Een sector met toekomst

"De zuivelmarkt heeft een vangnet nodig, maar dat is iets anders dan een hangmat. De melkveehouders en de zuivelindustrie moeten nu reageren op de signalen uit de markt."

Spreekpunten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), G. Verburg tijdens bijeenkomst van VNO NCW en GIBO Groep op 12 april 2010 in De Meern.

Ik wil graag met u, melkveehouders en andere aanwezigen spreken. Het is een woelige periode, met een beweeglijke markt, waarbij u een periode met zeer lage prijzen achter de rug hebt. Tegelijkertijd verandert ook de maatschappij. De maatschappij wil een sector die zich ontwikkelt met een open oog en oor voor de het effect van de veehouderij op de omgeving, milieu, dierenwelzijn. En dan staat ook nog het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het GLB, ter discussie. Heeft dat wel voldoende positieve effecten? En wat wordt het budget?

Toch sta ik hier vanavond oog in oog met ondernemers uit een sector met toekomst.

Over die toekomst wil ik graag met u spreken. Ten eerste wil ik het graag met u hebben over het GLB dat ik net al noemde. Hoe kijk ik daar tegenaan? Welke toekomst zie ik voor het GLB en op welke manieren kan het de ontwikkeling van uw bedrijf ondersteunen, ook in de komende jaren? Een tweede punt wat ik in mijn inleiding wil behandelen is de ontwikkeling van de zuivelmarkt, de melkprijs en het functioneren van markten.

Ook ik kan de toekomst niet voorspellen, maar wel constateer ik dat de belangrijke instellingen op dit terrein zoals de OESO en de FAO, gesteund door het grootste deel van de economen, een positieve marktontwikkeling zien in de komende jaren met stijgende prijzen voor onder andere zuivel. Op andere ontwikkelingsmogelijkheden en punten van belang voor de sector, kom ik graag in de loop van de avond terug. Zo heb ik begrepen dat de voorzitter van deze avond, de heer Breembroek, stellingen heeft voorbereid over verschillende onderwerpen.

Toekomst GLB

Met ingang van 2014 moet een nieuw GLB zijn intrede doen in Europa. Dat is wat vaststaat. Hoe het nieuwe GLB er precies uit zal zien kan ik nog niet schetsen, de besluitvorming moet immers nog starten. Wel zal ik u schetsen wat de hoofdlijnen in de discussie zijn en welke invulling ik namens Nederland voorsta en in die discussies inbreng.

Deze discussies zijn al lang en breed gestart. Nederland opereert in de voorhoede. Want wie schrijft die blijft. Ik heb daarom al in september 2008 mijn houtskoolschets over de toekomst van het GLB uitgebracht. Eind januari heb ik een conferentie gehouden over de toekomst van het GLB waarbij alle 27 lidstaten op absoluut topniveau vertegenwoordigd waren en waarbij ze vrij hebben gesproken juist omdat deze conferentie niet hoefde te eindigen met een slotverklaring voor de pers. De hoofdlijn van Nederland zoals geschetst in de houtskoolschets wordt een goed uitgangspunt gevonden.

Ik houd uit de discussies tot nu toe het beeld over dat er een goede toekomst is voor het GLB. Ik durf zelfs de stelling aan dat het een GLB kan worden waarbij belangrijke delen van de Nederlandse inzet een plek hebben gekregen.

Wat zijn dan die hoofdlijnen van de Nederlandse inzet? Laat mij volstrekt eerlijk met u zijn: het huidige systeem waarbij de inkomenssteun is gebaseerd op een historische situatie, heeft zijn langste tijd gehad. In uw geval is die inkomenssteun meestal gebaseerd op de vroegere melkpremie, maïs- en slachtpremie.

Die inkomenssteun beslaat in Nederland wel veruit het grootste deel van de GLB-gelden.Tegelijkertijd wil ik daarbij meteen aangeven dat er geen sprake kan zijn van een plotselinge, ingrijpende verandering van geldstromen. Als er verandering komt, dan geleidelijk. Dat kan ook niet als je ziet welk belangrijke percentage van het inkomen in de melkveehouderij (en in de akkerbouw) wordt gevormd door die inkomenssteun. Veranderingen zullen er komen, maar deze zullen over meerdere jaren stapsgewijs moeten worden ingevoerd zodat u daar met uw bedrijf op kunt inspelen.

Dat kan ook niet als je ziet welk belangrijke percentage van het inkomen in de melkveehouderij (en in de akkerbouw) wordt gevormd door die inkomenssteun. Veranderingen zullen er komen, maar deze zullen over meerdere jaren stapsgewijs moeten worden ingevoerd zodat u daar met uw bedrijf op kunt inspelen.

