Beantwoording vragen leden Ormel en Van Gennip over visumverlening aan leden van een terroristische organisatie

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ormel en Van Gennip over visumverlening aan leden van een terroristische organisatie. Deze vragen werden ingezonden op 15 mei 2007 met kenmerk 2060715000.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Ormel en Van Gennip (CDA) over visumverlening aan leden van een terroristische organisatie.

Vraag 1

Klopt het dat door de Nederlandse ambassade in de Palestijnse gebieden een visum is verstrekt aan een minister die lid is van Hamas? 1)

Antwoord

Abusievelijk is een visum verleend aan een Palestijnse minister die lid is van Hamas. Dit visum is vervolgens ingetrokken nog voordat de minister Nederland had bereikt.

Vraag 2
Is het personeel van de ambassade in de Palestijnse gebieden in voldoende mate op de hoogte van uw, door een meerderheid van de Kamer gesteunde, beleid om geen visa te verstrekken aan leden van Hamas?

Antwoord

Ja.

Vraag 3
Wanneer en op welke wijze hebt u betrokkene op de hoogte gesteld van intrekking van het visum?

Antwoord

Op donderdagavond 3 mei 2007 is betrokkene, die zich op dat moment in Egypte bevond, telefonisch door een ambtenaar van mijn ministerie op de hoogte gesteld dat het visum ten onrechte verstrekt was en dat het visum was geannuleerd. Daarbij is betrokkene nadrukkelijk medegedeeld dat hem, indien hij desondanks naar Nederland (of Brussel) zou reizen, bij de grens de toegang zou worden geweigerd.

Vraag 4
Klopt het dat er méér visa zijn verstrekt aan Hamas-leden? Zo ja, hoeveel?

Antwoord

Ja, er zijn meer visa verstrekt aan (vermoedelijke) Hamasleden, te weten aan zes personen die deel uitmaakten van de delegatie van de desbetreffende minister. Ook deze visa zijn ingetrokken.

Vraag 5

Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat wederom visa verstrekt zullen worden aan leden van een organisatie, die op de EU-lijst van terroristische groeperingen staat?

Antwoord

Ik heb onderzoek gedaan naar de gang van zaken. Daaruit is gebleken dat bij de behandeling van de visumaanvragen voor deelnemers aan de Palestijns-Europese conferentie te Rotterdam er in zeven gevallen abusievelijk visumverlening heeft plaatsgevonden door interne miscommunicatie als gevolg van een incidentele samenloop van omstandigheden. Ik merk daarbij op, dat hoewel bekend is dat een organisatie op de EU-lijst van terroristische groeperingen staat, het in de praktijk moeilijk blijkt personen die tot deze organisaties behoren bij de behandeling van visumaanvragen te identificeren. Niettemin heb ik opdracht gegeven het werkproces kritisch te bezien en extra alert te zijn voor aanvragen als onderhavige.

1) NRC Handelsblad, 5 mei 2007