Beantwoording vragen lid Irrgang over de Public Private Infrastructure Advisory Facility (PPIAF)

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Financiën, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Irrgang over de Public Private Infrastructure Advisory Facility (PPIAF). Deze vragen werden ingezonden op 28 februari 2007 met kenmerk 2060708390.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Irrgang (SP) over de Public Private Infrastructure Advisory Facility (PPIAF).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht “Norway withdraws support from controversial World Bank Fund”?

Antwoord

Ik heb kennis genomen van het feit dat de Noorse regering heeft besloten de bijdrage aan PPIAF niet te continueren omdat een deel van de activiteiten van PPIAF mogelijk niet meer in lijn zou zijn met het beleid van de Noorse regering.

Vraag 2

Is het waar dat ook Nederland actief is binnen PPIAF? Zo ja, hoeveel bedraagt de Nederlandse bijdrage?

Antwoord

Ja, Nederland is één van de donoren van PPIAF. Sinds 2001 is een jaarlijkse bijdrage van USD 500.000,- geleverd via het partnerschapprogramma met de Wereldbank. Deze jaarlijkse bijdrage gold oorspronkelijk voor een periode van 3 jaar, van 1 juli 2001 t/m 30 juni 2004. Na een positieve onafhankelijke evaluatie van PPIAF in 2004 heeft Nederland de jaarlijkse bijdrage voortgezet voor opnieuw een periode van 3 jaar t/m 30 juni 2007.

Vraag 3

Kunt u een reactie geven op het in het persbericht genoemde rapport “Down the drain. How aid for water sector reform could better be spent”? Kunt u hierbij in het bijzonder ingaan op de in het rapport vermelde aanbevelingen voor donoren voor zowel de public-public partnerships (PUPs) als de PPIAF?

Antwoord

Het rapport van de World Development Movement (WDM) geeft geen goed beeld van PPIAF en de tot nog toe door PPIAF uitgevoerde activiteiten. Ik zal kort uiteenzetten wat PPIAF is, en op welke punten ik de conclusies van dit rapport niet deel.

PPIAF is een multi-donor faciliteit gericht op het leveren van technische assistentie, en kent zowel bilaterale als multilaterale donoren. PPIAF heeft 15 donoren, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, de Europese Commissie, de Wereldbank en UNDP. PPIAF wordt beheerd door de Wereldbank, en bestuurd door een ‘Programma Raad’ bestaande uit vertegenwoordigers van alle donoren.

PPIAF is opgericht om overheden in ontwikkelingslanden te steunen bij het betrekken van de private sector bij het ontwikkelen, financieren en beheren van infrastructuur. Dit is noodzakelijk omdat publieke middelen, en assistentie van donoren, onvoldoende zullen zijn om de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen te realiseren. Op deze manier worden additionele middelen gegenereerd. Ook kan de private sector een rol spelen bij het verbeteren van de effectiviteit, efficiëntie en kwaliteit van infrastructuur, mits daarvoor de juiste voorwaarden worden gesteld.

PPIAF verleent technische assistentie aan de overheden van ontwikkelingslanden om hen, op hun verzoek, in staat te stellen de juiste voorwaarden te scheppen voor het betrekken van de private sector bij infrastructuur, bijvoorbeeld door wet- en regelgeving te verbeteren, opties voor het betrekken van de private sector uit te werken, toezichthoudende instituties op te zetten of te versterken, en het versterken van de mogelijkheden van de overheid om de private sector te contracteren. Steun van PPIAF staat los van enige andere financiering, er is derhalve geen sprake van conditionaliteit. PPIAF richt zich op de terreinen van water en sanitaire voorzieningen, energie, telecommunicatie en transport.

