Toespraak bij conferentie over Europese veiligheid

Nederland is een leuk land en we zijn goed in veel dingen. Er is geen enkele reden ons licht onder de korenmaat te steken. Dat laten onze ondernemers over de grens dagelijks zien, ook die uit Groningen! Denk aan de schepen van Wijnne Barends! Maar er zijn ook dingen die we niet alleen kunnen. Waar we anderen bij nodig hebben. Het waarborgen van onze veiligheid en welvaart in deze wereld is zo’n ding. Daar moeten we gezamenlijk de schouders onder zetten. Om het te maken in deze wereld, hebben we de Europese Unie heel hard nodig. Ik zet uit volle overtuiging in op versterkte samenwerking met onze Europese partners.

Officiele titel: Sterk Europa, sterk Nederland

Goedemorgen dames en heren,

Wat goed dat jullie op deze mooie dag in mei allemaal deelnemen aan deze conferentie over Europese veiligheid. Hier in de Martinikerk in ieder geval geen gebrek aan enthousiasme voor Europa! Ik wil de organisatoren van SIB-Groningen hartelijk danken voor de uitnodiging. Voordat ik zodadelijk inga op de veiligheid van Europa, wil ik graag eerst iets kwijt over de wereld. En de mogelijkheden en onmogelijkheden voor Nederland in die wereld. En dan kom ik vanzelf op de Europese Unie. Want de EU kan bij uitstek de Nederlandse belangen in de wereld behartigen. Ook als het over onze veiligheid gaat.

Dit is niet mijn eerste bezoek aan Groningen: zelfs als minister van Buitenlandse Zaken ben ik hier geweest! En ik ben Groningen ook regelmatig buiten onze landsgrenzen tegengekomen in de afgelopen drie jaar. Afgelopen maand nog, in São Paulo. Tijdens een werkbezoek aan Brazilië liep ik de directeur van de Groningse rederij Wijnne Barends tegen het lijf. Wijnne Barends is een nuchtere Nederlandse onderneming die zeetransporten over de hele wereld verzorgt en schepen bouwt. In China, in Bulgarije. Zeventig tot tachtig procent van hun klanten zit in het buitenland. Het is Nederlands ondernemerschap op z’n best!

Waarom zeg ik dit? Niet om reclame te maken voor Wijnne Barends. Ik verwacht niet dat er in dit publiek veel interesse is om op korte termijn een 3500 tonner aan te kopen. Ik noem dit voorbeeld vooral omdat het laat zien hoezeer de Nederlandse economie verweven is met het buitenland. Om te laten zien waar we ons geld vandaan halen. Tweederde van de Nederlandse boterham wordt over de grens verdiend: door internationaal ondernemen. Dat is voor mij als minister van Buitenlandse Zaken en als politicus een heel belangrijk gegeven. Een gegeven dat bij iedere politicus scherp op het netvlies zou moeten staan. Nederland is een handelsnatie en onze internationale oriëntatie heeft ons grote welvaart gebracht – dat is vandaag, morgen en over tien jaar nog steeds zo. Ook úw boterham wordt straks in het buitenland belegd. Partijen die zeggen dat Nederland zich beter op zichzelf kan richten, draaien hun rug naar onze eigen toekomst!

Dames en heren,

Wáár we ons geld verdienen, is al vierhonderd jaar onveranderd. Maar de wereld waarin we zaken doen is wèl veranderd. Toen jullie geboren werden, verschenen zo ongeveer de eerste scheuren in de Berlijnse Muur. De Koude Oorlog kwam ten einde, en daarmee het bipolair machtsdenken. Op het schoolplein zullen jullie het misschien niet zo hebben meegekregen, maar als jonge Europarlementariër beleefde ik die periode als een hele hoopvolle tijd: vrijheid, democratie en mensenrechten zouden de wereld stormenderhand veroveren! Inmiddels studeren jullie allemaal in Groningen en heeft dat optimisme plaatsgemaakt voor een wat negatievere inslag. Dat ligt niet aan deze mooie stad in het Noorden maar aan de tijdgeest: het is alsof we collectief een illusie armer zijn - en daar zijn we ons ook een beetje naar gaan gedragen. De algehele stemming is deze dagen bedrukt: wat zal de toekomst ons brengen?

