Jaarrede voor Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel

Gelegenheid: Jaarrede voor Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel

Hartelijk dank Jerome, en ook veel dank aan de vorige voorzitter van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, de heer Frans Koelman, die mij al eerder uitnodigde naar Limburg te komen – dat kon toen helaas niet doorgaan vanwege een buitenlandse reis.

Dames en heren,

Ik ben zeer vereerd dat u mij gevraagd heeft vanavond de jaarrede uit te spreken, aansluitend aan uw ledenvergadering. Ik doe dat met veel plezier. U had geen geschiktere locatie kunnen uitkiezen voor een minister van Buitenlandse Zaken, want het buitenland is hier in Valkenburg wel heel dichtbij. Op de website van hotel Voncken, waar we vanavond te gast zijn, staat dat het hotel gunstig gelegen is in de Euregio, en dat is natuurlijk ook zo: steden als Maastricht, Luik, Aken, Keulen en Düsseldorf bevinden zich allemaal op een steenworp afstand van hier.

Ik ben blij dat de nabijheid van het buitenland hier als een pluspunt wordt ervaren, want daar wordt soms ook heel anders over gedacht. Maar al te vaak wordt de nadruk gelegd op de bedreigingen die van het buitenland uitgaan, met voorbijgaan aan de kansen die het buitenland ons ook biedt. En dat terwijl Nederland zo’n groot deel van zijn welvaart te danken heeft aan internationale handel en internationale investeringen. Toch hebben we de neiging nogal pessimistisch naar het buitenland te kijken: al het goede komt van boven, zoals we hier in Limburg weten, maar al het slechte komt van buiten, zoals sommige politici er aan toevoegen. Die wijzen graag op het gevaar, of de lasten van globalisering, terwijl ze de lusten gemakshalve buiten beschouwing laten. Zo’n selectieve benadering klopt natuurlijk niet: globalisering heeft aantrekkelijke en minder aantrekkelijke kanten – het is geen keuzemenu waaruit je naar believen kunt kiezen. Maar het is waar: je krijgt alles en je kunt niet doen alsof het niet bestaat.We wisselen net zo snel informatie uit over een kookrecept als over een handleiding van het maken van een bom. Je kunt de buitenwereld, zeker in een open economie als de onze, niet buitensluiten. Ik beschouw het als minister van Buitenlandse Zaken als mijn taak de lusten van globalisering te optimaliseren en de lasten te minimaliseren.

En daarnaast beschouw ik het toch een beetje als mijn taak om wat tegenwicht te bieden aan die sombere stemming over de internationale ontwikkelingen. Ik wil dat vanavond ook doen. En ik kan dat vanavond ook doen, omdat ik juist in deze regio met eigen ogen kan zien hoe ondernemende Nederlanders voordeel halen uit hun relaties met het buitenland. Dat zagen we ook afgelopen september, toen Buitenlandse Zaken naar Limburg kwam, tijdens de jaarlijkse ambassadeursconferentie, om zo een beter beeld te krijgen van hoe het buitenland de ontwikkelingen in Nederland mede bepaalt. Er worden hier veel kansen aangegrepen, ondernemers aan weerszijden van de grens weten elkaar goed te vinden, al dan niet met behulp van de omliggende consulaten. Dat stemt optimistisch, ook in de moeilijke tijden waarin we nu verkeren. Iets van dat optimisme wil ik vanavond graag overdragen.

Ik zou vanavond drie dingen met u willen bespreken: één: de positie van Nederland in een geglobaliseerde wereld, die sterk aan verandering onderhevig is. Twee: hoe het tij van de financiële crisis gekeerd moet worden en drie: het belang van grensoverschrijdende samenwerking voor de Nederlandse economie. Eigenlijk zoom ik dus steeds verder in: ik begin met een helikopterview van de wereld, dan daal ik af tot Nederland, en tot slot keer ik weer met beide benen in hotel Voncken terug, hier in Valkenburg, midden in de Euregio.

