Mensenrechten: waar beschaving en belangen samenkomen

Moeten we doorgaan met het wereldwijd bevorderen van mensenrechten? Als we dat niet doen, verzaken we onze morele plicht. Dan geven we geen gehoor aan Wiesel’s oproep om altijd de kant van de onderdrukten te kiezen, om voor hen te strijden. En dan laten we de miljoenen mensen die ook vandaag nog lijden, die geen aanspraak mogen maken op hun mensenrechten, zitten. Dat zou verkeerd zijn. En ook dom. Want door niets te doen, geef je ruim baan aan die krachten in de wereld die het allemaal niet zo nauw nemen met de mensenrechten. En daarmee brengen we niet die stabiele internationale omgeving dichterbij, die zo goed is voor ons land, en schaden we dus onze eigen belangen. Onze economische belangen, maar ook onze veiligheidsbelangen en het belang dat we hechten aan het voortzetten van ons eigen leven in vrijheid. Daarom zeg ik: respect voor mensenrechten is waar beschaving en belangen samen komen. Laten we dat bindmiddel zo stevig mogelijk verankeren, zowel in onze eigen samenleving als over de grenzen.

Officiele titel: Mensenrechten: waar beschaving en belangen samenkomen
Gelegenheid: Presentatie van de Mensenrechtenrapportage

Goedemiddag allemaal,

Hartelijk dank dat jullie vanmiddag naar het Anne Frankhuis zijn gekomen om met mij te praten over mensenrechten.

Mensenrechten…

We hoeven op deze plek maar om ons heen te kijken om te beseffen dat die niet vanzelfsprekend zijn. Het is deze maand vijfenzestig jaar geleden dat een meisje uit Amsterdam in het concentratiekamp Bergen-Belsen overleed. We weten dat haar dood onder vreselijke omstandigheden heeft plaatsgevonden: de beschrijvingen van de Britse soldaten die het kamp een maand later ontzetten, tarten iedere verbeelding. Dit meisje was vijftien jaar: iets jonger dan u; iets jonger dan mijn kinderen. Net als jullie, en net als mijn kinderen, twijfelde ze over haar uiterlijk, maakte ze ruzie met haar ouders, werd ze verliefd en maakte ze plannen voor de toekomst. Een toekomst die haar niet vergund was, omdat ze Joods was. Anne Frank. Ze werd de stem van zes miljoen verdwenen zielen.

Denkt u dat zoiets niet meer kan, vandaag de dag? Dat onze beschaving zo ver is voortgeschreden, dat we dit soort zwarte episodes uit de geschiedenis voorgoed achter ons hebben gelaten? Dat jonge meisjes zoals Anne zulke verschrikkingen nooit meer hoeven meemaken?

Dat is niet waar.

Ik denk aan Leila Sisic, die door Servische soldaten gevangen werd gehouden en stelselmatig werd verkracht en mishandeld. In haar boek vertelt zij hoe het is om te overleven te midden van pijn, vernedering, honger en lijden. Leila was vijftien toen de oorlog in Bosnië uitbrak. Een oorlog die nog maar vijftien jaar achter ons ligt.

Ik denk aan de Somalische Aisho Ibrahim Dhuhulow, die werd gestenigd nadat ze bij de politie aangifte had gedaan van een verkrachting. Zij was dertien. Het is nog geen anderhalf jaar geleden dat duizenden mensen in een voetbalstadion getuige waren van haar wrede dood.

En ik denk aan Nasrin uit Bangladesh, die op haar zeventiende door haar man èn schoonmoeder met zuur werd overgoten, omdat zij ontevreden waren over de hoogte van de bruidsschat. Nasrin werd in kritieke toestand in het ziekenhuis opgenomen, en is nu voor het leven getekend.

Mensen doen elkaar nog steeds verschrikkelijke dingen aan. Overheden maken zich schuldig aan mensenrechtenschendingen of laten een klimaat voortbestaan waarin dit soort schendingen gedoogd of zelfs vergoelijkt wordt. Cultuur, traditie, godsdienst of andere omstandigheden – zoals de strijd tegen het terrorisme – worden aangehaald ter ontkenning van de norm, of als excuus om van de norm af te wijken.

