Beantwoording vragen Van Baalen over het opzeggen door Hamas van het bestand met Israël

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Baalen aan de minister van Buitenlandse Zaken over het opzeggen door Hamas van het bestand met Israël. Deze vragen werden ingezonden op 26 april 2007 met kenmerk 2060713610.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

drs. M.J.M. Verhagen

Antwoord van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van Baalen (VVD) over het opzeggen door Hamas van het bestand met Israël.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht “Hamas zegt bestand met Israël op”? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2
Beschouwt u de opzegging van het eenzijdige bestand tussen Hamas en Israël als een definitief bewijs dat Hamas een terroristische organisatie is, die geen constructieve bijdrage wenst te leveren aan het vredesproces met Israël?

Vraag 3
Welke consequenties heeft het opzeggen van het bestand voor Nederland ten aanzien van de contacten met de Hamas- en de niet-Hamasleden in de Palestijnse regering?

Vraag 4
Deelt u de mening contacten met de niet-Hamasleden in de Palestijnse regering dienen te worden opgeschort indien zij zich niet tegen het hervatten van de Hamas-terreur tegen Israël uitspreken?

Antwoord

Het bericht dat Hamas het eenzijdige bestand met Israël zou hebben opgezegd, heeft de visie van de regering op deze organisatie niet veranderd. Hamas wordt, mede door inspanning van de Nederlandse regering, sinds 2003 door de Europese Unie aangemerkt als een terroristische organisatie die voorkomt op de ‘ EU-bevriezingslijst’. Als gevolg hiervan en als gevolg van het feit dat Hamas de drie Kwartet-voorwaarden (erkenning Israël, afzweren geweld en aanvaarding bestaande overeenkomsten en verplichtingen) niet onderschrijft, vinden er, zoals bekend, geen contacten met deze organisatie of met Hamas-ministers in de Palestijnse regering plaats.

De dag na het bericht dat Hamas het bestand in de Gazastrook wilde opzeggen, verklaarde overigens premier Haniyeh namens de regering dat hij van oordeel was dat het bestand bestendigd zou moeten worden en diende te worden uitgebreid naar een wederkerig bestand dat zich ook zou moeten uitstrekken tot de Westelijke Jordaanoever.

Er moet echter rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat de komende tijd de meer radicale groeperingen binnen Hamas, die gekant zijn tegen de deelname van Hamas aan de Palestijnse eenheidsregering, door het plegen van geweld en het afgeven van verklaringen zoals die van 24 april jl. zullen pogen het politieke proces te dwarsbomen.

Ten aanzien van de contacten met de gematigde, niet-Hamasleden van de Palestijnse regering zet de Nederlandse regering haar beleid voort dat er op gericht is de gematigde krachten in de Palestijnse gebieden zoveel mogelijk te ondersteunen. Overeenkomstig de motie Voordewind (21501-02, nr 741) zullen contacten heroverwogen worden, indien blijkt dat niet-Hamasministers niet meer voldoen aan de drie genoemde voorwaarden van het Kwartet.

1) NOS Teletekst, 24 april 2007