(Nederland in de wereld)

Dames en heren,

Er wordt deze dagen nogal wat gesproken en geschreven over de veranderende machtsverhoudingen in de wereld. En inderdaad: we beleven momenteel een verschuiving van economische – en ook van politieke en militaire – macht, voornamelijk in Oostelijke richting. De opkomst van Azië betekent zeker niet dat de Westerse rol op het wereldtoneel is uitgespeeld, maar wel dat andere machtscentra aan belang winnen. Hoewel we natuurlijk nog moeten zien hoe iedereen uit de financiële crisis komt: ook China, ook Rusland, hebben hieronder te lijden, net zo goed als ieder ander en wie weet nog meer. Hoe de balans uitslaat, kunnen we pas op de langere termijn beoordelen. We leven dus momenteel in onzekere tijden.

Nu hoeven we ons niet per se zorgen te maken over de verschuivende machtsevenwichten – de opkomst van andere economieën biedt immers veel kansen – zeker voor een handelsnatie als Nederland – maar we moeten ons wel bewust zijn van de gevolgen, en op de nieuwe situatie inspelen. Die nieuwe spelers zullen ook willen meespelen – ze willen niet aan de zijlijn blijven staan toekijken. Het Westen zal dus ruimte moeten maken. Daarmee bedoel ik dat het Westen afstand zal moeten doen van een deel van zijn gevestigde belangen en een grotere rol van opkomende machten in internationale organisaties zal moeten accommoderen. Neem bijvoorbeeld de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties: daarin zitten niet Japan, India, Brazilië, Zuid-Afrika. Landen met een groot economisch gewicht, dat zich nu echter niet vertaalt in een politieke stem. Ook de internationale financiële instellingen, het IMF en de Wereldbank, zijn nog te veel exclusieve clubs, waarin een groot deel van de wereldeconomie zich niet vertegenwoordigd voelt. Drie miljard mensen uit China, India en Brazilië vragen zich af waarom de president van de Wereldbank altijd per se een Amerikaan moet zijn, en de president van het IMF per se een Europeaan – en waarom zijzelf daarvan dus per definitie zijn uitgesloten. We zullen die organisaties moeten hervormen om het systeem geloofwaardig te houden.

Maar als die opkomende machten een grotere rol krijgen toebedeeld – en ik vind in beginsel dat zij daar inderdaad recht op hebben – dan zullen zij ook een grotere verantwoordelijkheid moeten nemen – we mogen dan van ze verwachten dat zij zich opstellen als verantwoordelijke aandeelhouders in het internationale systeem. Dat is echter nog geen vanzelfsprekendheid. Hun optreden tijdens de financiële crisis heeft dat wel aangetoond: zo hebben de nieuwe economische grootmachten hun sovereign wealth funds niet aangewend om leven terug te brengen in het internationale financiële handelsverkeer. We hebben aan de ene kant dus te maken met uitdagingen die we uitsluitend samen het hoofd kunnen bieden – denk aan de kredietcrisis, maar ook aan klimaatverandering, aan de strijd tegen terrorisme en internationale misdaad. Maar aan de andere kant maken de machtspolitieke verschuivingen het gezamenlijk optreden juist minder evident – zeker ook omdat veel landen niet vanzelfsprekend onze visie op vrijheid, democratie en mensenrechten delen. Waarden die voor ons, voor mij persoonlijk ook, juist richting moeten geven aan die internationale ordening. Die waarden vormen het fundament onder het internationale stelsel – en juist dat fundament staat nu ter discussie! Omdat veel landen die internationale universele waarden in toenemende mate afdoen als een Westerse uitvinding.

Het is heel bemoedigend dat president Obama in zijn inaugurele rede sprak over een nieuw tijdperk van verantwoordelijkheid, a new era of responsibility. Hij wil samenwerking zoeken met landen die bereid zijn repressie te laten varen, op basis van wederzijdse belangen en wederzijds respect. Ik hoop dat de nieuwe Amerikaanse regering dat zal doen binnen de kaders van de internationale verbanden waar zij ook deel van uitmaken, zoals de VN. Daar zullen de Amerikanen Nederland zeker aan hun zijde vinden. Ook Nederland wil namelijk graag samenwerken met andere landen, binnen een op recht en regels gebaseerd internationaal systeem. Nederland heeft van oudsher zwaar geïnvesteerd in internationale verbanden, omdat dat ons land – dat klein is in oppervlakte en een open oriëntatie heeft – bescherming biedt. En bovendien is het the right thing to do. Het bevorderen van de internationale rechtsorde is niet voor niets in onze Grondwet verankerd. We hopen natuurlijk van harte dat we dit samen met de Amerikanen zullen kunnen doen.

