Beantwoording vragen van de leden Koenders, Timmermans, Verburg en Ormel over de doodstraf voor een Palestijnse arts in Libië

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Koenders, Timmermans, Verburg en Ormel over de doodstraf voor een Palestijnse arts in Libië. Deze vragen werden ingezonden op 19 januari 2007 met kenmerk 2060705690.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Koenders, Timmermans (PvdA) en Ormel en Verburg (beiden CDA) over de doodstraf voor een Palestijnse arts in Libië.

Vraag 1

Bent u bereid bij de komende Europese overleggen de situatie van de Palestijnse arts Ashraf Jumaa, zijnde een door Nederland uitgenodigde vluchteling, en zijn Bulgaarse collega’s, hoog op de agenda te zetten en actief naar oplossingen te zoeken, gezien de doodstraf die voor hen dreigt in Libië?

Vraag 2

Bent u bereid actief te zoeken naar mogelijke bemiddelingspogingen van Kofi Annan of andere invloedrijke personen, al dan niet uit de regio van Libië, om de zaak van de heer Ashraf Jumaa en zijn Bulgaarse collega’s te ondersteunen?

Antwoord

De zaak van de Palestijnse co-assistent en de Bulgaarse verpleegkundigen staat hoog op de Europese agenda. De zaak kwam aan de orde in de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen op 22 januari jl. Nederland ziet erop toe dat de zaak prioriteit houdt op de Europese agenda.

De contacten met Libië om te pogen een spoedige oplossing te bewerkstelligen, worden internationaal gecoördineerd. Hierbij is de Europese Commissie betrokken. Nederland steunt dit initiatief. Parallelle, bilaterale initiatieven zouden dit precaire overleg kunnen doorkruisen.