Financiële Poort

Toespraak van minister De Jager bij de Financiële Poort waarbij hij is ingegaan op de hervormingen in de financiële sector sinds de crisis. Hij heeft aangegeven dat bij nieuwe steunaanvragen van financiële instellingen veel scherpere voorwoorden gesteld zullen worden aan het beloningsbeleid. Ook heeft hij aangekondigd te kijken of er internationale steun is voor een bankenbelasting.

"Over the past months our countries have taken urgent and exceptional measures to support the global economy and stabilize financial markets.
These efforts must continue.
At the same time, we must lay the foundation for reform to help to ensure that a global crisis, such as this one, does not happen again."
Dat stond in de preambule van de slotverklaring van de G20- bijeenkomst in Washington in november 2008.
Mijn eerste G20.
En het was eervol en vooral spannend om daarbij te zijn, om mee te denken, mee te praten, mee te beslissen over oplossingen voor de financiële crisis.
Maar het was en is geen eenvoudige opgave 'to support the global economy and stabilize financial markets'.
Dat weten we al sinds Bretton Woods.

In Washington moesten spijkers met koppen worden geslagen om onze financiële instellingen en onze economie weer op de rotsen te trekken, want 'global problems need global sulutions'
En dat lukte.
De G20 maakte afspraken om vele miljarden extra euro's en dollars vrij te maken en over hervormingen van de financiële sector.
Achteraf bezien kan deze G20-bijeenkomst als keerpunt van de crisis worden gezien. De val van Lehman Brothers net daarvoor markeerde het begin van de paniek, de top in Washington was de eerste stap op de lange weg naar herstel.
Maar zijn er sindsdien nog meer nuttige en noodzakelijke stappen gezet? Zijn we sindsdien ook echt opgeschoten?

Ja en nee.

Ja, omdat er inmiddels zeker een aantal hervormingen zijn doorgevoerd. Maar dat zijn vooral de evidente of meer eenvoudig te realiseren hervormingen, zoals versterking van het macro-prudentieel toezicht, meer toezicht op credit rating agencies en afspraken over internationale samenwerking in het toezicht.

Nee, omdat andere hervormingen nog niet concreet zijn gemaakt.
Die hervormingen zijn lastiger, pijnlijker, complexer;
het zijn hervormingen waar we langer over moeten denken, en vooral langer over moeten praten, in nationaal en internationaal verband.
Ik kan u verzekeren dat we het afgelopen jaar ver zijn gekomen.
Maar als we nu echt willen zorgen dat de hervorming van de financiële sector een succes wordt, dan is het hoog tijd voor concrete maatregelen.

Want een succesvolle hervorming van de financiële sector is noodzakelijk!
Geld, geldverkeer, de handel en wandel van geld, dat is de basis van onze economie, internationaal maar zeker ook nationaal.
Nederland heeft immers altijd een sterke financiële sector gehad, Nederland is altijd een belangrijke speler geweest op de financiële markten, en die positie willen we - ook na de financiële crisis - behouden!
Dat zal om bijzondere inspanningen vragen: van de sector zélf, van de toezichthouders en van de overheid.
Want financiële instellingen zijn geen gewone bedrijven.
Waarom niet?

Ten eerste omdat een gezond functionerende financiële instelling niet alleen van belang voor de banken en verzekeraars zélf, maar ook voor de rest van het bedrijfsleven: zonder de mogelijkheden om geld te laten rollen staat de economie stil.
Daarom speelt vertrouwen ook zo'n belangrijke rol in het financiële verkeer.
Twijfels over de financiële stabiliteit en de zekerheid van onze aanspraken zijn absoluut funest voor het gezond functioneren van de sector en onze economie.

