Wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft en de Vrijstellingsregeling geldtransactiekantoren

Directie Financiële Markten

20 april 2010, nr. FM2010-3918M, Staatscourant 2010, 6747

Regeling van de Minister van Financiën tot wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft in verband met een aanpassing van de vrijstellingsvermelding en tot wijziging van de Vrijstellingsregeling geldtransactiekantoren in verband met een aanpassing van de vrijstelling voor ondernemingen die het bedrijf van hotel uitoefenen

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 2:59, eerste lid, 2:74 en 5:5 van de Wet op het financieel toezicht en artikel 4, eerste lid, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vrijstellingsregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien een aanbieding niet uitsluitend aan gekwalificeerde beleggers wordt gedaan is het eerste lid, aanhef en onderdeel a, slechts van toepassing voor zover de aanbieder bij een aanbod van beleggingsobjecten als bedoeld in het eerste lid, en in reclame-uitingen en documenten waarin een dergelijk aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, vermeldt dat hij voor het aanbieden niet vergunningplichtig is ingevolge de wet en niet onder toezicht staat van de Autoriteit Financiële Markten.

B

Artikel 4, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien een aanbieding niet uitsluitend aan gekwalificeerde beleggers wordt gedaan is het eerste lid slechts van toepassing voor zover de aanbieders bij een aanbod van rechten van deelneming als bedoeld in het eerste lid, en in reclame-uitingen en documenten waarin een dergelijk aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, vermelden dat zij voor het aanbieden van deze rechten van deelneming niet vergunningplichtig zijn ingevolge de wet en niet onder toezicht staan van de Autoriteit Financiële Markten.

C

Artikel 53, vierde lid, komt te luiden:
4. Indien een aanbieding niet uitsluitend aan gekwalificeerde beleggers wordt gedaan is het tweede lid slechts van toepassing voor zover de aanbieders in reclame-uitingen en documenten waarin de aanbieding of de toelating in het vooruitzicht wordt gesteld, vermelden dat ingevolge de wet geen verplichting bestaat tot het algemeen verkrijgbaar stellen van een prospectus dat is goedgekeurd door de Autoriteit Financiële Markten ter zake van de aanbieding of toelating en dat op de aanbieding of toelating geen toezicht wordt uitgeoefend door de Autoriteit Financiële Markten.

ARTIKEL II

De Vrijstellingsregeling geldtransactiekantoren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede “hotels die, met inachtneming van de regels van de stichting G.E. van Goor, zijn ingeschreven in het daartoe door de stichting bijgehouden register” vervangen door: ondernemingen die het bedrijf van hotel uitoefenen en die als logiesverstrekkend bedrijf zijn ingeschreven in een door het Bedrijfschap Horeca en Catering bijgehouden register.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede “een kredietinstelling als bedoeld in de Wet toezicht kredietinstellingen 1992 of bij een geldtransactiekantoor” vervangen door “een financiële onderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die bevoegd is in Nederland het bedrijf van betaaldienstagent, betaaldienstverlener of kredietinstelling uit te oefenen dan wel bij een geldtransactiekantoor” en wordt de zinsnede “de desbetreffende kredietinstelling of geldtransactiekantoor” vervangen door “de desbetreffende betaaldienstagent, betaaldienstverlener, kredietinstelling of geldtransactiekantoor”.

B

In artikel 3 wordt de zinsnede “effecteninstellingen waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 is verleend” vervangen door: beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van die wet is verleend.

ARTIKEL III

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 25 augustus 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2010), Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt Artikel I op hetzelfde tijdstip in werking.
2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,
J.C. de Jager

Toelichting

Artikel I

De artikelen 2, 4 en 53 van de Vrijstellingsregeling Wft zijn gewijzigd om te voorkomen dat de verplichte vermelding door de aanbieder bij het aanbod, reclame-uitingen of andere documenten dat de aanbieder niet-vergunningplichtig is en niet onder toezicht staat van de AFM ook verplicht zou zijn voor de aanbieder wiens activiteiten uitsluitend zijn gericht op gekwalificeerde beleggers. Deze aanpassing is nodig omdat deze verplichting zich primair richt op consumentenbescherming, en niet op gekwalificeerde beleggers. Deze wijziging sluit hiermee aan bij de zesde nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wijzigingswet Financiële Markten 2010 (Kamerstukken II 2009-2010, 32 036, nr. 13).

Artikel II

Onderdeel A
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet inzake de geldtransactiekantoren (hierna: Wgt) kan de Minister van Financiën vrijstelling verlenen van het in artikel 3, eerste lid, van die wet neergelegde verbod als geldtransactiekantoor werkzaam te zijn. Van die bevoegdheid heeft de minister gebruik gemaakt door de Vrijstellingsregeling geldtransactiekantoren (verder: de vrijstellingsregeling Wgt) vast te stellen. Ingevolge het bepaalde in artikel 2, eerste lid, van de vrijstellingsregeling Wgt geldt de vrijstelling voor hotels, die zijn ingeschreven in het daartoe door de Stichting G.E. van Goor (verder: de stichting) beheerde register, voor het wisselen van munten of bankbiljetten tot een bedrag van € 500.- per gast - van het hotel - per overnachting. Aan de vrijstelling zijn voorwaarden verbonden teneinde het witwassen van gelden of terrorismefinanciering via de vrijgestelde hotels te voorkomen (vgl. artikel 2, tweede lid, van de vrijstellingsregeling). Doel van de stichting is - kort samengevat - de instandhouding van de vrijstellingsregeling Wgt. Per maart 2009 waren bij de stichting 92 deelnemers aangesloten die allen als logiesverstrekkend bedrijf waren ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. Het Bedrijfschap Horeca en Catering is een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie die is ingesteld op grond van de Wet op de Bedrijfsorganisatie. De ingevolge de vrijstellingsregeling Wgt vrijgestelde hotels zijn vrijwel uitsluitend (middel)grote hotels met vijftig kamers of meer.