En het is waar: de wereld staat voor grote, grensoverschrijdende problemen: klimaatverandering, de verspreiding van massavernietigingswapens, waaronder ook kernwapens, internationaal terrorisme, pandemieën. Om over de gevolgen van de financieel-economische crisis nog maar te zwijgen. Het zijn de schaduwkanten van de globalisering waar ik zojuist over sprak – de globalisering die ons ook zoveel voordelen en keuzemogelijkheden heeft gebracht.

Hoe kunnen we de uitdagingen die globalisering biedt, het hoofd bieden, terwijl we de vruchten ervan maximaliseren? Het besef dat we elkaar nodig hebben, dat geen enkel land ter wereld het alleen af kan, is groter dan ooit. Toch is de kans op succesvolle internationale samenwerking zeker geen vanzelfsprekendheid. In onze huidige, multipolaire wereldorde is onzekerheid troef. Wie heeft het vanzelfsprekende gezag? Wie oefent nog effectief morele autoriteit uit? Zoals het er nu naar uit ziet, zullen de G2, de Verenigde Staten en China, de komende decennia de belangrijkste actoren zijn op het wereldtoneel. Maar er is vooralsnog geen sprake van een echte duurzame, evenwichtige relatie tussen die twee grootmachten. Ondertussen weerspiegelen internationale organisaties zoals de Verenigde Naties een verouderd wereldbeeld. Opkomende machten zoals China, India, Brazilië willen terecht een eigen stempel drukken – zij voelen zich te groot geworden om zich zonder meer bij de heersende consensus aan te sluiten. De machtspositie van Westerse landen, zeker ook in Europa, is er relatief op achteruit gegaan. Deze landen zullen moeten opschuiven, ruimte moeten bieden. Maar hoe gaat dat in zijn werk? Gaan de nieuwe machten wel op dezelfde manier om met wat wij onder ‘verantwoordelijke soevereiniteit’ verstaan? Zullen wij wel kunnen vasthouden aan wat ons dierbaar is? Onze welvaart, onze veiligheid, en ook, onze manier van leven – in vrijheid? Staan onze waarden en onze identiteit onder druk?

Onzekerheid over het antwoord op dit soort existentiële vragen verklaart ons gesomber. Die onzekerheid verklaart ook waarom de neiging om naar binnen te keren zo groot is in onze samenleving. We willen terug naar wat we kennen, terug naar wat we vertrouwen. Maar ook al stemmen we onze televisie af op Hart van Nederland in plaats van op BBC World, de gebeurtenissen in de wereld blijven ons onverminderd raken. Daar is geen ontkomen aan. En die wereld blijft ons ook kansen bieden. Die kansen moeten we aangrijpen!

Willen we de internationale ontwikkelingen, die zo’n groot stempel drukken op ons eigen wel en wee, bijbuigen in een richting die voor Nederland gunstig is, dan zullen we mee moeten doen in de wereld, erbij moeten zijn. De afgelopen drie jaar heb ik geprobeerd vorm te geven aan een actieve Europese en internationale opstelling van ons land. Een beetje tegen de wind in soms, want er zijn mensen en politici genoeg die helemaal geen heil zien in zo’n internationale oriëntatie. Die zich liever achter de dijken willen terugtrekken in de hoop dat de storm dan vanzelf overwaait. Maar dat, dames en heren, gaat niet gebeuren. De wereld draait door, om met Mathijs van Nieuwkerk te spreken. En wij draaien mee, of we die draaimolen nu zat zijn of niet. Eruit stappen is geen optie. Dan kunnen we dus maar beter zorgen dat het muziekje ons aanstaat. Dat we lol houden in het ritje. En dat we ons ijsje kunnen blijven eten.

Hoe kunnen we de Nederlandse belangen zeker stellen in deze onzekere wereld? Hoe wapenen we ons tegen de risico’s van een veranderende wereld die voor grote uitdagingen staat? Hoe gaan we om met nieuwe veiligheidsrisico’s in de 21e eeuw?

Ik zoek het antwoord in partnerschappen. Omdat we alleen samen de mondiale problemen kunnen oplossen. Omdat dit de manier is om landen te betrekken en te laten delen in de verantwoordelijkheid. Omdat we alleen zo kunnen anticiperen op problemen. Kortom: partnerschappen bieden enorme mogelijkheden: economisch, politiek en militair.