Ten tweede is de financiële sector een zeer ingewikkeld netwerk van van elkaar afhankelijke mensen en maatregelen, regels en richtlijnen, instellingen en instanties.
In tegenstelling tot een 'normale' sector, hebben problemen bij de concurrent ook negatieve gevolgen voor het eigen bedrijf en - als alles echt tegenzit - voor de hele economie.
Daar komt ook nog bij dat de financiële sector van nature niet voldoende transparant is.
Voor de meeste mensen is een bank een soort 'black box': je brengt er geld naartoe, en dat haal je later weer op.
Wat de bank in de tussentijd met je geld doet, dat is meestal niet duidelijk.
Dit creëert een principal-agent probleem: de spaarder kan niet goed beoordelen of de bank zorgvuldig met zijn geld omgaat.
Misschien neemt de bank wel teveel risico's.
Dat is mooi als dat goed uitpakt; dan incasseert de bank de winst en profiteert de spaarder misschien ook een heel klein beetje.
Maar als het misgaat?
Dan betaalt de belastingbetaler.
Niet echt een evenwichtige verdeling van baten en lasten.

Het is duidelijk, en de crisis heeft dat bijna tastbaar gemaakt, dat financiële instellingen niet alleen een publieke functie maar ook een publieke verantwoordelijkheid hebben.
Deze speciale positie rechtvaardigt dat we als overheid en als toezichthouder duidelijke en strenge regels moeten durven stellen.
Niet om de sector onnodige belemmeringen op te werpen.
Banken opereren nu eenmaal per definitie in een uitdagende, innovatieve en risicovolle omgeving.
Maar in dat spanningsveld is het juist van bijzonder belang dat de risico's die worden aangegaan verantwoord en beheersbaar zijn.
Dat is een publiek belang en daar hoort ook sterke regelgeving en stevig toezicht bij.
In het Engels bestaat hier een term voor: 'tough love'.
Juist als je het goed met iemand voor hebt, is het soms goed om hem of haar steviger aan te pakken.
Dus zal de overheid, zal het kabinet, ook in de huidige demissionaire status, de komende periode doorgaan met het nemen van maatregelen die het vertrouwen in en het respect voor de financiële sector kunnen herstellen.

Over welke maatregelen heb ik het dan?

Op de korte termijn gaat het vooral om een aantal maatregelen om de bonussen of beter 'de perverse beloningsprikkels bij financiële ondernemingen' verder aan banden te leggen.
U weet het: een doorn in het oog van iedereen die van rechtvaardigheid houdt; of we dat nu christelijke naastenliefde, level playing field of eerlijk delen noemen….

Zoals u weet hebben DNB en de AFM in mei 2009 een aantal principes voor beheerst beloningsbeleid in de financiële sector gepubliceerd.
Voor die principes heb ik nu een duidelijke wettelijke grondslag gecreëerd.
Daardoor kunnen DNB en de AFM nu scherper en daadkrachtiger optreden tegen perverse beloningsprikkels.
Niet alleen als het gaat om de beloning van het bestuur van de onderneming maar van alle werknemers.
Verder zal ik bij nieuwe steunaanvragen van financiële instellingen veel scherpere voorwaarden stellen aan hun beloningsbeleid.
Dat wil zeggen dat ik bij een volgende steunoperatie als extra voorwaarde zal stellen dat alle uitstaande rechten op variabele beloning die bestuurders hebben opgebouwd, in welke vorm dan ook, zullen komen te vervallen.
Aandelen, optiepakketten en gereserveerde cashbonussen vloeien terug naar het bedrijf, ook als deze betrekking hadden op prestaties uit eerder jaren. Laten we niet vergeten: een normaal bedrijf was failliet gegaan en dan had de staat ook niet aan de lat gestaan voor die bonussen.
Ook zal ik de Raad van Commissarissen van de instelling vragen om te onderzoeken of in het verleden uitbetaalde bonussen kunnen worden teruggehaald. Bijvoorbeeld als deze op de verkeerde merites zijn toegekend.
De instelling moet vervolgens een nieuw, duurzaam beloningsbeleid vaststellen dat volledig voldoet aan de Code Banken.
Verder wordt er hard gewerkt aan een wetsvoorstel dat de overheid de bevoegdheid geeft om de uitkering of toekenning van bonussen ongedaan te maken of aan te passen als deze werden toegekend op basis van onjuiste gegevens of, onredelijk en onbillijk waren. Ik zal er alles aan doen om het wetsvoorstel eind mei bij de Kamer in te dienen zodat de wet per 1 januari 2011 in werking kan treden.

