Beantwoording vragen lid Peters over het rapport van het Europees Parlement over CIA-vluchten met terreurverdachten

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Peters (Groen Links) over het rapport van het Europees Parlement over CIA-vluchten met terreurverdachten. Deze vragen werden ingezonden op 21 februari 2007 met kenmerk 2060708120.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoord van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Peters (GroenLinks) over het rapport van het Europees Parlement over CIA-vluchten met terreurverdachten

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het rapport van het Europees Parlement over CIA-vluchten en de gevangenhouding van terreurverdachten in Europa? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Onderschrijft u de conclusies van het rapport, die bij stemming zijn aangenomen door het Europees Parlement? Veroordeelt u de illegale vluchten en gevangenhouding in ten minste veertien EU-landen? Kunt u uw antwoord motiveren?

Antwoord

De Nederlandse regering wijst het overbrengen van op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten zonder adequate juridische waarborgen alsmede het gebruik van geheime detentiecentra af. De regering heeft dit standpunt bij herhaling in zowel multilateraal kader als direct tegenover de Amerikaanse regering kenbaar gemaakt.

Gelet op het belang van een serieus onderzoek naar de ernstige aantijgingen- zoals deze eind 2005 door verschillende mensenrechtenorganisaties en internationale media werden geuit - heeft de regering haar medewerking toegezegd aan de Tijdelijke Onderzoekscommissie van het Europees Parlement. De onderzoekscommissie heeft vervolgens geen vragen aan de Nederlandse regering gesteld. Nederland wordt in het eindrapport op geen enkele wijze in verband gebracht met de omstreden praktijken.

Ik kan de uiteindelijke conclusies van het rapport slechts ten dele onderschrijven. De situaties in individuele landen waaraan het document refereert, werden voor een belangrijk deel reeds genoemd in de rapporten van de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa en de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Het ging in dit onderzoek om ernstige beschuldigingen aan het adres van een aantal lidstaten en de Raad, die naar het oordeel van de regering gestaafd moeten worden met harde bewijzen. Ondanks het feit dat het Europees Parlement een groot aantal bronnen heeft geraadpleegd, ontbreken dergelijke bewijzen in veel gevallen. Waar wél sprake is van sterke aanwijzingen, zoals met betrekking tot Italië, wordt inmiddels nationaal onderzoek gedaan. Een aantal aantijgingen betreffende de vermeende opstelling van de Raad in de contacten met de Verenigde Staten is feitelijk onjuist.

Vraag 3

Ondersteunt u de oproep van het Europees Parlement aan de betrokken EU-lidstaten om zelf een onafhankelijk onderzoek te doen naar de CIA-vluchten en de gevangenhouding? Kunt u uw antwoord motiveren?

Vraag 4

Bent u bereid om de betrokken landen hiertoe actief aan te sporen? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

In een aantal mogelijk betrokken lidstaten van de Europese Unie zijn zoals bekend reeds justitiële en/of parlementaire onderzoeken ingesteld naar mogelijke transit of ontvoering. Het EP-rapport refereert aan (qua intensiteit en reikwijdte uiteenlopende) onderzoeken in Italië, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Spanje, Roemenië en Polen. Ik hoop dat - wanneer zich in die onderzoeken belastende feiten openbaren - de betreffende landen niet zullen aarzelen maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen.

Vraag 5

Hoe zal Nederland zich opstellen tijdens het overleg in de Raad voor Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) over dit rapport?

Vraag 6

Bent u bereid om in deze Raad ervoor te pleiten dat de betrokken landen volledige en grondige informatie verstrekken aan de Raad en de Commissie? Bent u bereid zonodig te pleiten voor een onafhankelijk onderzoek in opdracht van de Raad, conform de aanbeveling van het rapport? Kunt u uw antwoord motiveren?

Antwoord

De Europese ministers van Buitenlandse Zaken hebben het gebruik van geheime detentiecentra alsmede het zonder juridische waarborgen overbrengen van op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten meermalen besproken en veroordeeld.

Het rapport van het Europees Parlement zal naar verwachting niet door het Voorzitterschap worden geagendeerd. Een groot deel van de eventuele vervolgacties betreffen immers de exclusieve bevoegdheden van de betrokken lidstaten. Ik acht het meer van belang dat – in vervolg op het rapport van het Europees Parlement - lopende nationale onderzoeken door justitiële of parlementaire organen voortvarend worden afgerond.

Overigens zie ik ten aanzien van Nederland zie ik geen aanleiding om verder onderzoek te doen. Zoals bij herhaling aangegeven, is de Nederlandse regering op geen enkele wijze betrokken bij de doorvoer van op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten of bij geheime detentiecentra. Waar in de media gesproken werd van mogelijke ‘verdachte vluchten’ via Nederlandse luchthavens, zijn deze op grond van de beschikbare informatie onderzocht. Hierbij werden geen aanwijzingen gevonden dat het hier zo gaan om het vervoer van op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten. De Kamer is hierover indertijd ingelicht.

Vraag 7

Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen Overleg van 6 maart a.s. over de RAZEB en de Europese Raad?

Antwoord

Ja.

1) http://www.europarl.europa.eu/ sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+ REPORT+A6-2007-0020+0+DOC+XML+V0//NL& language=NL