Beantwoording vragen lid Van Baalen over de aanslag van Hamas op Israël

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Baalen over de aanslag van Hamas op Israël. Deze vragen werden ingezonden op 22 maart 2007 met kenmerk 2060710190.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoord van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van Baalen (VVD) over de aanslag van Hamas op Israël.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de berichten over het neerschieten van een Israëliër? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het neerschieten van een Israëliër door de Ezzedine al-Qassam Brigades, de gewapende tak van Hamas, een eenzijdige schending is van het sinds november bestaande staakt-het-vuren tussen Israël en de Palestijnen?

Antwoord

Sinds november 2006 is een staakt-het-vuren tussen Israël en de Palestijnen van kracht in de Gazastrook. De beschieting van een Israëlische electriciteitswerker vanuit de Gazastrook is dan ook een schending van deze wapenstilstand. Overigens strekt dit staakt-het-vuren zich niet uit tot de Westelijke Jordaanoever waar het wederzijdse geweld nog altijd regelmatig oplaait.

Vraag 3

Deelt u de mening dat de Westerse boycot van de Palestijnse regering in stand moet blijven zolang deze de terreur niet afzweert, Israël niet erkent en zich niet vastlegt op eerder gemaakt internationale afspraken?

Antwoord

Ik verwelkom het aantreden van de Palestijnse regering van nationale eenheid. Deze regering dient ondermeer een einde te maken aan het interne Palestijnse geweld. Ik constateer echter ook dat het regeringsprogramma van de Palestijnse r egering niet voldoet aan de drie bekende Kwartetvoorwaarden. Zolang daarvan geen sprake is, kan van volledig herstel van de relaties met de Palestijnse regering geen sprake zijn. De eenheidsregering en haar individuele ministers zullen in dit opzicht op hun uitspraken en hun daden worden beoordeeld. De drie Kwartetvoorwaarden blijven daarbij leidend. De ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie constateerden daarom tijdens hun informele bijeenkomst in Bremen op 30 en 31 maart jl. dat met contacten met leden van de regering prudent moet worden omgegaan. Tegelijkertijd is het noodzakelijk de gematigde krachten binnen de Palestijnse Autoriteit te steunen. Daarom acht ik het mogelijk contacten aan te gaan met individuele ministers van de Palestijnse regering waarvan vaststaat dat zij de drie Kwartet-criteria omarmen. Hervatting van de directe financiële hulp aan de Palestijnse Autoriteit is op dit moment niet aan de orde.

Vraag 4

Beschouwt u het gesprek van de Noorse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken met Hamas-leider Haniyeh als een ernstige schending van de internationale boycot tegen Hamas?

Vraag 5

Bent u bereid hierover bij uw Noorse collega om opheldering te vragen?

Antwoord

Naar aanleiding van het aantreden in maart 2006 van de door Hamas gevormde Palestijnse regering besloten de leden van het Kwartet de relaties met deze nieuwe Palestijnse regering te bevriezen totdat Hamas de drie Kwartetvoorwaarden zou aanvaarden. Zoals hierboven gesteld, heeft Hamas dat tot op heden niet gedaan. Een ontmoeting met de Palestijnse premier Haniyeh is dan ook niet in overeenstemming met dit politieke besluit. Echter, als niet EU-lid is Noorwegen niet gebonden aan deze politieke afspraak. Ik acht het daarom niet noodzakelijk de Noorse staatssecretaris om opheldering te vragen.

1) NOS-Journaal, 19 maart 2007