Rouvoet: Nieuwe gemeenteraden en colleges moeten aan de bak voor jeugd

Het gaat goed met onze kinderen maar er is ook nog veel te doen; gemeenten hebben daarbij een cruciale rol, stelde minister André Rouvoet in reactie op het Kinderen in Tel Databoek 2010. Maandag 1 maart nam hij dit rapport in ontvangst.

Dames en heren,

Mevrouw Dikkers heeft zojuist al enkele punten uit het rapport genoemd. Ik heb het rapport helaas nog niet geheel kunnen lezen, maar heb wel even kunnen spieken. Ik zal een aantal punten noemen die ik graag vertaal naar de praktijk.

Want als je weer eens leest of hoort over comazuipende jongeren, conflicten tussen Marokkanen en Molukkers in Culemborg of hooligans op het strand van Hoek van Holland, dan vraag je jezelf wel eens af of het in Nederland met onze jeugd alleen maar slecht gesteld is. Het antwoord is: Nee, gelukkig niet. Juist niet!

Deze gebeurtenissen staan niet model voor de Nederlandse kinderen en jongeren in het algemeen. Het zijn de excessen die in de media getoond worden. Want het gaat goed met de jeugd in ons land. En ik ben blij dat een rapport zoals Kinderen in Tel mij daarin weer bevestigt. Op de meeste punten is de situatie van het kind de afgelopen vier jaren zelfs verbeterd.

Aan de hand van 12 indicatoren, die afgeleid zijn van het Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind, wordt er aangegeven hoe het gaat met de kinderen. Dit verdrag, wat we vorig jaar feestelijk hebben gevierd vanwege haar 20e verjaardag, is hét kader voor de uitvoering van ons jeugdbeleid. Daarom zijn de resultaten van Kinderen in Tel goede bouwstenen voor nationaal, provinciaal en vooral ook voor gemeentelijk jeugdbeleid.

Zo kan je zien in welke gemeente het goed gaat en waar dat verschil door komt. Hoe staat het met speelruimte voor onze kinderen? Zijn er wel voldoende vrijetijdsvoorzieningen?Hebben jongeren eigenlijk wel een stem waar het gaat om lokaal jeugdbeleid? Is er een grote jeugdwerkloosheid? Waarom is het in sommige wijken moeilijker voor jongeren om een fijn leven op te bouwen, dan in andere wijken?

Ik las bijvoorbeeld dat er op het gebied van onderwijs een flinke inhaalslag is gemaakt. Het aantal achterstandsleerlingen, onder andere kinderen van ouders met een lage opleiding, in het primair onderwijs is flink gedaald. Namelijk van 29 procent in 2000 naar 16 procent in 2008. Dat is een fikse daling, en dat doet mij deugd, zeker nu ik ook minister van Onderwijs ben.

Verder zag ik een daling van het aantal tienerzwangerschappen in Nederland. Dat is goed nieuws. Vooral het aantal niet-westerse allochtone tienermoeders is sinds 2001 fors afgenomen. Meisjes kiezen bewust meer voor school en carrière, dan voor moederschap op tienerleeftijd.

Wat mij ook opviel is dat de kinder- en zuigelingensterfte gestaag afneemt. Per 1000 levendgeboren kinderen stierven er in 2008 zo’n 3 terwijl dat in 1998 nog bijna 5 waren. Preventieve maatregelen zoals de hielprik en voorlichting om wiegendood te voorkomen, hebben bijgedragen aan deze daling.

Daarom ben ik ook zo blij met de Centra voor Jeugd en Gezin. Inmiddels staat de teller al op meer dan 140 in Nederland. Ouders met hun jonge kinderen en jongeren kunnen voor alles aankloppen bij het Centrum voor Jeugd en Gezin. Zij kunnen gebruik maken van de preventieve jeugdgezondheidszorg tot antwoorden op opvoed- en opgroeivragen en lichte hulp. Als het nodig is, dan kan er worden verwezen.

Aandacht voor álle jeugd en preventie is het motto. Gemeenten spelen daarbij een centrale rol. Met juiste vroegtijdige ondersteuning in de buurt kunnen we voorkomen dat lichte problematiek onnodig uitgroeit tot zware problematiek waarvoor zware zorg nodig is. Zodoende hoeft niet elke opvoedvraag tot een hulpvraag te leiden.