Dat is onaanvaardbaar. Onrecht mag nooit het laatste woord hebben. Mensenrechten gelden voor iedereen, altijd en overal. Voor meisjes en jongens, voor vrouwen en mannen. In Amsterdam en in Sarajevo, in Mogadishu, in Dhaka. Overal. Waar rechten worden ontkend of met voeten worden getreden, is het onze morele plicht protest aan te tekenen. Mensenrechtenschendingen mogen niet zomaar passeren; die vragen om een antwoord, die vragen om verzet, om strijd. De schrijver Elie Wiesel, een overlever van de Holocaust die in 1986 de Nobel Prijs voor de Vrede ontving, zei het zo:

“Ik heb gezworen nooit te zwijgen als mensen leed en vernedering moeten ondergaan, waar en wannneer dan ook. We moeten altijd partij kiezen. Als je neutraal blijft, help je de onderdrukker, niet degene die onderdrukt wordt. Als je stil blijft, moedig je de folteraar aan, niet degene die gefolterd wordt.”

Wij mogen niet neutraal staan ten opzichte van mensenrechtenschendingen om ons heen. Om die reden heb ik, toen ik ruim drie jaar geleden aantrad als minister van Buitenlandse Zaken, gezegd dat mensenrechten voor mij een essentieel onderdeel van het buitenlands beleid zouden vormen. Zo wil ik invulling geven aan waarden die voor mij leidend zijn: gerechtigheid, gelijkwaardigheid, humaniteit, solidariteit en vrijheid. Zo wil ik tegemoet komen aan Wiesel’s oproep.

Dames en heren,

Ik word echter niet uitsluitend door ideële motieven gedreven. Ik heb mensenrechten óók een centrale plaats gegeven in het buitenlands beleid vanuit een realistische overweging: Nederland is gebaat bij een wereld waarin mensenrechten worden gerespecteerd. Ons land heeft een open oriëntatie: internationale handel en investeringen zijn de motor van onze economie. Driekwart van ons inkomen verdienen we in het buitenland, met internationaal ondernemen. Daarom is ons bedrijfsleven gediend met een stabiele internationale omgeving. Het is nu eenmaal beter zaken doen in landen waar de regels van de rechtsstaat worden nageleefd en mensenrechten worden gerespecteerd. Ik heb in de afgelopen drie jaar veel contact gehad met vertegenwoordigers van het Nederlands bedrijfsleven. Ik heb dat contact actief gezocht, juist ook om over mensenrechten te spreken, en ik heb altijd kunnen constateren dat ondernemers mijn doelstellingen op het gebied van mensenrechten onderschreven.

De tegenstelling die vaak wordt gesuggereerd tussen de koopman en de dominee bestaat anno 2010 niet meer. Wereldwijd bevorderen van mensenrechten is een gemeenschappelijk belang geworden van overheid en bedrijfsleven, waarin we allebei een eigen verantwoordelijkheid hebben. En ons bedrijfsleven néémt die verantwoordelijkheid ook: maatschappelijk verantwoord ondernemen is in Nederland geen wassen neus. Natuurlijk komt het niet altijd vanzelf tot stand, en ik ben ook niet van de school die zegt dat alles alleen maar op vrijblijvende basis moet gebeuren. Wet- en regelgeving kunnen de zaken zeker bespoedigen. Bijvoorbeeld door bedrijven die overheidssubsidie ontvangen, vooraf te laten verklaren dat zij hebben zekergesteld dat hun eerste toeleverancier geen gebruik maakt van kinderarbeid. Of door in Europees verband na te denken over handelsmaatregelen ter ondersteuning van de strijd tegen de ergste vormen van kinderarbeid. Daar ligt een verantwoordelijkheid van de overheid, en die verantwoordelijkheid heb ik in de afgelopen drie jaar nadrukkelijk vorm willen geven.

Het bevorderen van de internationale rechtsorde, een verplichting die in de Nederlandse Grondwet is opgenomen, en het bevorderen van mensenrechten wereldwijd, kunnen dus niet alleen worden afgedaan als een altruïstisch streven, een nobel doel. Daar komt ook een grote portie welbegrepen eigenbelang bij kijken. Denk ook maar eens aan misdaad gerelateerd aan mensensmokkel, terrorisme, illegale migratie etcetera. Respect voor mensenrechten zal deze negatieve grensoverschrijdende effecten doen afnemen. Dus: verbeter de wereld, óók voor jezelf.