En dan heb ik het over partnerschappen met opkomende machten, die we moeten leren kennen en waarmee we moeten leren werken. Daarom was ik afgelopen maand ook in Brazilië. Ik heb het over partnerschappen met traditionele bondgenoten, waarmee we belangrijke waarden delen. De Verenigde Staten voorop. En ook de NAVO wil ik hier noemen, het trans-Atlantisch bondgenootgeschap dat garant staat voor onze veiligheid. Maar ik heb het ook het partnerschap dat ons de afgelopen zestig jaar ongekende stabiliteit en welvaart heeft gebracht: de Europese Unie. Ik zet uit volle overtuiging in op versterkte samenwerking met onze Europese partners.

Een sterke Europese Unie is in het beste Nederlandse belang. Dat zeg ik vooral ook tegen degenen die de afgelopen periode, als gevolg van de turbulentie in de eurozone, hebben gepleit voor een Nederlandse Alleingang à la Zwitserland. En tegen degenen die, in de aanloop naar de verkiezingen op 9 juni, voorstellen om met maar liefst de helft te korten op de Nederlandse bijdrage aan de EU. Ik kan me voorstellen dat dat het electoraal gezien goed doet, maar ik heb er maar één woord voor: volksverlakkerij. Nog afgezien van de onmogelijkheid van deze verkiezingsbelofte – die het CPB al vaststelde – is het ook buitengewoon onverstandig om zo rigoureus op de Europese Unie te bezuinigen. Laten we voorop stellen dat gemeenschapsgeld goed besteed moet worden. Géén verkwisting en géén vage en dure liefhebberijen. En ook moeten wij niet méér betalen dan andere lidstaten die even rijk zijn als wij. Tot zover ben ik helemaal aan boord, en hiervoor zal ik me ook altijd inzetten. Maar ik ben niet kortzichtig: als je wáár wilt voor je geld, kun je de Europese Unie niet tot op het bot uitkleden. Onze welvaart en onze veiligheid zijn juist gestoeld op Europese samenwerking. We moeten dan ook blijven investeren in een Europese Unie die ook in de 21e eeuw is toegerust op haar taak, namelijk het behartigen van de wederzijdse belangen van haar lidstaten, óók onze eigen Nederlandse belangen, ook onze veiligheidsbelangen. Ga maar na: we hebben de Europese Unie nodig als het gaat om migratie. Om de bestrijding van criminaliteit. Om onze energievoorzieningszekerheid te waarborgen. Voor conflictbeheersing in de regio: hoeveel zou het ons niet opleveren als Oekraïne bijvoorbeeld een moderne rechtsstaat wordt waarmee we prima kunnen handelen, en, omgekeerd, hoeveel kost het ons wel niet als de landen aan onze buitengrenzen destabiliseren? Al dit soort vraagstukken moeten we in Europees verband onder ogen zien. Die verantwoordelijkheid nu ontlopen, is een lange neus maken naar toekomstige generaties. Naar jullie, eigenlijk.

Dames en heren,

Wat moet die Europese Unie doen om een overtuigende wereldspeler te worden en wat vereist dat van ons, lidstaten?