Het betrekken van de private sector kan vele vormen aannemen. Ik ben het dan ook niet eens met de conclusie van het rapport dat PPIAF een achterhaalde strategie van privatisering aanhangt. De aandacht in het rapport gaat daarbij specifiek uit naar de watersector. In de watersector wordt gebruik gemaakt van een veelheid aan publiek-private samenwerkingsvormen. Bovendien gaat het vaak niet om privatisering per se. De betrokken private spelers zijn vaak lokale en regionale kleine en middelgrote bedrijven, en steeds minder vaak grote multinationale ondernemingen. In 2005 werd in de meerderheid van door PPIAF gefinancierde projecten de private investering gedaan door regionale of lokale bedrijven. In 25% van de PPIAF-projecten in 2005 werd private betrokkenheid gecreëerd door het afsluiten van management- en leasecontracten met private partijen door publieke instanties.

Er is naast de algemene opkomst van regionale en lokale partijen in de watersector veel aandacht voor de ontwikkeling van kleinschalige aanbieders, met name in gebieden met de laagste inkomens die niet worden bediend door de lokale nutsbedrijven. PPIAF heeft meer dan 10.000 van dergelijke kleinschalige aanbieders gesignaleerd in meer dan 49 landen. PPIAF tracht een zodanig klimaat te creëren in landen dat deze aanbieders de kansen die er zijn, kunnen benutten, zodat tot nog toe onbereikte groepen wel voorzien kunnen worden van de benodigde voorzieningen. Ook zijn coöperatieven zeer actief in met name rurale gebieden. Publieke nutsbedrijven, die 90% van de diensten leveren in de watersector, maken ook gebruik van de private sector door middel van verschillende vormen van aanbestedingen om de dienstverlening te versterken.

PPIAF richt zich op dit hele scala aan publiek-private samenwerkingsvormen en helpt overheden in specifieke gevallen beslissingen te nemen over de meest geschikte vorm van publiek-private samenwerking. In veel gevallen betekent dit juist geen privatisering, maar een andere vorm van publiek-private samenwerking.

In Vietnam heeft PPIAF bijvoorbeeld steun verleend aan de ontwikkeling van kleinschalige waterprojecten gericht op arme gemeenschappen, waarbij betaalbaar drinkwater naar die gemeenschappen is gebracht door kleine, lokale private bedrijven op basis van een ‘design-build-lease’ model. Ook in Vietnam steunt PPIAF publieke nutsbedrijven bij het verbeteren van hun prestatie door het selectief uitbesteden van bepaalde waterleveranties aan private leveranciers, terwijl de overkoepelende controle in publieke handen blijft. In Indonesië ondersteunt PPIAF een publiek nutsbedrijf bij het verbeteren van het interne financieel management en investeringsplanning, zodat het in staat is lokale (private) financiering te vinden.

In Zambia, één van de voorbeelden die in het WDM-rapport wordt genoemd, adviseerden consultants oorspronkelijk een lease-contract. De Zambiaanse overheid kon de implicaties daarvan niet geheel overzien, en vroeg PPIAF om advies. Op basis hiervan kon een betere inschatting gemaakt worden van de consequenties van verschillende opties, en koos de Zambiaanse overheid om geen private partijen te introduceren in het project. Momenteel loopt er een project gefinancierd door de Wereldbank om het publieke nutsbedrijf Lusaka Water and Sanitation Company te ondersteunen bij het doen van investeringen, op basis van een ‘performance’-contract dat het nutsbedrijf heeft met de overheid.

Het rapport stelt dat, hoewel er via PPIAF veel middelen beschikbaar zijn voor publiek-private samenwerking binnen de watersector, dit niet het geval is voor publieke nutsbedrijven die willen hervormen. Daarmee ben ik het niet eens. PPIAF staat wel degelijk open voor activiteiten gericht op hervorming van publieke instituties. Tegelijk moet duidelijk zijn dat dit niet het oorspronkelijke mandaat van PPIAF is. De organisatie is immers opgericht om te adviseren bij het inschakelen van de private sector bij het verbeteren van publiek beschikbare infrastructurele voorzieningen.