Ik zie een ombouw voor me, nogmaals: stapsgewijs, waarbij het nieuwe GLB zich ten eerste veel meer dan nu richt op de stimulering van concurrentiekracht, innovatie voor verduurzaming. De landbouwsector, niet alleen de melkveehouderij, staat voor grote uitdagingen. Denkt u hierbij aan de opgave voor de melkveehouderij om goed en soepel in te kunnen spelen op gewijzigde marktomstandigheden, waarbij de marktbeschermende maatregelen verder worden afgebouwd tot een vangnet voor ernstige situaties, voor crises. Denkt u hierbij ook aan de opgave om de landbouw, inclusief de melkveehouderij, een bijdrage te kunnen laten leveren aan de oplossing van het klimaatprobleem, een bijdrage aan biodiversiteit, een bijdrage aan energiezekerheid. U begrijpt: dan is een bijdrage vanuit een vernieuwd GLB zeer welkom! We moeten landbouw niet als deel van het probleem zien. De vraag is, hoe is landbouw deel van de oplossing?

Innovatie voor verduurzaming, daar gaat het om. Een deel van de GLB-middelen, die we anders ongebruikt in Brussel zouden laten liggen, zetten we nu in via het zogenoemde artikel 68. Daarmee financieren we een subsidieregeling (ad ca € 11 miljoen per jaar) voor integraal duurzame stallen, hier gaat het om dierenwelzijn, milieu en arbeidsomstandigheden, de 3 p's van people, planet, profit. Deze regeling is vele malen overtekend! En weet u: vooral door melkveehouders! Dit is nu het type regelingen dat ik in het nieuwe GLB een veel prominentere plek wil geven.

Ten tweede moet het nieuwe GLB ruimte geven om boeren in maatschappelijke waardevolle gebieden, waarbij die boeren juist een dragende rol vervullen in die gebieden, extra te ondersteunen. Dat geldt natuurlijk zeker waar diezelfde aspecten die het gebied zo waardevol maken, een optimale bedrijfsvoering in de weg staan.

En ten derde moet het nieuwe GLB het mogelijk maken dat extra, bovenwettelijke prestaties van boeren op bijvoorbeeld het gebied van natuur en waterbeheer, dus groene en blauwe diensten, kunnen worden beloond.

Iets dergelijks kan nu ook al via de plattelandsontwikkelingsprogramma's, maar ik zie graag een uitbreiding van de mogelijkheden om op een goede manier te belonen voor de prestaties die u levert. Waarom kunnen boswachters van Staatsbosbeheer wél volgens CAO beloond worden en boeren die hetzelfde doen en slechts een tegemoetkoming in de kosten krijgen niet?

Ik zie goede mogelijkheden om deze Nederlandse inzet in te brengen in de Europese discussie. Velen in Europa zien met mij in dat het historische model niet veel langer houdbaar is en dat we naar gerichte betalingen moeten voor publieke diensten, inclusief versterking concurrentiekracht!

De belastingbetaler moet helder in beeld hebben wat er met zijn geld gebeurt en waarom. Het hernieuwde GLB heeft een vernieuwd maatschappelijk draagvlak nodig. 40% van de begroting van de Europese Unie gaat naar landbouw. Dat wordt de komende jaren lager, namelijk 35%. Voor na 2013 moeten we keuzes maken. Alle 27 lidstaten moeten in gelijke mate profiteren van het GLB en GLB-budget. Nieuwe lidstaten moeten vanaf 2014 voor het volle pond meedoen. Er is een andere verdeelsleutel nodig.

Vanzelfsprekend heeft elk land zijn eigen wensen maar het belangrijkst voor mij is dat er in Europa een breed draagvlak lijkt te bestaan voor een sterk maar vernieuwd GLB, ook in de komende jaren. Eind van dit jaar verwacht ik een eerste indicatie van de Europese Commissie over de richting die zij ziet voor het GLB.

Aan de hand daarvan zal de discussie starten, waarbij ik overigens al in een veel vroeger stadium mijn inzet, de houtskoolschets, bij de Commissie en bij collega's uit vele lidstaten onder de aandacht heb gebracht.

Ook het Europees parlement doet nu volop mee in de discussie. De eerste ideeën uit die hoek die via de rapporteur van het Europees Parlement naar voren zijn gekomen stemmen mij positief. Ook daar wordt het belang van een sterk GLB onderkend met tegelijkertijd het inzicht dat vernieuwingen noodzakelijk zijn en dat betalingen aan boeren een heldere onderbouwing moeten hebben richting de belastingbetaler.