Als landen zich afkeren van het internationale systeem, zoals we nu zien, omdat zij zich niet vertegenwoordigd voelen, of omdat ze de waarden en regels die aan dat systeem ten grondslag liggen, niet erkennen, komt dat de stabiliteit in de wereld niet ten goede. Daarmee komen de Nederlandse belangen in het geding - ons land vaart er als handelsnatie immers wel bij als iedereen zich opstelt als een verantwoordelijke aandeelhouder, en zich aan de internationale spelregels houdt. Daar is ook het bedrijfsleven bij gebaat, want het is veel prettiger zaken doen in landen waar de mensenrechten worden gerespecteerd en de regels van de rechtsstaat worden nageleefd. We hebben er dus alle belang bij vast te houden aan die internationale ordening, landen erbij te trekken, aan boord te hijsen.

Om dat te bereiken zet ik juist ook in op het aanhalen van banden met landen waarmee wij veel van onze waarden, al dan niet geheel, delen: gelijkgezinde landen, zogezegd. Ik denk dat het in de onzekere wereld van vandaag goed is om te weten wie onze vrienden zijn. Juist omdat me met onze vrienden dezelfde waarden en uitgangspunten delen, kunnen zij ons helpen het Nederlands belang in de wereld te behartigen. Natuurlijk heb ik het dan over onze buurlanden, de Europese Unie. Natuurlijk heb ik het over de Verenigde Staten, met wie Nederland zich sterk verbonden voelt. Maar ik heb het ook over andere landen, die zich eerder misschien een beetje aan onze blik onttrokken, maar met wie we toch heel veel gemeen hebben: landen als Australië en Nieuw-Zeeland, Japan, Zuid-Korea, Singapore, Indonesië. Ik bezocht al die landen de afgelopen tijd om de banden aan te halen en te kijken waar we nauwer kunnen samenwerken. Ik sprak tijdens die reizen ook altijd met Nederlandse ondernemers, en zij bevestigden dat die internationale ordening ook voor hen van groot belang is: die ordening levert een meer voorspelbare, stabiele omgeving op waarin beter zaken gedaan kunnen worden. En trouwens, het bedrijfsleven helpt zelf ook mee die stabiele omgeving te bereiken: bijvoorbeeld door maatschappelijk verantwoord te ondernemen, oog te hebben voor mens en milieu. Dat juich ik van harte toe - zo versterken we elkaars inspanningen.

Economische samenwerking is een belangrijk onderdeel van de bredere betrekkingen die Nederland met andere landen onderhoudt. Het is één van de bindmiddelen voor Nederland: door zaken te doen met andere landen groeien we dichter naar elkaar toe, en juist met de landen waarmee we ons het meest op ons gemak voelen, doen we de meeste zaken. De bulk van de Nederlandse export gaat op het moment naar bestemmingen binnen de EU – en dan nog vooral naar België en Duitsland – en de Verenigde Staten. Ik zou u, als vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, ook eens willen aanmoedigen verder te kijken dan uw vertrouwde exportmarkten. Denk ook eens aan een land als Japan, of Brazilië. Misschien minder gemakkelijke markten, maar daar ligt wel voor een belangrijk deel de toekomst! Ik weet dat de Maatschappij voor Nijverheid en Handel dit voorjaar twee lezingen organiseert in het kader van vierhonderd jaar handelsbetrekkingen tussen Nederland en Japan, misschien kunnen die ter oriëntatie en wie weet ter inspiratie dienen!

