Beantwoording vragen lid Ferrier over het onderzoek naar de massaslachting in Gatumba, Burundi

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ferrier over het onderzoek naar de massaslachting in Gatumba, Burundi. Deze vragen werden ingezonden op 15 juni 2007 met kenmerk 2060718230.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Ferrier (CDA) over het onderzoek naar de massaslachting in Gatumba, Burundi.

Vraag 1
Heeft u tijdens uw recente bezoek aan Burundi en aan het vluchtelingenkamp in Gatumba navraag gedaan naar de resultaten van de onderzoeken van de Burundese autoriteiten en de Verenigde Naties naar de massaslachting in Gatumba, waarvan de eerste resultaten waren dat er geen schuldigen aangewezen konden worden omdat de lijken al begraven waren? Heeft u daarbij te kennen gegeven dat het onacceptabel is dat de sporen uitgewist konden worden voor er enig onderzoek gestart werd? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
Ja, zeker. Ik was zelf, onder andere met het lid Ferrier, in augustus 2004 aanwezig in de regio en ben kort nadat bekend werd dat het bloedbad had plaatsgevonden, naar Gatumba afgereisd om met eigen ogen te aanschouwen wat er gebeurd was. Ik heb daarop de zaak Gatumba altijd gevolgd en om die reden ook gevraagd om een bezoek aan Gatumba op te nemen tijdens mijn recente (23-25 mei 2007) reis naar Burundi. Bij het monument voor de slachtoffers van Gatumba heb ik een krans gelegd, waarbij ik uitdrukkelijk vermeld heb dat mijn respect en medeleven uitgaat naar alle slachtoffers van het gewapend conflict in Burundi. In diezelfde week bezocht de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, mevrouw Louise Arbour, Burundi om onder meer ook over deze zaak te spreken met de Burundese regering.

Het door de autoriteiten verrichte onderzoek is nog altijd niet openbaar gemaakt en bovendien zijn er nog nooit daders voor het gerecht gebracht. Dit ligt minder aan het feit dat sporen uitgewist zouden zijn, dan aan het feit dat met de rebellenbeweging FNL, die vermoedelijk achter deze daden zit, op dit moment onderhandeld wordt over een vredesakkoord. Dit gebrek aan transparantie heb ik aan de kaak gesteld in bilaterale gesprekken met Burundese bewindslieden alsmede tijdens de Ronde Tafelconferentie voor de wederopbouw van Burundi. Burundi kan zich alleen met zijn verleden verzoenen, als alle informatie boven tafel komt. Zie ook vraag 2.

Vraag 2
Zijn de gebeurtenissen in Gatumba betrokken bij de oprichting van een speciale kamer binnen het Burundese rechtssysteem en bij de oprichting van een waarheids- en verzoeningscommissie, conform het antwoord van uw voorganger op schriftelijke vragen?
2) Zo ja, wat is daarvan de stand van zaken?

Antwoord
Ja. In het Arusha-vredesakkoord van 28 augustus 2000 is afgesproken dat in Burundi een tweezijdig mechanisme opgezet zou worden voor “transitional justice”, te weten een Speciaal Tribunaal alsmede een Waarheids- en Verzoeningscommissie. Tussen de VN en Burundi hebben reeds diverse onderhandelingsrondes plaatsgevonden. Het recente bezoek van mevrouw Arbour heeft opgeleverd dat in Burundi nu overeenstemming bereikt is over de nationale consultaties, die aan de oprichting van Tribunaal en Commissie voorafgaan. Deze zullen worden gevoerd met één vertegenwoordiger van respectievelijk regering, VN en maatschappelijk middenveld. Bovendien heeft de Burundese regering beaamd dat er voor genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid nooit amnestie kan gelden.

Wat nog openstaat is de relatie tussen de Waarheids- en Verzoeningscommissie en het Speciale Tribunaal en specifiek de vraag of de Aanklager van het Speciale Tribunaal onafhankelijk van deze Commissie moet opereren, zoals de VN voorstaat. De donorgemeenschap, inclusief Nederland, zal voortdurend druk blijven uitoefenen op de Burundese overheid om overeenstemming te bereiken op dit punt opdat beide instanties opgericht worden.

Vraag 3
Hoe beoordeelt u de huidige situatie ten aanzien van straffeloosheid in de regio? Welke ontwikkelingen heeft u waargenomen die voortkomen uit de Nederlandse projecten, mede naar aanleiding van het amendement-Brinkel? 3)

Antwoord
Men moet rekening houden met het feit dat de landen in de Grote Merenregio opklimmen uit een periode van conflict. Het zijn fragiele staten met een zwak overheidsapparaat, ook voor wat betreft de veiligheids- en de justitiesector. Actieve Nederlandse en internationale steun aan die sector moet bijdragen aan het bestrijden van straffeloosheid.

Het amendement-Brinkel is uitgevoerd door Nederlandse bijdragen aan het REJUSCO-project (Rétablissement de la Justice au Congo) in Oost-DRC, uitgevoerd door de Europese Commissie in samenwerking met Nederland, VK en België, en aan Radio Benevolencija, dat werkt aan het tegengaan van straffeloosheid in Oost-DRC.

Vraag 4
Acht u het wenselijk de steun aan het juridisch systeem in de regio uit te breiden, te handhaven of te verminderen? Kunt u dit toelichten?

Antwoord
Ik acht het van groot belang dat de steun aan het juridisch systeem in de regio wordt uitgebreid. Een adequaat functionerend justitieel systeem, inclusief adequaat gevangeniswezen, is cruciaal voor de ontwikkeling van een land. Per land zijn beleidskeuzes gemaakt, waardoor Nederland in sommige landen, zoals Rwanda en de DRC, expliciet zelf bij de justitiesector is betrokken, terwijl in Burundi hierbij gekeken wordt naar andere donoren, zoals de Europese Commissie.

In de DRC is, naast kleine bijdragen vanuit de Nederlandse ambassade in Kinshasa, in de afgelopen jaren steun op justitie-gebied vooral gegeven aan REJUSCO (Rétablissement de la Justice au Congo). De Ambassade onderzoekt momenteel de mogelijkheden voor uitbreiding van de justitie-ondersteuning, in het licht van de in ontwikkeling zijnde bredere strategie voor hervorming van de veiligheidssector. In Rwanda wordt onder andere steun gegeven aan de lokale gacaca-rechtspraak en de juridische opleiding.

In Burundi heeft de VN-missie in Burundi (BINUB) samen met de Burundese regering een aantal projecten voorgesteld, die deels gefinancierd zullen worden uit het Peace Building Fund van de VN. Nederland draagt EUR 15 miljoen bij aan het VN Peace Building Fund. Het gaat daarbij om projecten ter versterking van het juridische systeem, zoals vertaling en verspreiding van wetten op gemeentelijk niveau en het versterken van de infrastructuur (rechtbanken op gemeentelijk niveau). Doel hiervan is dat het vertrouwen van de burgerbevolking in de rechtstaat, dat door de burgeroorlog zeer is aangetast, weer gaat groeien. In dat kader past ook de instelling van een onafhankelijke Nationale Mensenrechtencommissie.

Nederland werkt in Burundi tenslotte op een belangrijk deelgebied van het juridische systeem, namelijk de ontwikkeling van de nieuwe landwet en het kadaster. Dit wettelijk kader is zeer belangrijk omdat de grote druk op het verhoudingsgewijs geringe landbouwarsenaal kan leiden tot nieuwe conflicten.