Beantwoording vragen lid Van Baalen over steun van NAVO-lidstaten voor operaties in Afghanistan

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Baalen over steun van NAVO-lidstaten voor operaties in Afghanistan (ingezonden 23 februari, kenmerk 2060708200).

De minister van Buitenlandse Zaken,

drs. M.J.M. Verhagen

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

Vragen van het lid Van Baalen (VVD) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie over onvoldoende steun van sommige NAVO-lidstaten voor operaties in Afghanistan.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van onenigheid binnen de NAVO over de bijdragen van enkele NAVO-lidstaten aan de ISAF-operaties in Afghanistan, waarbij Canada zelfs met een voortijdige terugtrekking heeft gedreigd? 1)

Antwoord
Tijdens de Parlementaire Assemblee van de NATO op 19 februari jl. hebben sommige parlementariërs opgeroepen tot een eerlijker verdeling van de lasten in Afghanistan. Zo betoogde het VS-congreslid Tanner dat de bondgenoten die in West- en Noord-Afghanistan troepen hebben gelegerd ook militairen in het meer gevaarlijke zuiden zouden moeten ontplooien. Ook werd er opgeroepen om de ‘ caveats’ (beperkende voorwaarden voor de inzet van troepen) verder te verlichten.

De Canadese regering heeft niet met voortijdige terugtrekking van haar troepen gedreigd. Wel heeft een Canadese senaatscommissie medio februari in een rapport gesteld dat als er niet aan een aantal basisvoorwaarden op het gebied van bestuur, wederopbouw en veiligheid wordt voldaan, de Canadese militaire aanwezigheid in Kandahar na februari 2009 niet meer zou moeten worden verlengd.

Vraag 2

Herinnert u zich dat de militaire operaties van een reeks van landen in Afghanistan mede waren gebaseerd op het van toepassing verklaren door de NAVO-lidstaten

van artikel 5 van het NAVO-Handvest (een aanval op één is een aanval op allen) op 12 september 2001 naast een reeks resoluties van de Veiligheidsraad van de

Verenigde Naties? Is artikel 5 nog steeds van toepassing?


Antwoord
Artikel 5 is formeel nog steeds van toepassing op Operation Enduring Freedom (zie ook de brief aan uw kamer van 10 maart 2005, uw kenmerk 27925 nr 166), maar is niet van toepassing op ISAF. ISAF vindt zijn rechtsgrond in een reeks resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Vraag 3

Deelt u de mening dat alle NAVO-lidstaten naar verhouding hebben bijgedragen aan de internationale militaire inspanningen die sindsdien in Afghanistan zijn

geleverd bij het bestrijden van de Talibaan respectievelijk de ‘ Opposing Militant Forces’ (OMF)? Hoe verhoudt die inspanning zich thans tot de omvang van de krijgsmacht respectievelijk tot het BBP/BNP van de diverse NAVO-lidstaten?

Vraag 4

Wat is uw oordeel over de relatief beperkte bijdragen op dit moment van Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland en Turkije?

Antwoord

Op dit moment dragen alle NAVO-bondgenoten, in meer of mindere mate, bij aan ISAF.

De omvang van de krijgsmacht van een bepaald land, dan wel het BNP van een land, zijn niet de enige factoren die zouden moeten worden meegenomen bij de vraag of een land ‘naar verhouding’ een evenredige inspanning levert.
De inspanning van lidstaten in Afghanistan is per definitie een momentopname. Sommige landen hebben in het verleden een grote inspanning geleverd, doch doen nu (tijdelijk) minder. Andere landen, bijvoorbeeld Duitsland, hebben een groot aantal troepen in Afghanistan ontplooid, en zijn ook langjarige verplichtingen aangegaan, doch beperken hun inzet tot het relatief veilige noorden van het land. Weer andere landen, bij voorbeeld Roemenië, dragen minder bij met militairen en middelen, doch doen dat in het risicovollere zuiden van het land.

Elke NAVO-lidstaat volgt specifieke nationale en parlementaire procedures voor de inzet van troepen in buitenlandse operaties. Het is niet aan de Nederlandse regering hierover oordelen te geven. Sommige landen leveren, wellicht, een beperktere bijdrage in Afghanistan, doch compenseren dit weer in operatiegebieden elders in de wereld.

Wel meent de regering, in algemene zin, dat de militaire en financiële inzet in het gevaarlijke zuiden van Afghanistan kan worden geïntensiveerd. Dat was ook een van de hoofdboodschappen van Nederland tijdens de NAVO-top in Riga (november 2006) en de ministeriële bijeenkomsten in Brussel (26 januari) en Sevilla (7-8 februari). Nederland heeft daarbij NAVO-lidstaten opgeroepen hun ‘caveats’ op te heffen en voorts aangedrongen op vulling van de militaire behoeftestelling (de Combined Joint Statement of Requirements).

Vraag 5

Op welke wijze zult u in uw contacten met deze landen duidelijk maken dat solidariteit binnen het NAVO-bondgenootschap nog steeds van bijzonder belang is

voor het functioneren van dat bondgenootschap en voor de veiligheid van zijn lidstaten en dat zij derhalve hun betrokkenheid bij de veiligheid van Afghanistan

substantieel dienen te vergroten?

Nederland heeft zeer regelmatig, op alle niveau’s en zowel bi- als multilateraal contact met de NAVO-bondgenoten over alle aspecten van de ISAF-operatie. Intensivering van zowel de militaire, materiële als financieel inspanning, wordt daarbij nadrukkelijk aan de orde gesteld.

Vraag 6

Wat zou een voortijdige terugtrekking van de Canadese militairen uit Kandahar voor de veiligheid van de Nederlandse militairen in Uruzgan betekenen? Welke

maatregelen zou Nederland moeten nemen bij een dergelijke terugtrekking?

Canada is niet voornemens zich vroegtijdig terug te trekken uit Kandahar.

1) Zie bijv. De Telegraaf van 21 februari

3) Parool, Afghaanse waakhonden voor Kamp Holland; ‘de bevolking ziet ons als ongelovigen’, 4 oktober 2006

4) zie noot 3