En overigens, ik wil het hier nog maar eens heel duidelijk zeggen: Buitenlandse Zaken biedt daarbij graag ondersteuning. U mag van onze ambassades en economische steunpunten verwachten dat u zo goed mogelijk wordt geïnformeerd over marktkansen en potentiële partners. We verlenen diensten op maat aan het bedrijfsleven en in het regeerakkoord hebben we gezegd dat we die dienstverlening nog willen verbeteren. Bij de rijksbrede taakstelling die momenteel in volle gang is, is het dan ook de inzet om de economische functie te behouden en te versterken. Dat is ook precies waarom ik besloten de honorair consulaten in de grensstreek, waaronder die in Aken en Keulen, open te houden. De consulaten-generaal in Hamburg en Frankfurt zullen worden omgevormd in Netherlands Business Support Offices, die zich geheel zullen richten op economische dienstverlening. Dat is winst ook voor het bedrijfsleven in deze regio! Het is een kerntaak van onze ambassadeurs en medewerkers op de posten om economische diplomatie te bedrijven en economische dienstverlening te bieden: zij zitten daar onder andere om uw belangen te behartigen, maakt u daar alstublieft gebruik van! Het is goed om, als u overweegt internationaal te gaan ondernemen, zich in Nederland alvast zo goed mogelijk te oriënteren. Ik verwijs u graag naar de Economische Voorlichtingsdienst en de website www.internationaalondernemen.nl - daar ziet u precies wat u van de overheid kunt verwachten.

(de financiële crisis: inzetten op verduurzaming economie)

Dames en heren,

In de veranderende wereld die ik u zojuist schetste, probeert Nederland zijn belangen – en dat zijn dus ook de belangen van het Nederlands bedrijfsleven! – te behartigen door in te zetten op een internationale aanpak – op een hervormd multilateralisme dat gebaseerd is op universele waarden, recht en regels. Daarbij is ons ‘relatiebeheer’ essentieel: we kijken heel goed hoe we onze invloed kunnen aanwenden, rechtstreeks, maar ook via anderen, door allianties te vormen met landen die ons na staan. We proberen als het ware de goede krachten te mobiliseren om wereldwijde veranderingen in ons voordeel te bewerkstelligen. Dat is in de kern waar ik als minister van Buitenlandse Zaken mee bezig ben.

Een onderwerp dat momenteel heel actueel is en waar dus veel van onze aandacht naar uit gaat is de aanpak van de financiële crisis, waarvan de effecten zich wereldwijd doen voelen, ook dichter bij huis, in Europa, in Nederland, in Valkenburg. Ook hier geldt dat we een internationale aanpak nodig hebben om de gevolgen van deze crisis te verzachten en te voorkomen dat er in de toekomst nog eens zoiets gebeurt. Vanwege de grote onderlinge verwevenheid van de banken en de reële economieën is er in ons eentje geen redden aan: we hebben elkaar nodig willen we effect kunnen boeken.

Wat we nu, in deze tijd van crisis, vooral niet moeten doen is ons systeem, dat gebouwd is op open economieën, vrijheid en democratie, afschrijven. In plaats daarvan moeten we vertrouwen op het zelfherstellend vermogen van dat systeem. Dat is niet hetzelfde als een laissez faire beleid bepleiten – verre van. Ook ik vind dat de menselijke maat weer richtinggevend moet worden. The sky is niet the limit. We moeten dus niet alles aan de markt overlaten, we hebben gezien waartoe ongebreidelde hebzucht kan leiden. Maar dat wil niet zeggen dat nu het hele principe van de vrije markt overboord moet. Ik hoorde president Obama hetzelfde zeggen tijdens zijn inaugurele rede: het gaat er niet om of de markt een kracht ten goede of ten kwade is. De kracht van de markt om welvaart en vrijheid te verspreiden is ongekend. Maar zonder een toeziend oog kunnen excessen ontstaan. Dat moeten we tegengaan, en daar moeten we dus samen aan werken. Een zekere mate van toezicht en regulering is daarbij onmisbaar.

De G20 heeft het voortouw gekregen bij het bestrijden van de financiële crisis. Tijdens de laatste bijeenkomst van de G20, in Washington, afgelopen november – Nederland was daar bij – spraken die landen ook een sterk vertrouwen uit in het herstellend vermogen van het systeem. Marktprincipes, vrije handel en investeringen en effectief gereguleerde financiële markten zorgen voor dynamiek, innovatie en ondernemerschap, en dat is essentieel voor economische groei, werkgelegenheid en armoedebestrijding, zo stelt de slotverklaring. Ik ben het daar van harte mee eens en hoop dan ook dat landen niet zullen overgaan tot protectionisme. De G20-verklaring spreekt zich daar tegen uit, maar het verloop van de Doha-ronde geeft wat dat betreft weinig aanleiding tot optimisme. Ook de ‘buy American’ campagnes in de VS zijn geen goed voorteken. Ik hoop dat de nieuwe president wat dit betreft een rechte rug zal houden. Juist in deze tijd zou het desastreus zijn als ieder land zich op zichzelf gaat richten. Die les hebben we in het verleden wel geleerd. We moeten niet internationale handel de nek omdraaien in een vruchteloze poging onze eigen bedrijven de hand boven het hoofd te houden. Ik wil u ter geruststelling meegeven dat Nederland zich daar fel tegen zal verzetten: protectionisme is zeker niet in het belang van onze exportgerichte economie.