Allereerst moeten we de Griekse schuldencrisis achter ons laten. Toen de financieel-economische crisis uitbrak, heeft de euro een belangrijke stabiliserende rol gespeeld. Maar diezelfde crisis heeft ook zwakten blootgelegd in de eurozone: veel landen kampen met te grote tekorten en te hoge schulden. Tel daarbij op de verslechterende concurrentiepositie van een aantal landen en het resultaat is ongezonde onrust alom, die nog wordt gevoed door speculatie op de markten. Er zijn binnen de eurozone landen die hun economie structureel moeten verbeteren, daarover kan geen misverstand bestaan: solidariteit strekt niet tot in het oneindige. De strenge leermeesters van het IMF zien daar in het geval van Griekenland op toe. Ook wij leveren, net als de overige veertien landen van de eurozone, een bijdrage. Dat doen we niet uit liefdadigheid maar om de markt gerust te stellen. De noodingrepen die nodig waren om de markt tot bedaren te brengen, het totaalpakket van 500 miljard euro dat de ministers van Financiën vorig weekend overeen kwamen, zijn ongekend en werden al omschreven als de ‘shock and awe’ van de EU om de euro te redden. Dat het een dure les is, is zeker. Maar dat dit noodzakelijk was, en ook in het Nederlands belang, staat voor mij evenzeer als een paal boven water Een stabiele euro levert ons eenvoudigweg meer geld op. We hebben dit gedaan om erger te voorkomen. Om ook voor onszelf de schade te beperken. De noodingrepen laten zeker ook zien dat de Europese Unie daadkrachtig kan optreden als het moet. Op de momenten dat het er op aankomt, is die eenheid er. Iedereen is er ook absoluut van doordrongen dat dit soort problemen in de toekomst koste wat kost voorkomen moet worden: door strakkere afspraken te maken over het gezond houden van de overheidsfinanciën en door betere controle op de naleving van die afspraken. We hebben moeten constateren dat er weeffouten zitten in het wandkleed van de euro. Dat de wal het schip van de Economische en Monetaire Unie nu moet keren is pijnlijk, maar beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Overigens zal Nederland volgende maand in Toronto opnieuw deelnemen aan de G20, het internationale forum dat zich buigt over mondiale economische uitdagingen. Daar draaien we mee om de toekomstige financiële stabiliteit in de wereld te waarborgen. Om Nederlandse werkgelegenheid, om Nederlandse welvaart in de toekomst veilig te stellen.

Dames en heren,

Een tweede vereiste om de EU te versterken is dat we zorgen dat onze economieën weer duurzaam op gang komen. In de herziening van de Lissabon-strategie, die volgende maand moet uitmonden in een nieuwe strategie voor de Europese Unie richting 2020, staan duurzame groei en werkgelegenheid centraal. Dat is in deze tijd de juiste focus! Ruimte bieden aan verduurzaming en innovatie, zodat Europa kan blijven concurreren in de wereld. Daar hebben juist ook Nederlandse ondernemers, die overal ter wereld handelen en investeren, profijt van.

Ten derde moeten we onze gemeenschappelijke waarden, die ten grondslag liggen aan de Europese integratie, hoog houden en uitdragen. Dat wat ons voor anderen in de wereld aantrekkelijk maakt (een Unie die pal staat voor vrijheid, democratie en mensenrechten!) moeten we niet van binnenuit uithollen. Geloofwaardigheid betekent strikt de hand houden aan de toetredingscriteria die we hebben afgesproken. Wie erbij wil horen, moet zelf laten zien dat hij de Europese waarden ten volle omarmt. Ik wil geen tweederangsleden in de Europese Unie.

En last but not least moeten we onze overredingskracht in de wereld op een hoger peil brengen. Om dat te bereiken, zullen we veel eensgezinder moeten optreden. Het Verdrag van Lissabon is er: dat moeten we nu voor ons laten werken. De Vaste Voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy, en de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, moeten daadwerkelijk het gezicht en de stem van de EU in de wereld worden. De nieuwe Europese Dienst voor Extern Optreden, zeg de diplomatieke dienst van de EU, moet een succes worden. Dat vraagt discipline en zelfbeheersing van alle lidstaten. Het besef dat een gezamenlijk extern beleid ons gewicht in de wereld vergroot, moet zwaarder wegen dan de wens overal onze eigen driekleur te zien wapperen.
Alleen als we eensgezind zijn, een krachtig gemeenschappelijk beleid voeren, kan Europa een bepalende geopolitieke machtsfactor wordt op het wereldtoneel, naast de Verenigde Staten en China. Die ambitie zouden we wel moeten hebben: om van de G2 de G3 te maken. Niet als doel op zich, maar omdat dat ons beter in staat zal stellen ons eigen stempel op ontwikkelingen te drukken.

Dames en heren,

Als Europa zich ontwikkelt tot een politiek interessante speler, dan winnen zowel de Europese lidstaten als de VS daarbij. Dan zullen de traditionele bondgenoten, Europa en de VS, elkaar in de wereld kunnen versterken, en zal het voor China en andere regionale grootmachten lastiger worden om af te wijken van de trans-Atlantische consensus. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de VS en Europa samen de doorslag kunnen geven met betrekkingen tot veel van de uitdagingen waar we voor gesteld staan. Dat wij samen een beslissende factor kunnen zijn om positieve verandering in de wereld tot stand te brengen, vanuit onze gedeelde waarden. Maar dan moet de EU wel in die rol groeien. We kunnen als EU geen grote broek aantrekken, als die vervolgens afzakt.