Dat eigenbelang wordt nog groter in een wereld waar mensenrechten onder druk staan; waar het concept van mensenrechten in toenemende mate ter discussie staat. De machtsverhoudingen in de wereld veranderen: het Westen – de Verenigde Staten, Europa, Nederland - moet plaats maken voor opkomende machten, met name in Azië. Die opkomende machten hanteren een ander wereldbeeld: zij hechten minder aan vrijheid, democratie en mensenrechten – zaken die het wezen vormen van Westerse samenlevingen; zaken, die ons ontzettend dierbaar zijn, waar we geen afstand van zouden willen nemen en die we ook voor anderen in de wereld nastreven. Toch wordt het in een veranderende wereld minder gemakkelijk om voor deze waarden op te komen: je ziet dat de universaliteit van mensenrechten steeds meer als een Westerse uitvinding van de hand wordt gewezen. Daarom vind ik dat we juist nu moeten opkomen voor mensenrechten, als belangrijke verworvenheden voor iederéén. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens heet niet voor niets de Universele Verklaring: de rechten die daarin zijn opgenomen gelden voor iedereen, zonder uitzondering. Niemand kan daar buiten worden geplaatst. Ik vind het belangrijk die visie met verve uit te dragen in een wereld waarin de praktijk nog zo ver verwijderd is van dat ideaal en waarin je nu ook steeds vaker een ander geluid hoort over de theorie: alsof mensenrechten hier wel zouden gelden, maar daar niet van toepassing zouden zijn.

Er wordt deze dagen veel gesproken over samen leven in één land, samen leven in één wereld. Mensen kunnen samen leven op basis van gedeelde waarden. Voor mij zijn mensenrechten het middel dat mensen bindt: in een samenleving, en tussen samenlevingen. Niet voor niets wordt in de Integratienota 2007-2011 met zoveel woorden gezegd dat iedere inwoner van Nederland zich in het maatschappelijk verkeer naar de grondrechten hoort te gedragen, en dat integratie ook betekent: leven met grondrechten die voor alle burgers gelijk zijn. Internationaal geldt precies hetzelfde: mensenrechten vertolken de standaard voor hoe we met elkaar behoren om te gaan; het zijn de spelregels waaraan ieder zich te houden heeft. Daar zit een morele kant aan (iedereen heeft recht op een menswaardig bestaan; niemand kan de ander zijn rechten ontzeggen) en een realistische kant (als iedereen elkaars rechten respecteert, wordt daarmee een gemeenschappelijk belang gediend). In het respect voor mensenrechten komen beschaving en belangen samen.

Vanuit die gedachte heb ik in november 2007 de mensenrechtenstrategie gepresenteerd, met de titel: Naar een Menswaardig Bestaan. Daarin staan de uitgangspunten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het zijn er vier. Ik sprak al over de eerste - het belang van universaliteit: dat mensenrechten altijd, overal en voor iedereen gelden. Dat betekent ook dat ik geen dubbele standaarden hanteer: als het nodig is, spreek ik net zo goed bevriende landen aan. Ook de Verenigde Staten, ook Israël, ook Europese lidstaten. De verwevenheid tussen mensenrechten, vrede en veiligheid is een tweede uitgangspunt, ook dat noemde ik zojuist toen ik sprak over het belang van een stabiele omgeving, en hoe respect voor mensenrechten daaraan bijdraagt. Een derde uitgangspunt is de ondeelbaarheid van mensenrechten: politieke rechten en economische, sociale en culturele rechten zijn allemaal even belangrijk om een menswaardig bestaan te kunnen leiden. En ten slotte is de stem van mensenrechten essentieel. Hiermee bedoel ik dat de roep om mensenrechten van buitenaf nooit afdoende zal kunnen zijn om veranderingen in een samenleving te bewerkstelligen. Mensen zullen hun eigen rechten moeten opeisen. Het Nederlandse beleid is er op gericht om lokale mensenrechtenverdedigers en organisaties die zich inzetten voor mensenrechten, te ondersteunen. Om deze reden heb ik Mensenrechtentulp ingesteld, een prijs die jaarlijks wordt toegekend aan iemand die bijzondere morele moed heeft getoond in de strijd voor mensenrechten. En om deze reden heb ik ook het Mensenrechtenfonds ingesteld. Daaruit worden vooral lokale projecten gefinancierd ter verbetering van de mensenrechtensituatie in een bepaald land of van een bepaalde groep mensen. Inmiddels zijn er meer dan vierhonderd projecten in zo’n zestig landen van de grond gekomen.