Een van de aanbevelingen van het rapport is voor donoren om niet alleen te kijken naar publiek-private samenwerking, maar om juist ook publieke nutsbedrijven die willen en kunnen hervormen te steunen. Het opzetten van publiek-publieke samenwerking zou hierbij een middel kunnen zijn. Dit gebeurt al op uitgebreide schaal binnen het Nederlandse beleid. PPIAF is één van de instrumenten binnen het Nederlandse OS-beleid, en is gericht op het versterken van publiek-private samenwerking. Daarnaast steun ik ook, op vele manieren, publieke instellingen binnen de watersector, bijvoorbeeld door financiering van sectorale programma’s in partnerlanden (via overheden), of door het ondersteunen van activiteiten van Nederlandse waterleidingbedrijven in ontwikkelingslanden. Dit laatste gebeurt bijvoorbeeld in Indonesië waar samengewerkt wordt met de Waterleiding Maatschappij Drenthe en met het Water Fonds Holland, een stichting van vier provinciale waterleidingbedrijven. Dit zijn voorbeelden van publiek-publieke samenwerking waar het rapport het over heeft, en die door Nederland in de praktijk gebracht worden. Ik zal, mede in het kader van het in het coalitieakkoord genoemde project gericht op het ontwikkelen van een strategie om de achterstanden in het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen te verkleinen, verdere mogelijkheden op dit terrein onderzoeken.

Ook binnen de Wereldbank wordt erkend dat de aandacht voor de publieke sector is achtergebleven bij aandacht voor publiek-private samenwerking. Vorig jaar is het zogeheten “sub-national development program” goedgekeurd, dat financiële steun en technische assistentie aan subnationale entiteiten als nutsbedrijven moet verbeteren. Het is de bedoeling dat PPIAF het technische assistentie deel van dit programma gaat uitvoeren. Besluitvorming hierover is voorzien tijdens de jaarvergadering van PPIAF. Indien de leden van de Programma Raad hiermee instemmen, zal PPIAF zich sterker gaan richten op het hervormen en her structureren van publieke entiteiten, zonder dat daar persé private partijen bij betrokken zijn.

Vraag 4
Vormt dit rapport alsmede de beslissing van de Noorse regering om hun bijdrage aan PPIAF te beëindigen voor u aanleiding om ook de Nederlandse bijdrage aan PPIAF op korte termijn te beëindigen? Zo ja, per wanneer? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Nee. Ik heb in mijn antwoord op vraag drie aangegeven waarom ik de conclusies van het rapport niet deel. PPIAF is voor mij een goed instrument om publiek-private samenwerking op het terrein van infrastructuur in ontwikkelingslanden te versterken, en ten goede te laten komen aan de armen. De huidige Nederlandse bijdrage loopt af op 30 juni 2007. Ik ben voornemens de Nederlandse steun aan PPIAF te continueren vanwege het belang dat ik hecht aan de ontwikkeling van publiek-private samenwerking in ontwikkelingslanden, en het betrekken van de private sector bij het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. PPIAF financiert nuttige activiteiten op dit terrein. De onafhankelijke evaluatie uit 2004 laat dit zien.

Vraag 5

Is het waar dat de volgende jaarvergadering van PPIAF in Den Haag zal plaatsvinden? Zo neen, waar dan wel? Zo ja, wanneer zal deze vergadering precies plaats vinden?

Antwoord

Ja, de volgende jaarvergadering van PPIAF zal in Den Haag plaatsvinden op 23 en 24 mei 2007.

Vraag 6

Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt bent u dan bereid om - navolgens de Noorse regering - u terug te trekken als gastheer van de PPIAF-jaarvergadering? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Nee, het terugtrekken als gastheer van de PPIAF-jaarvergadering is niet aan de orde, ook omdat PPIAF de vergadering zelf organiseert en bekostigt. Bovendien blijkt uit de voorgaande antwoorden dat ik PPIAF ondersteun en dat ik voornemens ben dat ook in de toekomst te blijven doen.