Maar, zult u als ondernemer zeggen: makkelijk gezegd daar vanuit Den Haag, maar niet zo makkelijk gedaan, mijn bedrijf heeft het moeilijk! Daarom geeft het kabinet bedrijven op dit punt ook een steuntje in de rug, want we willen u als ondernemers ook tijdens de kredietcrisis de mogelijkheid bieden om te blijven ondernemen, te blijven investeren, te blijven exporteren en te blijven innoveren. Daarom heeft het kabinet onlangs een aantal financieringsregelingen uitgebreid, die het voor bedrijven allemaal net wat makkelijker moeten maken. Zo komen we het exporterende bedrijfsleven tegemoet door het systeem van exportkredietverzekeringen uit te breiden. Want het is voor Nederland natuurlijk enorm belangrijk dat we onverminderd kunnen exporteren naar landen als Rusland, Kazachstan, de Baltische staten en andere landen.

Ook komen er ruimere garanties voor banken en investeringsmaatschappijen die geld steken in snelgroeiende bedrijven (de zogenaamde groeifaciliteit). Ook grotere bedrijven (met meer dan 250 werknemers) kunnen nu gaan profiteren van die groeifaciliteit. Het kabinet staat garant voor de helft van het bedrag bij investeringen tot maximaal 50 miljoen euro. De schadepost voor een bank of een investeringsmaatschappij is dus maximaal 25 miljoen.

En eerder heeft het kabinet al de garantieregeling voor het MKB verruimd. De overheid stond al garant voor leningen aan bedrijven tot maximaal 100 werknemers. Met de uitbreiding van de regeling krijgen nu bedrijven tot maximaal 250 werknemers extra steun in de rug. Voor starters staat de overheid garant voor leningen tot 200.000 € (dat was eerst 100.000 €). Het maximale garantiebedrag per bedrijf is verhoogd naar 1,5 miljoen euro (was eerst 1 miljoen.) Inmiddels maken al 65 bedrijven gebruik van deze verruimingen: in 59 gevallen betreft het startende ondernemingen. U staat er dus als ondernemer niet alleen voor, de overheid speelt in op uw situatie en moedigt u aan te blijven doen wat u al zo goed deed.

Ook regionaal zijn maatregelen getroffen. Voor de regio Zuidoost Nederland is een mobiliteitscentrum geopend in Eindhoven, waar mensen worden geholpen die door de kredietcrisis tijdelijk zonder werk zitten. De Kamer van Koophandel heeft een meldpunt kredietcrisis opgestart en er is nog eens netjes op een rijtje gezet wat de meest relevante subsidies zijn voor bedrijven.

Het lokaal bestuur moet zelf ook een actieve rol op zich nemen: bijvoorbeeld door tijdig overleg te initiëren om grip te krijgen op de lokale economische situatie; door investeringen te versnellen en door rekeningen tijdig te betalen – dat zorgt voor een betere liquiditeit van bedrijven. De provincie Limburg heeft daar in ieder geval al werk van gemaakt. Vandaag presenteerde de task force Koersvast, waarin lokale overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen vertegenwoordigd zijn, een plan van aanpak waarin investeren, ondersteunen, mensen, nieuwe ideeën en kennis centraal staan. Dat is de spirit die we nu nodig hebben!