De mensenrechtenstrategie bevat 102 concrete doelstellingen. Toch is zij geen blauwdruk. Omdat de mensenrechtensituatie in de wereld van dag tot dag aan verandering onderhevig is, en nieuwe concrete schendingen elke dag onze aandacht en reactie vragen, blijft onze inzet flexibel. Er komen steeds nieuwe prioriteiten bij en waar we al resultaat hebben behaald, bouwen we voort op onze inspanningen. Er gaat nu bijvoorbeeld meer aandacht uit naar dalits, of onaanraakbaren, een groep van ruim 260 miljoen mensen, vooral in India, die door het kastensysteem geen enkele mogelijkheid krijgen zich aan hun uitzichtloze bestaan te onttrekken. Andere voorbeelden zijn de relatie tussen democratie en mensenrechten, en de mensenrechtensituatie binnen de Europese Unie, bijvoorbeeld waar het gaat om de positie van Roma. De mensenrechtenstrategie is dus een levend document, dat doorlopend wordt geactualiseerd en waar geen houdbaarheidsdatum aan kleeft. De oproep tot respect voor mensenrechten kan juist niet vaak genoeg worden herhaald. Dit werk is nooit af.

Als je kijkt naar de middelen die we inzetten, dan zie je dat de vraag naar effectiviteit altijd centraal staat. Het belangrijkste doel is een verschil te maken in het leven van mensen; niet om een vette krantenkop te halen of anderszins goed te ‘scoren.’ Het gaat er om dat je de lokale omstandigheden helpt verbeteren, niet om je eigen imago op te poetsen. De methoden die we kiezen, worden dus bepaald door hoe effectief we denken te kunnen zijn. De ene keer bedrijven we ‘megafoondiplomatie’, de andere keer vertrouwen we op een stille interventie, en altijd proberen we lokale krachten en kanalen te ondersteunen. Het is zoals Hillary Clinton onlangs zei, in een toespraak waarin zij aangaf dat mensenrechten ook voor de Verenigde Staten core business zijn in het buitenlands beleid: “Onze principes zijn onze Noorderster, maar onze gereedschappen en tactieken moeten flexibel zijn, en aansluiten bij de realiteit die ter plekke geldt. ” Dat is een vrije interpretatie van wat Thomas Jefferson ruim twee eeuwen eerder al verwoordde: als het op principes aankomt, wees dan standvastig als een rots; als het op stijl aankomt, zwem dan mee met de stroom. Zo heb ik het ook willen aanpakken. Geen compromissen op waarden; wel altijd kijken welk middel je het verst op weg helpt.

In dit verband kom ik nog even terug op de dominee en de koopman: ik wil nog wel een keer opmerken dat handelsbelangen een effectief mensenrechtenbeleid niet in de weg hoeven te staan, wat dikwijls wordt gedacht. Alsof we ons aan het mensenrechtenbeleid van China of Rusland zouden verbinden, omdat we ook grote zaken doen met die landen. Zo ligt het niet. In mijn beleving is het juist andersom: juist omdat we zaken doen met die landen, hebben we een ingang waarvan we gebruik kunnen maken. Dat gebeurt ook. Er passeert geen gelegenheid dat de mensenrechtensituatie in China en Rusland niet met de autoriteiten daar wordt aangekaart, en niet alleen door mij, maar ook door de premier en door alle vakministers die daar op bezoek gaan. Dat levert niet van dag tot dag wereldschokkende veranderingen op, maar het helpt wel. Brede betrekkingen leveren een vruchtbare bodem op om ook over mensenrechten te spreken; dan vergroot je het wederzijds begrip en kun je een sfeer scheppen waarin ook de kritische noten effectief gekraakt kunnen worden. Politieke dialoog kan effectiever worden gevoerd in een relatie die gekenmerkt wordt door wederzijdse belangen, zoals met Rusland, waar Nederland grote gascontracten heeft lopen. Andersom geldt het bovendien zeker niet: door geen zaken met die landen te doen, draag je hoe dan ook niet bij aan verbetering van het mensenrechtenklimaat. Alsof het met de mensenrechten in China één spat beter zou gaan, als we allemaal waren weggebleven bij de Olympische Spelen, om maar een voorbeeld te noemen uit de afgelopen twee jaar. Ik vind dat een vorm van schone handen politiek die niet bijdraagt aan daadwerkelijke verbeteringen.

