadruk telkens dat globalisering niet iets zwart-wits is. Het brengt veel goeds, maar het werkt ook kwalijke zaken in de hand. Google Maps is handig voor vakantiegangers, maar ook voor potentiële terroristen. Kortom, globalisering zadelt ons op met een pakket aantrekkelijke en minder aantrekkelijke dingen. En het is geen keuzemenu. Je kunt niet zeggen: wel de lusten, niet de lasten.

Nu ben ik er van overtuigd dat de kwaal het best bestreden kan worden met haar eigen oorzaak. Daarmee bedoel ik dat de uitwassen van globalisering moeten worden aangepakt door middel van een internationale respons, die alleen in een geglobaliseerde wereld tot stand kan komen. We zijn allemaal aandeelhouders in hetzelfde systeem, we ondervinden allemaal dezelfde nadelen en in potentie delen we dezelfde voordelen. Je zou het soms niet denken, maar de hele wereld heeft gemeenschappelijke belangen. Er is meer dat ons bindt, dan dat ons scheidt. Wat we nu, in deze tijd van crisis, vooral niet moeten doen is ons systeem, dat gebouwd is op open economieën, vrijheid en democratie, afschrijven. In plaats daarvan moeten we vertrouwen op het zelfherstellend vermogen van dat systeem. Dat is niet hetzelfde als een laissez faire beleid bepleiten – verre van. Ik ben het met Herman Wijffels eens dat de menselijke maat weer richtinggevend moet worden. The sky is niet the limit. We moeten dus niet alles aan de markt overlaten, we hebben gezien waartoe ongebreidelde hebzucht kan leiden. Maar dat wil niet zeggen dat nu het hele principe van de vrije markt overboord moet. Ik hoorde president Obama hetzelfde zeggen tijdens zijn inaugurele rede: het gaat er niet om of de markt een kracht ten goede of ten kwade is. De kracht van de markt om welvaart en vrijheid te verspreiden is ongekend. Maar zonder een toeziend oog kunnen excessen ontstaan. Dat moeten we tegengaan, en daar moeten we samen aan werken.

Degenen die bij deze ‘herstelwerkzaamheden’ het voortouw nemen zijn overigens niet de opkomende machten. Rusland wist niets beters te doen dan zijn beurs te sluiten. Geen van de nieuwe economieën heeft zijn sovereign wealth funds ingezet om het kapitaalverkeer weer op gang te brengen, ondanks het feit dat ze graag een grotere rol willen spelen op het wereldtoneel. Maar ze schuwen nog terug voor de verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt. Nee, het initiatief lag bij de oude machten, bij de Europese leiders met name. Ook Nederland heeft zijn partij meegeblazen, door maatregelen voor te stellen – op het gebied van toezicht – waardoor toekomstige financiële crises voorkomen moeten worden. Dat is één van de redenen dat wij hebben kunnen deelnemen aan de belangrijke bijeenkomst van de G20 in Washington, afgelopen november.

In zijn slotverklaring heeft de G20 óók een sterk vertrouwen uitgesproken in het herstellend vermogen van het systeem. Marktprincipes, vrije handel en investeringen en effectief gereguleerde financiële markten zorgen voor dynamiek, innovatie en ondernemerschap, en dat is essentieel voor economische groei, werkgelegenheid en armoedebestrijding, zo stelt de verklaring. Ik ben het daar van harte mee eens en hoop dan ook dat landen niet zullen overgaan tot protectionisme. De G20-verklaring spreekt zich daar tegen uit, maar het verloop van de Doha-ronde geeft wat dat betreft weinig aanleiding tot optimisme. Ook de ‘buy American’ campagnes in de VS zijn geen goed voorteken. Ik hoop dat de nieuwe president wat dit betreft een rechte rug zal houden. Juist in deze tijd zou het desastreus zijn als ieder land zich op zichzelf gaat richten.

Dames en heren,

Na deze achtergrondschets kom ik nu bij de kern van mijn verhaal. Hoe kan Nederland zijn belangen blijven behartigen in deze snel veranderende en onzekere wereld? Voor mij is het antwoord op die vraag gelegen in het vasthouden aan onze waarden en het aangaan van nauwe betrekkingen met landen die deze waarden delen.