Er is nog een punt dat ik wil maken. Ik hoop dat de financiële crisis als katalysator zal werken om de verduurzaming van onze economie een belangrijke stap dichterbij te brengen. Overheden die de reële economie ondersteunen – en de Nederlandse overheid doet dat ook, zij het op iets bescheidener schaal dan sommige van onze buurlanden - zouden dat op zo’n manier moeten doen dat juist het toekomstig concurrentievermogen leidend is, niet de bescherming van zaken die ons tot dusver welvaart hebben gebracht, maar die niet zijn opgewassen tegen de uitdagingen van de 21e eeuw. Zo zou de uitvoering van de ambitieuze klimaatdoelstellingen die we ons binnen Europa hebben gesteld, niet mogen worden uitgesteld. De financiële crisis is geen excuus om deze maatregelen op de lange baan te schuiven. Integendeel, juist nu moeten we investeren in innovatie en schone technologie. Zo snijdt het mes aan twee kanten: we bestrijden de negatieve effecten van de financiële crisis door onze economie een impuls te geven en tegelijkertijd nemen we de eisen die de toekomst aan ons stelt serieus.

(grensoverschrijdende samenwerking)

Dames en heren,

Ik kom bij het laatste onderwerp dat ik vanavond met u wil bespreken, en dat zijn de mogelijkheden van grensoverschrijdende samenwerking. Als grensbewoners weet u als geen ander dat die samenwerking niet altijd even soepel tot stand komt, ook al doen zich goede kansen voor. Bestuurlijke, juridische, financiële en fiscale grenzen zitten soms nog behoorlijk in de weg. Verschillen in regelgeving belemmeren het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal en werknemers binnen de EU. Ongetwijfeld zitten er ook hier mensen in de zaal die tegen deze obstakels aanlopen.

Daarom is het goed dat ook vanuit het Rijk een stevige impuls wordt gegeven aan grensoverschrijdende samenwerking. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft hier het voortouw, samen met Buitenlandse Zaken, maar de betrokkenheid van alle departementen is van belang. Staatssecretaris Timmermans en ik nemen die taak heel serieus. Inmiddels hebben alle regio’s de knelpunten die zij in de dagelijkse praktijk ondervinden kenbaar gemaakt. Het blijkt vooral te gaan om de grensoverschrijdende arbeidsmarkt, cofinanciering, onderwijs, rampenbestrijding en de implementatie van milieuregels. Voor Limburg waren grensoverschrijdende gezondheidszorg en criminaliteitsbestrijding nog specifieke aandachtspunten. Afgelopen december zijn al die knelpunten besproken in Den Haag. Daar is besloten een grensmakelaar aan te stellen, als boegbeeld voor grensoverschrijdende samenwerking. Die grensmakelaar zou dan als eerste aanspreekpunt moeten fungeren. Ondertussen is het wel van belang dat het hele kabinet oog houdt voor de bijzondere situatie van de grensregio’s. Aan mij zal dat niet liggen, ik kom hier zelf vandaan en weet hoe belangrijk het is. Het gaat er vooral ook om praktische oplossingen tot stand te brengen voor de ondervonden problemen. Niemand heeft behoefte aan een extra laag bureaucratie. Later dit jaar zullen we in ieder geval ook een bijeenkomst hebben met België en Duitsland om te bekijken welke regelgeving moet worden aangepast of dat andere actie nodig is. Creatief en oplossingsgericht te werk gaan is daarbij het devies.

(slot)

Dames en heren,

Ik rond af. Maar niet voordat ik even heb stilgestaan bij het feit dat morgen, op 31 januari 2009, het Limburgs volkslied honderd jaar geleden voor het eerst gezongen werd. En wel door het Koninklijk Roermonds Mannenkoor. Wat is er zo bijzonder aan het Limburgs Volkslied, zult u misschien zeggen. Wel, ten eerste is het het enige provinciale volkslied dat enige bekendheid geniet onder zijn inwoners. Daagt u me niet uit, maar zelfs ik kan enkele verzen ten gehore brengen van ‘Waar in ’t bronsgroen eikenhout’. Maar ten tweede is het een grensoverschrijdend volkslied. Het is namelijk het Volkslied van zowel Nederlands Limburg als Belgisch Limburg – en daarmee is het zijn tijd ver vooruit. Het toont maar weer aan dat deze regio altijd al een koploper was op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking. En dankzij u is dat nog steeds zo.

Ik dank u voor uw aandacht en wens u veel succes toe, thuis en over de grens!