Overigens is het niet per se zo dat een politieke dialoog alleen belangrijk is voor de grote landen, en dat we in het geval van kleinere landen, waarmee we minder of geen handelsbelangen hebben, eerder tot ‘megafoondiplomatie’ overgaan. Ook met landen als Birma en Iran proberen we in dialoog te blijven. Zo bezocht de mensenrechtenambassadeur, Arjan Hamburger, die hier vanmiddag ook aanwezig is, in september 2007 Birma en was hij twee weken geleden nog in Teheran waar hij met de autoriteiten sprak over de zeer zorgelijke mensenrechtensituatie in Iran. Ondanks onze grote meningsverschillen en de druk die internationaal wordt uitgeoefend op Iran, ook in de vorm van sancties vanwege Iran’s kernprogramma, moeten we ook met dit land het spoor van de dialoog blijven volgen.
Ik ben dan ook blij dat onze mensenrechtenambassadeur op het geëigende niveau is ontvangen in Iran en onze boodschap heeft kunnen overbrengen. Hij heeft Iran aangesproken op het naleven van verplichtingen die het land zelf is aangegaan door partij te worden bij verschillende mensenrechtenverdragen. Zo is gesproken over preventieve arrestaties, de willekeurige detenties, het gebrek aan een open en eerlijke rechtsgang, de disproportioneel harde aanpak van vreedzame demonstranten, de onvoldoende toegang tot juridische bijstand, marteling in detentie en de uitvoering van de doodstraf, voor minderjarigen in het bijzonder. Ook heeft hij rechtstreeks aandacht kunnen vragen voor enkele individuele gevallen, waaronder de executie van Arash Rahmani Pour, de doodstraf voor Amin Valian vanwege het gooien van stenen naar de politie tijdens een demonstratie en de arrestatie van filmmaker Jafar Panahi. Dat die zaken in een rechtstreeks contact besproken kunnen worden, is winst, ook al blijven de meningen ver uiteen liggen. Maar op deze contacten kan worden voortgebouwd. Dat kan niet als je de deur dichtgooit. Dan valt er niets meer te luisteren, dan vallen er geen boodschappen meer over te brengen. Overigens is dialoog met een land als Iran, waar het met de mensenrechten zo slecht is gesteld, natuurlijk niet de enige weg die we bewandelen. Via de Europese Unie probeer ik het probleem van internetcensuur in Iran aan te pakken, bijvoorbeeld door Europese bedrijven die software leveren aan Iran restricties op te leggen. Gister heeft de Unie op mijn aandringen een verklaring aangenomen waarin duidelijk wordt uitgesproken dat het verstoren van internet en tv-uitzendingen onaanvaardbaar is. Ook steunen we programma’s in Iran die juist de mediadiversiteit en het gebruik van internet bevorderen. Het is dus een pakket aan maatregelen waarvan dialoog één spoor uitmaakt.

Nu ik het toch over internetcensuur heb. Gisterenavond hoorden we het nieuws dat Google uit China vertrekt als gevolg van de censuur die moet worden toegepast. Ik betreur dat het zo ver is gekomen. Het belang van vrijheid van meningsuiting en vrije toegang tot media is een punt dat consequent bij de Chinese autoriteiten wordt opgebracht, zowel door Nederland als in EU-verband. Overigens vind ik het wel positief dat bedrijven zich meer en meer bewust zijn van de rol die zij kunnen spelen als het gaat om mensenrechten. En daar ondersteunen wij bedrijven graag bij: zo hebben we bijvoorbeeld een MVO-toolkit ontwikkeld. Het is goed te zien dat bedrijven ook op eigen initiatief gedragscodes ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld in de VS. Ik heb in de EU voorgesteld dat een dergelijke gedragscode ook in Europa wordt ontwikkeld, zodat ook Europese bedrijven in relatie tot landen zoals China, een duidelijk signaal afgeven over het belang van fundamentele vrijheden, zoals bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting.