Een enkel woord over de rol van waarden in de Nederlandse buitenlandse politiek. Zoals u weet, zijn de waarden die ten grondslag liggen aan onze samenleving, de waarden die voortkomen uit de joods-christelijke traditie - gerechtigheid, gelijkwaardigheid, solidariteit, humaniteit en vrijheid - mij ontzettend dierbaar. Toen ik aantrad als minister van Buitenlandse Zaken heb ik dan ook niet geaarzeld die waarden centraal te stellen in het Nederlands buitenlands beleid. Temeer omdat ik zie dat ze wereldwijd onder druk staan. Mensenrechten, die voor iedereen, overal en altijd zouden moeten gelden, worden wereldwijd geschonden. Maar niet alleen dat, het hele concept wordt openlijk in twijfel getrokken: alsof die rechten een exclusief bedenksel van de Westerse wereld zouden zijn. Daar verzet ik me tegen – dat is niet hoe het is! Vanuit mijn christen-democratische overtuiging, en u zult dat met me eens zijn, vind ik dat iedereen recht heeft op een menswaardig bestaan – en daar wil ik me voor inzetten. Omdat ik dat als een morele plicht beschouw, maar ook, en dat is zeker zo belangrijk, omdat wij allemaal beter af zijn in een wereld waar mensenrechten worden gerespecteerd en de regels van de rechtsstaat worden nageleefd. Er is dus ook duidelijk sprake van een Nederlands belang.

Nederland heeft van oudsher altijd sterk ingezet op internationale verbanden: het op recht en regels gebaseerde internationale systeem. Dat verschaft ons land, dat kwetsbaar is vanwege zijn omvang en zijn open oriëntatie, bescherming. En bovendien is het, ik zei het net al, the right thing to do. Het bevorderen van de internationale rechtsorde is niet voor niets in onze Grondwet verankerd.

De laatste tijd staan die internationale verbanden onder druk. Er is kritiek op de Verenigde Naties: de Veiligheidsraad weerspiegelt nog steeds de na-oorlogse verhoudingen en is niet representatief genoeg. Er is kritiek op de internationale financiële instellingen: ook die bieden onvoldoende ruimte aan nieuwe geopolitieke realiteiten. Door al deze kritiek wordt het steeds minder gemakkelijk om binnen onze oude vertrouwde internationale verbanden effectief te kunnen optreden.

Nederland vindt dat de internationale ordening moet worden aangepast aan de eisen van deze tijd. Als we dat niet doen, zal de legitimiteit van die verbanden steeds verder afbrokkelen. En we hebben die organisaties, de VN, het IMF, de Wereldbank, juist zo hard nodig om samen een oplossing te vinden voor de uitdagingen die ik eerder al noemde. Dus we blijven inzetten op multilateralisme, we blijven proberen andere landen erbij te trekken, aan boord te hijsen. We hebben geen alternatief.

Maar tegelijkertijd halen we de banden aan met gelijkgezinde landen, trekken we nauwer op met landen die onze waarden delen. Binnen de Europese Unie natuurlijk. Dat is bij uitstek ook een waardengemeenschap. Ook de trans-Atlantische relatie blijft een hoeksteen van ons buitenlands beleid. We delen zoveel met de Amerikanen, en we hebben hun leiderschap heel hard nodig in deze wereld. Ik ben dan ook blij dat president Obama heeft aangegeven dat Amerika dat leiderschap wil nemen, onder vasthouding van de waarden die ook ten grondslag liggen aan de Amerikaanse samenleving: vrijheid, democratie en mensenrechten. Ik hoop dat hij met ons een stevige impuls wil geven aan het vervolmaken van de op recht en regels gebaseerde internationale ordening: het VN-systeem en andere internationale verbanden.

We halen ook de banden aan met andere landen die ons na staan. Vorig jaar bezocht ik, mede om die reden, Zuid-Korea en Japan. Nu kom ik net terug uit Australië en Nieuw-Zeeland. Sommige mensen vragen: ‘wat heb je daar te zoeken?’ Maar ondanks het feit dat die landen 16.000 kilometer van ons verwijderd zijn, voelt het daar bijna als thuis, zozeer zijn we hetzelfde. Dat is me echt opgevallen toen ik daar was. En ik heb me gerealiseerd: als we zo goed kunnen samenwerken in Afghanistan, dan kan dat ook op andere terreinen. Binnen de VN, op het gebied van klimaat, ontwapening, responsibility to protect, mensenrechten. Daar wil ik dus werk van maken. Want in deze wereld is het goed om te weten wie je vrienden zijn.

