Beantwoording vragen leden Halsema en Peters over de weigering van Nederlandse paspoorten door Israël

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Halsema en Peters over de weigering van Nederlandse paspoorten door Israël. Deze vragen werden ingezonden op 6 april 2007 met kenmerk 2060711720.

De minister van Buitenlandse Zaken,

drs. M.J.M. Verhagen

Antwoord van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Halsema en Peters (beiden GroenLinks) over de weigering van Nederlandse paspoorten door Israël.

Vraag 1
Bent u ermee bekend dat Israël Nederlandse staatsburgers die zijn geboren in de Palestijnse gebieden, weigert Israël binnen te laten indien zij zich identificeren met hun Nederlands paspoort?

Vraag 2
Wordt deze praktijk consequent toegepast bij eenieder die in de Palestijnse gebieden geboren is en nadien een andere nationaliteit heeft verkregen? Zo neen, op welke schaal wordt deze praktijk toegepast?

Vraag 3
Deelt u de mening dat deze praktijk erop neerkomt dat Israël het Nederlandse paspoort niet erkent en dat dit in strijd is met het internationale recht? Zo neen, waarom niet? Deelt u de mening dat deze praktijk ook niet getuigt van respect van Israël voor de banden met Nederland?

Antwoord

Ik ben bekend met gevallen waarin Israël weigerde Nederlandse staatsburgers, geboren in de Palestijnse gebieden, op basis van een Nederlands paspoort toe te laten tot Israël Deze praktijk wordt echter niet consequent toegepast.

Iemand die behalve de Israëlische, een vreemde nationaliteit bezit, wordt in Israël krachtens Israëlische wetgeving uitsluitend als Israëlisch staatsburger behandeld. Hij/zij wordt in dat verband geacht op een Israëlisch paspoort Israël in en uit te reizen.

Formeel wordt deze benadering ook bij personen van Palestijnse origine toegepast. Deze personen dienen Israël in en uit te reizen op hun Palestijnse reisdocument. Indien betrokkene niet in het bezit is van een Palestijns reisdocument, maar alleen zijn/haar Nederlandse paspoort kan overleggen, wordt betrokkene in de meeste gevallen (tenzij voorkomend op een opsporings- of signaleringslijst) wel toegang verleend. In het Nederlandse paspoort wordt dan in het algemeen melding van het Palestijnse ID-nummer gemaakt. Betrokkene zal vervolgens bij aankomst in de Palestijnse Gebieden een Palestijns reisdocument moeten aanvragen, waarbij tevens bij de Israëlische autoriteiten een permit zal moeten worden aangevraagd voor inreis in Israël, teneinde zich naar de luchthaven in Tel Aviv te kunnen begeven. Deze procedure kan soms enkele weken in beslag nemen.

Ieder land is soeverein in het al dan niet toelaten van buitenlanders tot het eigen grondgebied, op basis van eigen afwegingen en regels. Eigen onderdanen mogen in beginsel niet worden geweigerd, maar buitenlanders wel. Het bezit van een geldig Nederlands paspoort is dan ook niet relevant. Ook zegt het niets over het al dan niet erkennen van een paspoort of een nationaliteit. De Israëlische praktijk is dan ook niet in strijd met het internationale recht.

Vraag 4
Heeft u de Israëlische autoriteiten hierop aangesproken? Wat was de reactie? Bent u bereid, al dan niet in Europese Unie-verband, er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dat zij, onder meer gelet op de goede banden met de EU en haar lidstaten, de identiteits- en reisdocumenten van die landen onverkort erkennen?

Antwoord

Alhoewel, zoals uit het antwoord op vraag 3 blijkt, de Israëlische praktijk niet strijdig is met het internationale recht, heeft de Europese Unie bij herhaling de kwestie van het al dan niet toegang verlenen aan EU-burgers van Palestijnse origine aan de orde gesteld bij de Israëlische autoriteiten vanwege de politieke onwenselijkheid van het beleid, alsmede onduidelijkheden met betrekking tot de criteria die in dat verband worden gehanteerd. De EU-inspanningen hebben inmiddels geleid tot enkele verbeteringen, doch de EU-dialoog met de Israëlische autoriteiten wordt voortgezet met het oog op bevordering van verdere beleidsaanpassingen.