Dames en heren,

Inmiddels zijn we ruim twee jaar bezig met de uitvoering van de mensenrechtenstrategie en is de vraag naar resultaten gerechtvaardigd. Ik wil die verantwoording ook graag afleggen. Vandaar dat ik vandaag, voor de tweede keer, een mensenrechtenrapportage presenteer. Vorig jaar rapporteerde ik al aan de Tweede Kamer over de resultaten van de Nederlandse inspanningen op het gebied van mensenrechten over het jaar 2008, en vandaag doe ik hetzelfde over het jaar 2009.

Ik heb de lat hoog gelegd. De mensenrechtenstrategie is een zeer ambitieus document. Dat heb ik bewust gedaan. Ik wist dat dat mij kwetsbaar zou maken voor sceptici, die zeggen: wat levert dat nu allemaal op, al die aandacht voor mensenrechten? Vandaag kan ik naar eer en geweten zeggen: we kunnen echt iets laten zien.

Soms hebben onze inspanningen een gezicht, en dat levert natuurlijk de grootste voldoening op. Dat de Afghaanse journalist Perwiz Kambakhsh vorig jaar in vrijheid werd gesteld, nadat hij eerder ter dood was veroordeeld voor godslastering, is het resultaat van internationale druk waaraan Nederland heeft bijgedragen, door rechtstreekse contacten met de Afghaanse autoriteiten, en ook via de Europese Unie en via de Verenigde Naties. Dat Chinese dissidenten mij in Peking vertelden blij te zijn met de Nederlandse inspanningen op het gebied van mensenrechten – en daar overigens in één adem aan toevoegden dat wij vooral ook met de autoriteiten in gesprek moesten blijven - heeft mij enorm gesterkt. Dat Radovan Karadzic nu in de Scheveningse gevangenis zit, is mede te danken aan Nederland dat consequent op zijn uitlevering is blijven aandringen, ook toen anderen de hoop al lang hadden opgegeven. Ik zie dus wel degelijk resultaten van ons gehamer op mensenrechten en ons aandringen op het tegengaan van straffeloosheid. Er zijn ook positieve trends waarneembaar, waarvoor Nederland een deel van de credits kan opeisen. Zoals het feit dat méér landen zijn overgegaan op een moratorium op de doodstraf. In dat verband betreur ik dat in Wit-Rusland vorige week twee mannen ter dood zijn gebracht. Wit-Rusland is het enige land in Europa dat de doodstraf blijft toepassen – zolang dat het geval is, vind ik niet dat zij in de Raad van Europa opgenomen kunnen worden. Nederland heeft zich er dan ook voor ingezet dat een moratorium op de doodstraf een voorwaarde is voor Wit-Russische toenadering tot de Raad. Een andere positieve ontwikkeling is het feit dat nu in de Verenigde Naties openlijk wordt besproken dat seksuele geaardheid geen reden voor discriminatie mag zijn. Zevenenzestig landen uit alle delen van de wereld tekenden de verklaring die mede op initiatief van Nederland tot stand kwam, waarin stond dat discriminatie van homo’s en lesbiennes de wereld uit moet.

Onze ambassades besteden nu structureel aandacht aan mensenrechten. Ik noemde al het Mensenrechtenfonds waaruit honderden projecten worden gefinancierd. Ik zal jullie één voorbeeld geven. In India draagt de ambassade bij aan projecten voor kinderen die aan kinderarbeid hebben kunnen ontsnappen. Zij worden opgevangen en gerehabiliteerd, onder andere door hen onderwijs aan te bieden; aan hun ouders en bedrijven wordt voorlichting gegeven. In totaal zestig dorpen werken inmiddels met deze ‘kindvriendelijke’ aanpak, waardoor 3000 kinderen zijn overgebracht van fabriekshal naar schoolbank, waar ze thuis horen. Dat noem ik een verschil maken!

Ook binnen de Europese Unie dringt Nederland continu aan op het uitdragen van gemeenschappelijke waarden in de betrekkingen met andere landen – óók voor de nieuwe diplomatieke arm van de EU, onder leiding van de Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton, moet dit een belangrijk aandachtspunt worden. Via de Europese Unie kunnen wij onze invloed in de wereld vergroten, en daarom is het belangrijk dat de Unie een sterk mensenrechtenprofiel heeft: daar trekt Nederland hard aan.