Dames en heren,

Dat is dus de grondhouding van het Nederlands buitenlands beleid: vanuit vaste waarden zetten we in op een hervormd multilateralisme en we proberen daarin zoveel mogelijk op te trekken met onze vrienden, de landen met wie we ons het meest verwant voelen. We willen de goede krachten mobiliseren, als het ware, om zo wereldwijde veranderingen tot stand te brengen. Dat is helemaal in de lijn van de boodschap die president Obama in zijn inaugurele rede centraal stelde: dat een “new era of responsibility” is aangebroken, en dat we samenwerking moeten zoeken met alle leiders die bereid zijn repressie te laten varen, of zoals Obama het zelf zei, “to unclench their fist”. Met die samenwerking behartigen we ook het Nederlands belang: als handelsnatie hebben wij baat bij een wereld waarin de spelers zich aan de spelregels houden.

Maar nu even praktisch: aan welke tafels wordt het spel gespeeld? Hoe kunnen wij daar onze stem laten horen? En hoe succesvol is dat?

Het zal u niet verbazen als ik zeg dat Nederland allereerst zijn kaarten zet op de Europese Unie. Dat is immers onze natuurlijke habitat – daar horen we bij, daar zijn we thuis. Europa, als verzameling van 27 lidstaten, is als waardengemeenschap ook een machtsfactor om rekening mee te houden. De Europese Monetaire Unie heeft ons toch maar behoed voor het soort val dat IJsland heeft gemaakt als gevolg van de financiële crisis. Dat wij er minder slecht voorstaan, hebben we ook te danken aan de euro, die bij de invoering nog zo verguisd werd, en aan het stabiliteits- en groeipact. De EU heeft onmiskenbaar zijn waarde bewezen voor ons land. En dat zal ook in de toekomst niet anders zijn.

Maar wat voor EU staat ons voor ogen? De komende decennia zullen we worden ingehaald door landen met een sterkere economische groei, die een grotere rol voor zichzelf zullen opeisen. Dat heeft consequenties voor onze eigen positie. De EU moet daarop voorbereid zijn, zichzelf daar ook op inrichten. Wat niet zal werken, is het ene half jaar een Frans voorzitterschap, met de bijbehorende dadendrang en goede resultaten, en het andere half jaar een veel onzichtbaarder rol, simpelweg omdat er een ander dan Nicolas Sarkozy achter het stuur zit. De Fransen hadden overigens tijdens hun Présidence minder oog voor de Brusselse instellingen en verhoudingen dan een land als Nederland lief zou moeten zijn – alle goede resultaten ten spijt. Onze belangen mogen niet ondergeschikt worden gemaakt aan die van de grote lidstaten: over de band van de Europese instellingen moeten we daar tegenwicht aan bieden.

In mijn optiek is het Verdrag van Lissabon dus onvermijdelijk, we hebben dat echt nodig. Een vaste voorzitter van de Europese Raad, een Hoge Vertegenwoordiger plus. Zij moeten de EU een vast gezicht geven in de wereld, zorgen voor de broodnodige continuïteit, in presentie èn prestatie. Of het daarbij gunstig is voor Nederland – een goede middenmoter qua informele invloed in de EU - als zo’n vaste voorzitter een politiek zwaargewicht is, weet ik niet op voorhand zeker. Maar een zwak figuur moet het zeker ook niet zijn: de Unie moet wel als serieuze partner kunnen aanschuiven aan de “ vergadertafel der groten” en bovendien willen we geen voorzitter hebben die alleen zijn oren laat hangen naar de grote lidstaten – en die kans loop je wel als de voorzitter zelf geen stevig type is. Eén ding is me wel duidelijk: ook binnen de EU zal Nederland allianties moeten blijven vormen, moeten aanschuiven bij lidstaten die op bepaalde onderwerpen gelijke belangen en gelijke inzichten hebben als wij. Dat kan op ad hoc basis, maar het kan en moet ook gestructureerd, bijvoorbeeld door middel van de Benelux. Met België en Luxemburg werken we bijvoorbeeld veel samen op het gebied van energie. Die samenwerking is absoluut geen zaak van het verleden.