Juist gemeenten zijn in staat, dichtbij de mensen, op buurtniveau, een samenhangend aanbod van ondersteuning en hulp te organiseren.

Zij kunnen ouders in armoede wijzen op mogelijkheden die er zijn.
Zij kunnen jongeren betrekken bij het creëren van speelplekken en sportvoorzieningen.
Zij kunnen jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie opgevangen.
Gemeenten kunnen ervoor zorgen dat gezinnen mee blijven draaien in de samenleving.

Uit het rapport ‘Kinderen in Tel’ blijkt dat verschillende gemeenten goede resultaten boeken. Dit kan als voorbeeld dienen voor andere gemeenten. En dat is belangrijk. Want gemeenten hebben een belangrijke sleutel in handen als het gaat om de positie van Jeugd en Gezin. Gemeenten hebben hier in toenemende mate aandacht voor. Het groeiende aantal gemeenten met een wethouder Jeugd en Gezin getuigt hiervan.

De Volkskrant besteedde dit weekend vooral aandacht aan de conclusies van Kinderen in Tel over de tweedeling tussen arm en rijk en de wijken die achterblijven. Het aantal kinderen dat in armoede leeft neemt weliswaar af en de algemene leefsituatie gaat vooruit. Maar er wonen meer kinderen in wijken die achterblijven in hun ontwikkeling. En bepaalde problemen concentreren zich in toenemende mate in bepaalde wijken.Dat is natuurlijk zorgelijk en daar ligt dus echt nog een opgave. Omdat het zo’n genuanceerd beeld is, ben ik er van overtuigd dat de sleutel vooral ligt in specifiek wijkgericht beleid. Gemeenten moeten aan de bak (blijven) omdat zij de lokale situatie het best kennen.In Den Haag moeten wij er voor zorgen dat gemeenten in een positie zijn om hun verantwoordelijkheden optimaal te kunnen uitvoeren. Zoals met het gerichte wijkenbeleid, de extra hulp (PLUS voorzieningen etc.) voor kwetsbare jongeren en de aanpak van de jeugdwerkloosheid. En initiatieven als de 80 miljoen die ik met de staatssecretaris van Sociale Zaken beschikbaar heb gesteld om kinderen in achterstandsposities te helpen sporten, computeren, spelen en meedoen. De peildatum voor veel cijfers van KIT ligt in 2008. Dat betekent dat de effecten van recent beleid nog niet zichtbaar zijn. Het betekent ook dat de gevolgen van de crisis nog niet zichtbaar zijn. Laat dat voor alle betrokkenen een aansporing zijn om aan de bak te gaan en te blijven voor jeugd.

Op de gemeenteraden die straks verkozen worden rust de verantwoordelijkheid om positief en preventief jeugdbeleid hoog op de agenda te zetten en te houden om succes te blijven boeken in de aandacht en zorg voor onze jeugd. Ik hoop dat gemeenten zich laten inspireren door de uitkomsten en er gebruik van maken voor hun nieuwe beleid na de verkiezingen.

De rol van de gemeenten op het gebied van jeugd en gezin wordt de komende jaren wat mij betreft nog belangrijker. Een gedegen vroege aanpak en een kind- en gezinsvriendelijke omgeving kunnen eraan bijdragen dat jonge kinderen van nu zich goed kunnen ontwikkelen. Dat ze de kansen krijgen waar ze recht op hebben.Ik ben natuurlijk ingenomen met het feit dat Kinderen in Tel stelt dat het ministerschap voor Jeugd en Gezin verschil heeft gemaakt. Dit is de vierde keer in korte tijd dat onafhankelijke onderzoekers de toegevoegde waarde van het programmaministerie onderstrepen. Een volgend kabinet, van welke samenstelling dan ook, kan daar niet omheen.Daarnaast ga ik er vanuit dat het aantal wethouders jeugd ook verder zal toenemen. KIT maakt duidelijk dat die post bijdraagt aan een goede ontwikkeling van kinderen. Daar kunnen volgende gemeentebesturen niet omheen.

Dank u wel.