Kamerbrief inzake beantwoording vragen van het lid Ferrier over de New Haven Declaration en de onzichtbare geldstroom naar ontwikkelingslanden vanuit het Westen

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Financiën en Staatssecretaris van Financiën, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ferrier over New Haven Declaration en de onzichtbare geldstroom naar ontwikkelingslanden vanuit het Westen. Deze vragen werden ingezonden op 22 januari 2010 met kenmerk 2010Z01268.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking mede namens de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Financiën, op vragen van het lid Ferrier (CDA) over New Haven Declaration en de onzichtbare geldstroom vanuit ontwikkelingslanden naar het Westen.

Vraag 1

Kent u het bericht “De schaamlap die grootschalige diefstal verhult”? ( De Pers, 18 januari 2010)

Antwoord

Ja.

Vraag 2
Deelt u de constatering dat ontwikkelingslanden enorme bedragen mislopen door illegale en onzichtbare geldstromen, met name door een toenemend aantal belastingparadijzen, zoals ook wordt gesteld in het rapport “Minder pretentie, meer ambitie”van de Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid (WRR) (18 januari 2010)?

Antwoord

Er is de afgelopen jaren een groot aantal publicaties verschenen waarin schattingen worden gedaan van de effecten van illegale financiële stromen voor ontwikkelingslanden. Belastingontduiking of ontwijking maakt daar een aanzienlijk deel van uit. Anders dan de ontwikkelde landen ontbreekt het ontwikkelingslanden in de regel aan de capaciteit en know-how om dit effectief te kunnen bestrijden. Hoewel de exacte omvang van de inkomsten die ontwikkelingslanden daardoor mislopen moeilijk valt vast te stellen, is het denkbaar dat die omvang het totaal van de ontwikkelingshulp te boven gaat. De vraag is echter of gesteld kan worden dat het aantal belastingparadijzen groeiende is. Door de internationale ontwikkelingen op het gebied van transparantie en uitwisseling van informatie staan belastingparadijzen erg onder druk. Dit heeft ook zijn weerslag gevonden in het Nederlandse belastingverdragenbeleid dat het afgelopen jaar gericht is geweest op het maken van (nieuwe) afspraken over informatie-uitwisseling, teneinde het ontgaan van belasting te voorkomen.

Vraag 3
Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze u deze problematiek op diverse niveaus en diverse gremia aan de orde hebt gesteld of wilt stellen en wat er momenteel wordt gedaan door Nederland, de EU en door internationale instellingen?

Antwoord

Mede in reactie op de internationale financiële crisis is de aanpak van belastingparadijzen in het afgelopen jaar aanzienlijk verscherpt door initiatieven in organisaties als de G20 en de OESO. Zoals hiervoor reeds is opgemerkt heeft dit onder meer geleid tot een groeiend aantal verdragen op het gebied van informatie-uitwisseling. Nederland heeft zich buitengewoon actief getoond op dit terrein. Hierover is de Kamer regelmatig geïnformeerd.

Ik heb heeft de specifieke gevolgen voor ontwikkelingslanden in vele internationale organisaties aan de orde gesteld. De basis voor een intensivering van de internationale aanpak op dit terrein werd gelegd in de slotverklaring van de VN Financing for Development-conferentie in december 2008. Daarbij gaat het zowel om een vergroting van de participatie van ontwikkelingslanden in de internationale belastingsamenwerking als om versterking van de capaciteit in die landen op belastinggebied.

Vergroting van de belastinginkomsten van ontwikkelingslanden vormt een wezenlijk onderdeel van de moderniseringsagenda van ontwikkelingssamenwerking. In september 2009 hebben de staatssecretaris de Jager en ik in het kader van de millenniumakkoorden een intentieverklaring getekend waarin een intensivering van onze samenwerking rond die twee thema’s is vastgelegd.

Door Nederland ondersteund zijn ook in de G-20 afspraken gemaakt over de specifieke problematiek van ontwikkelingslanden bij belastingen. Dit heeft onder meer in januari 2010 geleid tot een gemeenschappelijk initiatief van het ontwikkelingscomité en het comité voor fiscale zaken van de OESO die samen met ontwikkelingslanden een actieprogramma zullen uitvoeren. De G20 heeft zich bovendien bereid getoond om vanaf maart 2010 tegenmaatregelen te nemen tegen belastingparadijzen. In het verlengde hiervan wordt door de OESO en de Raad van Europa het zogenoemde WABB-Verdag (multilateraal verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken) aangepast. Hierdoor wordt het voor ontwikkelingslanden mogelijk om zich op een vrij eenvoudige wijze toegang te verschaffen tot een internationaal netwerk van landen waarmee, op het niveau van een verdrag, de administratieve bijstand geregeld wordt. Ook binnen de EU is het thema aan de orde gesteld en inmiddels heeft het Spaanse voorzitterschap het als prioriteit in het werkprogramma voor de eerste helft van 2010 opgenomen. Naar verwachting zullen hierover in het voorjaar Raadsconclusies worden aangenomen.

Ten slotte zijn ook intensieve contacten met niet-gouvernementele organisaties op het terrein van de illegale financiële stromen onderhouden en is Nederland actief in lobbyorganisaties zoals de Task Force on Financial Transparency and Development en de International Tax Compact.

Vraag 4
Deelt u de mening dat de ‘New Haven Declaration on Human Rights and Financial Integrity’ waarin de VN, G8, G20, Wereld Handelsorganisatie (WTO), Internationaal Monetair Fonds (IMF), Wereldbank en andere internationale fora en nationale regeringen en maatschappelijke organisaties worden opgeroepen om deze financiële stromen transparant te maken, kan bijdragen aan vermindering van belastingontduiking waardoor uiteindelijk meer financiële middelen in ontwikkelingslanden blijven? Zo ja, bent u bereid zich in te spannen om deze problematiek aan te pakken en te agenderen op EU-niveau en op internationaal niveau?

Antwoord

Ja. Door initiatieven zoals de ‘New Haven Declaration’ zal men zich beter bewust worden van de relatie tussen transparantie in het internationale financiële systeem en de bevordering van ontwikkeling en mensenrechten in de wereld. Ik zal mij dan ook blijven inspannen voor het agenderen van de problematiek in de verschillende betrokken internationale organisaties en een grotere participatie van ontwikkelingslanden bij dat internationale overleg.