De onderhavige regeling bewerkstelligt dat de reikwijdte van artikel 2 van de vrijstellingsregeling Wgt wordt uitgebreid tot ondernemingen die het bedrijf van hotel uitoefenen en die als logiesverstrekkend bedrijf zijn geregistreerd door het Bedrijfschap Horeca en Catering, voor zover zij voldoen aan de in de vrijstellingsregeling opgenomen voorschriften. Een hotel behoeft dus niet meer ingeschreven te zijn in het door de stichting beheerde register, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de vrijstellingsregeling Wgt, om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van artikel 3, eerste lid, van de Wgt. Met die wijziging van de vrijstellingsregeling Wgt wordt uitvoering gegeven aan een voorstel, in het kader van de in 2006 uitgevoerde evaluatie van de Wgt, de vrijstellingsregeling Wgt aan te passen en daarbij de verplichting tot registratie bij de stichting op te heffen (zie Kamerstukken II 2005/06, 30 598, nr. 1, bijlage, blz. 31). Deze aanpassing is wenselijk vanwege de administratieve lasten en overige nalevingskosten waarmee de deelnemers aan de stichting worden geconfronteerd. Verder is van belang dat het risico voor het witwassen van gelden en terrorismefinanciering van (geld)wisseltransacties verricht door hotels relatief gering is indien zij daarbij de in artikel 2 van de vrijstellingsregeling Wgt neergelegde voorschriften in acht nemen. De hiervoor geschetste uitbreiding van de reikwijdte van de vrijstellingsregeling Wgt wordt bewerkstelligd door de in artikel 2, eerste lid, van de vrijstellingsregeling Wgt opgenomen zinsnede die refereert aan de stichting en de door haar geregistreerde deelnemers te wijzigen.
Vrijstelling van het verbod van artikel 2, eerste lid, van de Wgt laat overigens onverlet dat de terzake bevoegde toezichthouder, te weten de Nederlandsche Bank N.V. (verder: DNB), dan wel het openbaar ministerie handhavend kunnen optreden jegens een vrijgesteld hotel wanneer dat hotel niet meer voldoet of dreigt te voldoen aan het bepaalde bij of krachtens de Wgt. Teneinde haar toezichthoudende taak op een adequate wijze te kunnen uitoefenen, beschikt DNB onder meer over de bevoegdheid om inlichtingen te verlangen van vrijgestelde hotels (artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Wgt).

Verder wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele verwijzingen aan te passen. Omdat de Wet toezicht kredietinstellingen 1992 inmiddels is ingetrokken, wordt de verwijzing in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de vrijstellingsregeling Wgt naar een kredietinstelling als bedoeld in die wet vervangen door een verwijzing naar een financiële onderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (verder: Wft) die bevoegd is in Nederland het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen. Met deze formulering wordt gedoeld op banken en electronischgeldinstellingen als bedoeld in laatstgenoemd artikel die op basis van een door DNB op grond van de Wft verleende vergunning hun bedrijf in Nederland mogen uitoefenen alsmede op kredietinstellingen met zetel in een andere lidstaat die hun bedrijf uitoefenen door middel van een bijkantoor in Nederland dan wel door middel van het verrichten van diensten naar Nederland. Verder wordt in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel b, een verwijzing opgenomen naar de betaaldienstagenten en betaaldienstverleners, bedoeld in artikel 1:1 van de Wft, die in Nederland hun bedrijf mogen uitoefenen. Het uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstagent en betaaldienstverlener wordt sedert 1 november 2009, het tijdstip waarop de Wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet inzake geldtransactiekantoren en intrekking van de Wet op het grensoverschrijdend betalingsverkeer ter implementatie van de richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (Pb EU L 319) in werking is getreden, gereguleerd door de Wft. Betaaldienstverleners verrichten betaaldiensten als bedoeld in de bijlage bij de hiervoor genoemde richtlijn nr. 2007/64/EG terwijl betaaldienstagenten bij de uitvoering van dergelijke betaaldiensten optreden voor rekening van een betaalinstelling, dat wil zeggen een betaaldienstverlener waaraan DNB een vergunning als bedoeld in artikel 2:3a van de Wft heeft verleend.

Onderdeel B
De wijziging van artikel 3 is noodzakelijk omdat de Wet toezicht effectenverkeer 1995 is ingetrokken. De in dat artikel opgenomen verwijzing naar effecteninstelllingen waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet toezicht Effectenverkeer 1995 is verleend, wordt vervangen door een verwijzing naar beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft die beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van die wet voor het verlenen beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten.

Artikel III

De bepalingen van artikel I hangen samen met bepalingen inzake de verplichting van de aanbieder om in een aanbod, reclame-uitingen of andere documenten waarin een aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld te vermelden dat zij niet vergunningplichtig is en niet onder toezicht staat van de AFM, die zijn opgenomen in wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2010 (Kamerstukken II 2008/09, 32 036, nr. 2). Dit wetsvoorstel is thans aanhangig bij de Tweede Kamer. De bepalingen van artikel I dienen derhalve tegelijkertijd met die wet in werking te treden.

De Minister van Financiën,
J.C. de Jager