In Nederland zelf heeft de mensenrechtenstrategie – al is die dan onderdeel van ons buitenlands beleid – ook verschil gemaakt: zo wordt er momenteel hard gewerkt aan de oprichting van het Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens door mijn collega ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, en heeft Nederland het Protocol bij het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten getekend, evenals het protocol inzake kindsoldaten bij het Kinderrechtenverdrag. En we hebben mensenrechtenonderwijs een steviger basis kunnen verschaffen in het Nederlandse onderwijs.

Tegenover deze successen – kleine en grote – staan vele gevallen waarin het effect van onze inspanningen minder zichtbaar is, of waar zelfs sprake is van achteruitgang, ondanks onze pogingen. Ook die realiteit moeten we onder ogen zien. Het bevorderen van mensenrechten is een proces van lange adem, en moet, ik zei het al, vooral ook worden gedragen door krachten in de eigen samenleving, die van ons wel een duidelijke helpende hand moeten krijgen. Dat het werk nog lang niet af is, en ook nooit af zal zijn – de Universele Verklaring spreekt zelf van een ‘gemeenschappelijk te bereiken ideaal’ – is echter geen reden om niet tevreden te zijn met de voortgang die wèl is geboekt.

Doorlopende aandacht voor mensenrechten is belangrijk, ook als die niet op stel en sprong tot zichtbare resultaten leidt. Als één keer protesteren niet helpt, dan zullen we twee keer protesteren. En als twee keer protesteren niet helpt, dan doen we het drie keer. Net zo lang tot we op termijn effect sorteren. Zonder die actieve betrokkenheid komt het gemeenschappelijk ideaal immers helemaal niet dichterbij, daarvan ben ik wel overtuigd. En dan haal ik opnieuw Wiesel aan: “ja, er zullen momenten zijn wanneer we niet in staat zijn onrecht te voorkomen; maar er mogen nooit momenten zijn wanneer we nalaten ertegen te protesteren.”

Dames en heren,

Tot slot nog kort een blik op de toekomst. Moeten we doorgaan met het wereldwijd bevorderen van mensenrechten? Voor mij is dat een retorische vraag, voor jullie hopelijk ook. Toch stel ik ‘m wel. Het is namelijk zo gemakkelijk om niets aan mensenrechten te doen. Het is zo gemakkelijk om het erbij te laten zitten. Om andere belangen te laten prevaleren. Om uitsluitend een leuke boodschap te brengen, en de lastige gespreksonderwerpen te vermijden.

Als we voor zo’n koers kiezen, verzaken we onze morele plicht. Dan geven we geen gehoor aan Wiesel’s oproep om altijd de kant van de onderdrukten te kiezen, om voor hen te strijden. En dan laten we de miljoenen mensen die ook vandaag nog lijden, die geen aanspraak mogen maken op hun mensenrechten, zitten. Dat zou verkeerd zijn. En ook dom. Want door niets te doen, geef je ruim baan aan die krachten in de wereld die het allemaal niet zo nauw nemen met de mensenrechten. En daarmee brengen we niet die stabiele internationale omgeving dichterbij, die zo goed is voor ons land, en schaden we dus onze eigen belangen. Onze economische belangen, maar ook onze veiligheidsbelangen en het belang dat we hechten aan het voortzetten van ons eigen leven in vrijheid. Die manier van leven is ons immers dierbaar; we willen onze individuele keuzevrijheid handhaven in deze wereld, inclusief de garantie dat de overheid onze persoonlijke levenssfeer respecteert en verdedigt. Ook daarom moeten we actief tegengaan dat universele waarden, die we hier allemaal koesteren maar die misschien niet zo vanzelfsprekend zijn als wij wel zouden willen, worden uitgehold. Daarom zeg ik: respect voor mensenrechten is waar beschaving en belangen samen komen. Laten we dat bindmiddel zo stevig mogelijk verankeren, zowel in onze eigen samenleving als over de grenzen. Als ik lees dat in 2009 bijna de helft van alle discriminatie op het Internet, gericht was tegen Joden, zoals het Meldpunt Discriminatie Internet vorige week bekend maakte, dan weet ik dat we dat aan Anne Frank verplicht zijn.

Dank jullie wel.