Zuivelbeleid

Nu kom ik bij mijn tweede onderwerp in deze inleiding, namelijk het zuivelbeleid en dan begin ik met de zuivelmarkt.

Ik sta een meer marktgeoriënteerd landbouwbeleid voor. Dat geldt ook voor mijn inzet in het zuivelbeleid. Meer marktoriëntatie met een vrijere markt brengt met zich mee dat er grotere prijsschommelingen kunnen optreden dan in het verleden het geval was. Een voorbeeld hiervan hebben we al meegemaakt: een sterke prijsverhoging, gevolgd door een diep dal in de melkprijzen. Gelukkig klimmen we momenteel uit het dal. De middellange termijnperspectieven zijn gunstig.

Zoals ik al aangaf ben ik voor een meer marktgeoriënteerd beleid maar dat is niet gelijk aan een volledig vrije markt. Een vrije markt is in mijn ogen een markt waar de overheid zich helemaal van heeft terug getrokken en dat sta ik niet voor. De overheid mag niet helemaal met de rug naar voedselproductie staan.

Nee, zo'n markt sta ik niet voor. Daarom heb ik de Europese Commissie volledig gesteund toen zij vorig jaar voorstelde maatregelen te nemen ter ondersteuning van de zuivelmarkt om te voorkomen dat de melkprijs nog verder beneden zou gaan zakken. We hebben toen besloten om, onder andere door interventiemaatregelen, een bodem in de markt te leggen, een vangnet.

Dat vangnet heeft zijn waarde bewezen en ik ga er van uit dat ook in de toekomst een vangnet voor de zuivel zal blijven om in crises situaties een bodem in de markt te leggen. Maar zolang als nodig en zo kort als mogelijk. Een vangnet met dynamiek.

Maar een vangnet is iets anders dan een hangmat. Vroeger hadden we door een ongelimiteerde interventie een hangmat gemaakt voor de zuivel met als gevolg dat we toen, begin jaren 80, boter en melkpoederbergen opbouwden. De maatschappij heeft dat nog op het netvlies. De maatschappij wil dat niet. De melkveehouders en de zuivelindustrie moeten nu reageren op de signalen uit de markt in plaats van zoals toen op het overheidsbeleid.

In crisessituaties zal naar mijn verwachting het belangrijkste instrument in het Brusselse beleid de komende jaren de interventie van de boter en de magere melkpoeder blijven. De interventie zal echter beperkt blijven door maximum hoeveelheden vast te leggen. Zolang als nodig, zo kort als mogelijk.

De melkveehouder zal echter zelf ook maatregelen moeten nemen om in de toekomst de schommelingen van de melkprijs en van het inkomen op te kunnen vangen. Maatregelen als het opbouwen van financiële buffers en andere zaken.

Binnenkort zal over deze onderwerpen in Brussel een discussie worden gevoerd als het eindrapport van de High Level Group voor de zuivel op tafel komt. Deze groep is in de zuivelcrises van vorig jaar ingesteld met de opdracht om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de zuivelmarkt te stabiliseren voor de middellange en lange termijn mede met het oog op de afschaffing van de melkquotering. Het rapport van deze groep, waar ook wij in vertegenwoordigd zijn, komt waarschijnlijk in juli al in de EU-Landbouwraad aan de orde. Mijn inzet in dit onderwerp kent u nu.

Een ander belangrijk punt in het zuivelbeleid, waar niet alleen de High Level Group zuivel zich mee heeft beziggehouden, maar ook de Tweede Kamer, is de transparantie in de markt - hoe vindt prijsvorming plaats? - en de verdeling van de marges bij de voedselproductie. We moeten daarbij niet alleen focussen op de prijs voor de consument, maar onszelf ook afvragen: krijgt de producent een eerlijke prijs? Er zijn hoorzittingen in de Tweede Kamer gehouden. Ik heb steun van de Tweede Kamer voor mijn inzet.

Vergroting van de marges voor de melkproducenten is ook een onderwerp dat besproken wordt in de eerder genoemde High Level Group voor de zuivel. Het gevoel bestaat en bij sommigen is het zelfs een overtuiging dat de melkveehouders de zwakste schakel vormen in de zuivelketen en dat de last van de prijsdalingen vooral op de schouders van de melkveehouders terecht komt.

Ik ben van mening dat de situatie bij ons toch anders is dan bij veel andere lidstaten, omdat hier het overgrote deel van de melkveehouders lid is van de zuivelcoöperatie en dus mede-eigenaar is van het zuivelverwerkende bedrijf. Benut uw lidmaatschap van een coöperatie!