Die alliantievorming speelt ook binnen andere internationale verbanden een grote rol. De Verenigde Naties is een onmisbare organisatie als we het hebben over het in goede banen leiden van globalisering. Er mag wel veel scepsis heersen over wat de VN nu precies kan bewerkstelligen, ik wil daar toch voorzichtig in zijn. We moeten ons wel realiseren dat de VN het enige platform is waarin 192 lidstaten vertegenwoordigd zijn en met elkaar praten. En dat heeft ook heel vaak tot positieve resultaten geleid. Ik wil de VN dan ook zeker niet afschrijven, al zijn hervormingen wel noodzakelijk om de organisatie uit te rusten voor de 21e eeuw. Ook hier zoekt Nederland doorlopend naar bondgenoten. We proberen aan te haken bij gelijkgezinden en onze positie ook via de invloed van anderen voor het voetlicht te brengen. Natuurlijk rekenen we op Europese coördinatie, natuurlijk blijven we er aan werken dat de aanwezige Europese lidstaten, bijvoorbeeld in de Veiligheidsraad, ook een gemeenschappelijk geluid vertolken, maar we gaan in de tussentijd zeker niet op onze handen zitten. We blijven zoeken naar bondgenoten, manieren om onze invloed groter te maken dan die op papier misschien is.

Dat geldt ook voor een onderwerp dat momenteel heel actueel is: de aanpassing van de internationale financiële architectuur. Discussies daarover vinden nu plaats onder de paraplu van de G20, een forum waar voorheen misschien weinig mensen weet van hadden, een overlegorgaan tussen ministers van Financiën, in eerste instantie. Maar nu zijn de ogen van de wereld gericht op deze club, die een hoofdrol heeft gekregen bij het bestrijden van de financiële crisis en het voorkomen van toekomstige crises. De verwachtingen zijn hooggespannen, omdat het lidmaatschap van de G20 representatiever is dan dat van de G8 (China zit erbij, India, Brazilië, Zuid-Afrika) maar nog wel klein genoeg om iets tot stand te kunnen brengen.

Ook in dit forum, waar Nederland in beginsel geen lid van is, zoeken we naar manieren om onze stem te laten horen: rechtstreeks – zoals in Washington, toen wij op het ticket van het Franse voorzitterschap aan tafel zaten - of indirect, via anderen. Nederland heeft heel wat in huis en ik zie dan ook geen aanleiding onze invloed (formeel danwel informeel) te onderschatten: we hebben het derde pensioenfonds ter wereld, zijn de zesde investeerder, de vijfde contribuant aan de Verenigde Naties, de zevende bancaire sector en de zestiende economie. Daarnaast voldoen we, als één van de weinige landen ter wereld aan de internationale norm voor ontwikkelingssamenwerking en staan we welwillend tegenover hervormingen die de internationale instellingen representatiever moeten maken. Om die reden kunnen wij een nuttige brugfunctie vervullen naar ontwikkelingslanden. Als aanvoerder van een grote kiesgroep zijn we ook een belangrijke speler in het IMF en de Wereldbank. En mensen weten dat ze op ons kunnen rekenen: we hebben ons altijd een betrouwbare bondgenoot getoond: of het nu gaat om betalingsbalanssteunoperaties of onze bijdrage aan internationale vredesoperaties, zoals de NAVO-missie in Afghanistan: we nemen internationaal onze verantwoordelijkheid.

En last but not least hebben we inhoudelijk veel bij te dragen; we hebben veel expertise op het gebied van toezicht, bijvoorbeeld. In de aanloop naar de Washington bijeenkomst hebben we laten zien ons actief en constructief op te stellen: Nederland heeft verschillende voorstellen op tafel gelegd waarop binnen de EU en de G20 is voortgebouwd. Ook nu dragen we inhoudelijk ons steentje bij, in het kader van de verschillende werkgroepen die de volgende bijeenkomst in Londen, in april aanstaande, voorbereiden. Nederland levert in ieder geval een deskundige die deelneemt aan de werkgroep over regulering en integriteit van de financiële markten.

Dames en heren,

De kern van mijn verhaal is dus dat we in een geglobaliseerde wereld, waarin de machtsverhoudingen aan het verschuiven zijn, ons sterk moeten blijven inzetten voor een multilateralisme dat werkt, een hervormd multilateralisme – maar wel een multilateralisme dat geschoeid is op universele waarden. Om dat te bereiken, maar ook voor het geval dat het allemaal niet zo voorspoedig verloopt, zoeken we naar allianties met landen die op dezelfde wijze in de wereld staan als wij: die dezelfde waarden hebben, met wie we onze belangen delen. Die alliantievorming moet onze invloed versterken. De EU is natuurlijk onze eerste focus: als waardengemeenschap en als machtsblok. Maar we kijken ook verder: naar de Amerikanen, de Japanners, de Australiërs etcetera. Uitstekende betrekkingen met die bondgenoten kunnen ons goed van pas komen bij het behartigen van de Nederlandse belangen in de wereld – vandaar dat ik mij er hard voor inzet die banden aan te halen.

Dank u wel.