Maar de bonussen waren en zijn een 'global problem', dus moeten we ook werken aan 'global solutions'.
Daarom hebben we tijdens de G20-top in Londen in 2009 de 'Principles for Sound Compensation Practices' aangenomen: een set concrete afspraken over beloningsstructuren in financiële instellingen, opgesteld door de Financial Stability Board (FSB).
Maar principes vastleggen is niet genoeg; ze moeten ook worden nageleefd.
Een werkgroep onder leiding van Nederland heeft gecontroleerd wat de landen en bedrijven hiermee hebben gedaan.
Daarom heeft Nederland zich ook hard gemaakt voor een vervolgevaluatie in 2011, voor het ontwikkelen van evaluatiecriteria en een brede toepassing van de FSB-Principles voor alle systeeminstellingen.
In Europa worden de bonussen aangepakt door een aantal specifieke bepalingen die worden opgenomen in de Capital Requirements Directive (CRD) van Bazel II.
Deze bepalingen sluiten aan bij de FSB-Principles.

Maar niet alleen de excessieve beloningen in de financiële sector hebben het vertrouwen in de financiële sector ondermijnd: ook het feit dat de belastingbetaler opdraait voor té risicovolle activiteiten van banken hebben de balans in de beeldvorming verstoord.
Daarom zal ik kijken of er internationale steun is, en onder welke voorwaarden, met alle mitsen en maren die we ook goed moeten bekijken, voor de invoer van een bankenbelasting.
Ik ben ervan overtuigd dat zo'n bankenbelasting alleen kan werken als het internationaal wordt ingevoerd.
Want dan wordt het level playing field groter en de arbitrage kleiner.
De financiële sector is immers een internationale sector. We kunnen ons als Nederland geen 'alleingang' veroorloven.
Ik ga dus pleiten voor een internationaal gecoördineerde aanpak, onder andere tijdens de informele Ecofin van 16 en 17 april.
Ook de G20 besteedt de komende tijd aandacht aan dit onderwerp.

Dat zijn de plannen.
Tenminste, de belangrijkste op de korte termijn.
De vraag, uw vraag, is nu vast wanneer die plannen allemaal worden, of beter, kunnen worden ingevoerd.
Daar hebben we op dit moment nog geen eenduidig antwoord op.
Waarom niet?
Omdat we aan de ene kant rekening moeten houden met de kwetsbaarheid van de financiële instellingen: zij hebben tijd nodig om te herstellen van de klappen van de crisis.
Aan de andere kant mogen we het momentum om hervormingen door te voeren, niet verliezen.
En vooral dat laatste begint de afgelopen maanden een steeds groter risico te worden.
Het gevoel van urgentie sijpelt langzaam door de kieren van een zich herstellende economie.
Het is verleidelijk voor de banken om weer terug te keren naar 'business as usual'.
Recente berichten over hoge bonussen die toch weer worden uitgekeerd zijn vooral incidenten, maar ook een signaal dat de lessen uit de kredietcrisis nog niet bepaald tot de gehoopte cultuuromslag hebben geleid.
Wat het ook ingewikkelder maakt is dat er nu een kabinet is met demissionaire status, dat de verkiezingskoorts de dagelijkse besluitvorming verhit en dat beloven de komende maanden belangrijker lijkt dan doen.
Maar wachten tot er een nieuw kabinet is, wachten tot de zomer, of het najaar, kunnen we ons volgens mij nu niet veroorloven.
Ik denk, ik ben ervan overtuigd, dat we nu moeten doorpakken, anders blijven we steken in goede bedoelingen en dat gaat mij als Rotterdammer aan het hart.
Daarom heb ik ervoor gekozen om niet langs de zijlijn te gaan staan wachten.
Daarom heb ik vorige week een brief naar de Kamer gestuurd waarin ik heb aangekondigd nog voor het zomerreces met wetgeving te zullen komen.
Vandaag heb ik daar met de kamer over gesproken. Het was een goed debat. In hoofdlijnen is mijn brief breed ondersteund.

Ik zal mij de komende maanden inspannen om te zorgen dat we het momentum om zaken aan te pakken niet verliezen, dat we niet stilstaan. Want ik sta nog steeds achter de verklaring van de G20 in Washington: 'We are determined to enhance our cooperation and work together to restore global growth and achieve needed reforms in the world's financial systems.'