Maar er zou uit de discussie in Brussel wel een aanpassing of interpretatie van de EU-regelgeving kunnen voortvloeien die extra ruimte gaat bieden aan de melkveehouders om zich in een producentenorganisatie aaneen te sluiten en op die manier een sterkere positie in te nemen in de onderhandelingen met de melkafnemers, de zuivelverwerkers, over de melkprijs.

Ik ben van mening dat we de ruimte die de huidige regels van de EU op het gebied van het mededingingsbeleid bieden, moeten benutten om de positie van de landbouwproducent in de keten te versterken. Ik heb de EU Commissaris daar tijdens de laatste Landbouwraad toe uitgenodigd.

Tot slot een laatste aandachtspunt in het zuivelbeleid: de melkquotering. De EU Commissie en de ministers van Landbouw van de 27 lidstaten hebben gezamenlijk besloten dat het systeem van de melkquotering moet worden beëindigd. En door het quotum jaarlijks met 1% te verhogen moet het systeem een zachte landing maken, ook in Nederland. Eigenlijk is in Nederland 2,5 tot 3% per jaar nodig.

De nieuwe EU landbouwcommissaris Ciolos heeft inmiddels uitdrukkelijk verklaard dat hij het beleid op dit terrein van zijn voorgangster mevrouw Fischer Boel wil voortzetten met andere woorden: in 2015 is de melkquotering in de EU beëindigd. Als EU 27 zitten we dit jaar opnieuw flink onder het totale melkquotum, de onderschrijding wordt momenteel geschat wordt op ongeveer 7%. Het betekent dat in de meeste lidstaten het melkquotum geen prijs meer heeft en geen onderdeel meer is van de kostprijs.

Helaas kunnen we dat nog niet zeggen van Nederland waar nog steeds melkveehouders bereid zijn een prijs te betalen voor het verkrijgen van quotum. Momenteel betalen ze daar ongeveer 17 cent per procent vet voor. Het geeft aan dat we dus in Nederland nog steeds niet de zachte landing hebben gerealiseerd en u kunt er daarom op rekenen dat ik in Brussel zal blijven hameren op de noodzaak van quotumuitbreiding vooral in Nederland. De afspraak over een zachte landing van het quotumsysteem geldt immers voor alle 27 lidstaten en niet voor 26, waarbij Nederland het maar uit moet zoeken.

Het verdwijnen van de melkquotering per 2015 zal overigens niet kunnen leiden tot een ongebreidelde uitbreiding van de melkproductie en van de melkveestapel. Melkveehouders kunnen na 2015 in principe weer vrij produceren en daarbij profiteren van de groeiende welvaart en de groeiende zuivelconsumptie in de wereld. De vooruitzichten voor de middellange en lange termijn zijn wat dat betreft goed.

Tegelijkertijd moeten we ons allemaal realiseren dat de melkproductie in Nederland moet plaatsvinden binnen de geldende milieuvoorwaarden. U weet dat ik in mijn beleid streef naar een in alle opzichten duurzame veehouderij met een breed draagvlak in de samenleving. Een van de uitgangspunten daarbij is dat een duurzame melkveehouderij zal moeten voldoen aan de vastgestelde milieueisen en de afgesproken milieudoelstellingen. Hergebruik van mest, covergisting, een ander voerregime. U hebt zelf de sleutels in handen. Wageningen URdoet baanbrekend onderzoek. Ik ben heel gelukkig dat het groen onderwijs onder LNV valt. Dit is een gouden driehoek: bedrijfsleven - onderwijs - LNV. We moeten binnen de randvoorwaarden opereren.

Eén van die milieudoelstellingen is bijvoorbeeld de nationale emissiedoelstelling voor ammoniak in 2020. Deze is nog niet bekend, maar zal zeker lager liggen dan de norm van 2010, terwijl naar verwachting de veehouderij de 2010-norm al ternauwernood zal halen. We hebben de nodige uitdagingen op ons bordje.

Zoals ik in het begin van mijn inleiding aangaf sta ik hier oog in oog met ondernemers uit een sector met toekomst. De marktvooruitzichten zijn gunstig en we koersen volgens mij af op een nieuw en sterk GLB waarin ruimte en steun komt voor ondernemerschap. Ondernemerschap waarvan we in Nederland gelukkig nog veel hebben zodat we, niet zonder uitdagingen, maar wel met vertrouwen, die toekomst tegemoet kunnen treden.

Ik wil u hartelijk danken voor uw aandacht en ik wens u en de uwen die goede toekomst toe, op het platteland, dat vitaal is en vitaal moet blijven.