Dit geldt ook als het op onze veiligheid aankomt. En zo kom ik op het onderwerp van deze conferentie: Europa’s veiligheid. Mijn stelling is: geen veilig Europa zonder een krachtig Europees Veiligheids- en Defensiebeleid. Gone are the days dat we naar de overzijde van de Atlantische Oceaan konden kijken om onze veiligheid te waarborgen. In een wereld waarin de machtsverhoudingen zo aan het schuiven zijn, en we te maken hebben met veiligheidsrisico’s van uiteenlopende aard, kunnen we er niet blindelings op vertrouwen dat de Amerikanen wel pal zullen blijven staan voor onze veiligheid. Er wordt ook iets van ons verwacht! Ik zei het zojuist al: wil Europa een bepalende rol spelen op het wereldtoneel, dan zullen de Europese lidstaten ook op buitenlandpolitiek gebied eensgezinder, sterker en doortastender voor de dag moeten komen. Dat betekent ook dat we een geloofwaardig Europees Veiligheids- en Defensiebeleid van de grond moeten tillen. Dat is voor de NAVO ook alleen maar goed: ook in het bondgenootschap zullen de Europese partners immers moeten kunnen leveren!

Dat brengt met zich mee: investeren in hard power. Economische en politieke macht kan immers alleen geloofwaardig worden ingezet als deze wordt geruggensteund door militaire macht. We zullen harder moeten inzetten op samenwerking tussen de Europese nationale strijdkrachten, maar ook, simpelweg, meer middelen moeten uittrekken voor de eigen defensiecapaciteiten. Ik hoop dat we de komende jaren aantoonbaar voortgang kunnen boeken op dit terrein: het is hard nodig. Tegelijkertijd moeten de Europese lidstaten ook blijven investeren in hun civiele capaciteiten, want ook daarop zal de komende jaren zonder enige twijfel een groter beroep worden gedaan: EU-missies drijven op de inzet van politie, rechters en andere rule of law experts. Ook op dit gebied valt nog veel winst te halen. Daarover zal Nick Witney jullie vanochtend ongetwijfeld al onderhouden hebben. Hij noemde de Europese missies eerder een ‘triomf van improvisatie.’ Dat kan beter. Dat moet beter. Geïntegreerd denken is daarvoor een eerste vereiste. Civmil, dus civiel èn militair, in plaats van òf òf. Dat is waar de EU goed in is, waar de EU uniek in is, ook. We zouden onze planningsstructuren daar dan ook op moeten inrichten, zowel strategisch als operationeel. Dat betekent ook: nadenken over een civiel-militair operationeel hoofdkwartier in Brussel - op termijn. Daarnaast zouden we efficiënter kunnen omgaan met de ontwikkeling van capaciteit. Dat wil zeggen: overlap voorkomen en gezamenlijke investeringen bevorderen. Er is niet veel geld beschikbaar dus we moeten de middelen die er zijn, zo slim mogelijk inzetten. Gezamenlijke inzet van helicopters bijvoorbeeld. Samenwerking moeten we ook met andere partners zoeken: met de NAVO, natuurlijk, maar ook met een strategische speler als Rusland. Zulke samenwerkingsverbanden vergroten onze capaciteiten en ook onze politieke clout in de wereld.

Dames en heren,

Nederland is een leuk land en we zijn goed in veel dingen. Er is geen enkele reden ons licht onder de korenmaat te steken. Dat laten onze ondernemers over de grens dagelijks zien, ook die uit Groningen! Denk aan de schepen van Wijnne Barends! Maar er zijn ook dingen die we niet alleen kunnen. Waar we anderen bij nodig hebben. Het waarborgen van onze veiligheid en welvaart in deze wereld is zo’n ding. Daar moeten we gezamenlijk de schouders onder zetten. Om het te maken in deze wereld, hebben we de Europese Unie heel hard nodig. Dat is de boodschap waarmee ik vandaag naar Groningen ben gekomen en daarover ga ik zometeen graag het gesprek met jullie aan.

Bedankt!