Beantwoording vragen van de leden Van der Staaij, Van Baalen en Huizinga-Heringa over de teruggave van geconfisqueerde kerkgoederen in Turkije

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij, Van Baalen en Huizinga-Heringa over de teruggave van geconfisqueerde kerkgoederen in Turkije. Deze vragen werden ingezonden op 2 februari 2007 met kenmerk 2060706990.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoorden van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Van Baalen (VVD) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over de teruggave van geconfisqueerde kerkgoederen in Turkije.

Vraag 1
Is het waar dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op 9 januari jl. een uitspraak heeft gedaan over de teruggave van een geconfisqueerd (schoolgebouw in Istanbul aan de Grieks-Orthodoxe gemeenschap?i) Kunt u de precieze inhoud van de uitspraak weergeven?

Antwoord
Ja. In de zaak Fener Rum Erkek Lisesi Vakfi tegen Turkije was het Europees Hof voor de Rechten van de Mens unaniem van oordeel dat Turkije het recht op ongestoord genot van eigendom, neergelegd in artikel 1 van Protocol nr. 1 EVRM, had geschonden door de klagende partij, een stichting uit de tijd van het Ottomaanse rijk, de eigendom te ontnemen van het gebouw van het Grieks lyceum in Istanboel. Het Hof is van oordeel dat sprake is van een inbreuk op het recht op eigendom, die geen basis vindt in de Turkse wet, nu deze het verwerven van eigendom als het onderhavige door stichtingen zoals de klagende partij niet verbiedt. Bovendien mocht de klagende partij er – afgaande op rechtshandelingen van de autoriteiten alsmede door het verstrijken van de tijd – zeker van zijn dat zij rechtmatig eigenaar van het onroerend goed was. De Turkse regering wordt door het Hof opgedragen binnen drie maanden na het definitief worden van de uitspraak de eigendom opnieuw te registreren, op straffe van een dwangsom van € 890.000.

Vraag 2
Kan de uitspraak van het EHRM bredere betekenis hebben voor de teruggave van door de Turkse overheid geconfisqueerde goederen aan gemeenschappen van religieuze minderheden in Turkije?

Antwoord
Ja. Veroordelende Hofuitspraken in individuele gevallen hebben in principe altijd als consequentie dat de veroordeelde staat zich dient te onthouden van, dan wel een einde dient te maken aan, schendingen in vergelijkbare gevallen. Opgemerkt zij overigens, zoals bevestigd in de paragrafen 29, 30 en 58 van de Hofuitspraak, dat de Turkse wet op dit punt in 2002 zodanig is geamendeerd dat situaties als de onderhavige vanaf dat moment tot het verleden zouden moeten behoren. De feiten in de onderhavige zaak hadden zich daaraan voorafgaand voorgedaan en de klagende partij had van de wetswijziging niet geprofiteerd. Voorts zijn er, zoals uit de antwoorden op de vragen hieronder blijkt, nog steeds verdere ontwikkelingen in de wetgeving in Turkije.

Vraag 3
Kunt u ons informeren over de precieze redenen op grond waarvan de Turkse president Sezer de door het parlement aangenomen nieuwe Wet op de Stichtingen van zijn veto heeft voorzien?

Vraag 4
Klopt het berichtii dat in de genoemde nieuwe Wet op de Stichtingen restitutie van geconfisqueerde kerkgoederen niet geregeld en zelfs niet genoemd wordt? Was de Europese Commissie tijdens de totstandkoming van de wet hiervan op de hoogte? Welke inspanningen heeft de Europese Commissie geleverd om de Turkse wetgever te bewegen dit onderwerp alsnog in de wet op te nemen? Heeft de Nederlandse regering daar eventueel ook nog een rol in gespeeld?

Antwoord
De nieuwe Wet op de Stichtingen zou een aantal verschillende wetten en regelingen die betrekking hadden op het functioneren van stichtingen onder één noemer brengen en op een aantal punten wijzigen. President Sezer heeft echter negen artikelen uit de Wet op de Stichtingen van een veto voorzien, waardoor de wet niet in werking is getreden. De belangrijkste reden voor zijn veto is dat religieuze stichtingen van niet-islamitische minderheden volgens de President met de nieuwe wet bevoegdheden zouden krijgen die in strijd zijn met het uitgangspunt van secularisme zoals dat naar zijn mening onder meer tot uiting komt in het Burgerlijk Wetboek en het Verdrag van Lausanne. Een aantal van de door het veto getroffen artikelen had betrekking op de teruggave van een groot aantal eigendommen van niet-islamitische minderheden alsmede op de mogelijkheid voor de aanschaf van onroerend goed in de toekomst. Deze verbeteringen zijn mede op aandringen van de Europese Commissie en de individuele lidstaten, waaronder Nederland, tot stand gekomen.

Waar de wet niet in voorzag, en dit is waar de schrijver van het artikel op doelt, was een regeling voor teruggave van geconfisqueerde eigendommen die na de confiscatie zijn overgedragen (bijvoorbeeld doorverkocht) aan derden. De EU en ook Nederland hebben steeds benadrukt dat ook voor deze categorie eigendommen een oplossing gevonden dient te worden.

Vraag 5
Wanneer wordt naar verwachting de Wet op de Stichtingen herzien en opnieuw voorgelegd aan het Turkse parlement? Welke inspanningen zal de Nederlandse regering zich getroosten om een actieve opstelling van de Europese Unie te bevorderen om bij het herzien van de Wet op de Stichtingen met het oog op de terugzending daarvan naar het parlement de Turkse regering te bewegen de restitutiekwestie bevredigend in de wet te regelen?

Antwoord
Het is nog niet duidelijk wanneer het Turkse parlement de wet opnieuw zal behandelen. Evenmin is bekend of, en zo ja welke, amendementen zullen worden ingediend. Zowel de Nederlandse regering als de Europese Commissie volgen de ontwikkelingen nauwgezet en zullen blijven aandringen op een wet die volledig aan de EU-normen zal voldoen.

Vraag 6
Was de juridische status van godsdienstige genootschappen in de door de Turkse president geblokkeerde wet correct geregeld naar Europese Unie maatstaven? Zo niet, waarom niet? Wil de Nederlandse regering bevorderen dat de Europese Unie zich daarvoor opnieuw inzet nu de Wet op de Stichtingen moet worden herzien?

Antwoord
De Wet op de Stichtingen gaat niet over de juridische status (rechtspersoonlijkheid) van religieuze groepen of genootschappen, maar regelt datgene wat stichtingen kunnen doen nadat zij eenmaal zijn opgericht en rechtspersoonlijkheid hebben verworven. De ontwerp-wet geldt voor alle stichtingen in Turkije, en derhalve ook voor stichtingen opgericht door niet-islamitische religieuze groepen of genootschappen, die overigens een kleine minderheid vormen van alle stichtingen waar de Wet betrekking op had. De juridische status van godsdienstige genootschappen is een ander element van godsdienstvrijheid. De Europese Unie en de Nederlandse regering dringen er bij iedere gelegenheid op aan dat ook de juridische status van religieuze groeperingen in Turkije volgens EU-normen geregeld wordt (vide bij voorbeeld het laatste Voortgangsrapport van de Europese Commissie, uit november 2006), en zullen dat ook in de toekomst blijven doen.

i: Zie Otmar Oehring, ‘Turkey: Religious freedom via Strasbourg, not Ankara or Brussels?’, 18 januari 2007, http://www.forum18.org/Archive.php?article_id=901
ii: Idem