Beantwoording vragen van het lid Van Bommel over de actuele mensenrechtensituatie in Turkije

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel over de actuele mensenrechtensituatie in Turkije. Deze vragen werden ingezonden op 13 september 2007 met kenmerk 2060725120.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over de actuele mensenrechtensituatie in Turkije.

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het rapport “An ongoing practice” van het Kurdistan Human Rights Project (KHRP)? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Wat is uw oordeel over de rapportage over de mensenrechtensituatie in Turkije, waarin gesteld wordt dat martelingen in Turkije nog steeds systematisch worden toegepast door staatsinstellingen en veiligheidsorganisaties?

Vraag 5

Gaat u er bij de nieuwe Turkse regering op aandringen de aanbevelingen van het KHRP-rapport over te nemen? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

In algemene zin is door het ‘zero tolerance’ beleid van de Turkse regering ten aanzien van marteling en mishandeling het aantal martelingen aanzienlijk gedaald. Marteling vindt niet meer systematisch plaats, hoewel er nog steeds gevallen van marteling en mishandeling worden geconstateerd. Het ongestraft blijven van gevallen van marteling blijft echter een punt van zorg. De aanbevelingen in het KHRP-rapport kunnen een bruikbaar instrument vormen voor de Turkse regering bij de uitvoering van het zero tolerance beleid tegen marteling.

De Nederlandse regering zal het rapport onder de aandacht brengen in het kader van de politieke dialoog met Turkije en spreekt binnenkort met de KHRP over de bevindingen en de aanbevelingen in het rapport.

Vraag 3

Wat is uw oordeel over het dringende advies om de vorderingen van Turkije inzake de aanpassingen van de wet en de praktijk met betrekking tot mensenrechten aan de criteria van Kopenhagen aan de praktijk te toetsen en niet aan de theoretische hervormingen? 2)

Antwoord

Ik deel uw mening dat naast het overnemen van adequate wet- en regelgeving met name de implementatie ervan van groot belang is. Gedurende het hele onderhandelingsproces met Turkije wordt ook getoetst op naleving van de regelgeving in de praktijk. In de politieke dialoog en de jaarlijkse voortgangsrapportages van de Commissie wordt hier expliciet aandacht aan besteed.

Vraag 4

Wat is uw oordeel over de aanbeveling aan de Raad van Ministers van de Raad van Europa om er bij Turkije op aan te dringen te voldoen aan de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

Antwoord

Vanzelfsprekend is Nederland van mening dat elke lidstaat verplicht is, en dus ook Turkije, op zo kort mogelijke termijn de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ten uitvoer te leggen. Het Comité van Ministers voor de Mensenrechten oefent, conform artikel 46 lid 2 €pees Verdrag voor de Rechten van de Mens supervisie uit op de naleving van uitspraken van het EHRM. Dit geldt derhalve ook voor uitspraken waarin een schending is geconstateerd van het EVRM door Turkije. In beginsel blijven zaken op de agenda staan tot de betreffende staat heeft voldaan aan de uitspraak van het EHRM.

Vraag 6

Wat is uw oordeel over de hernieuwde instelling van de noodtoestand in enkele provincies in Zuidoost Turkije, waaronder de provincie Siirt?

Vraag 7

Hebt u tevens kennisgenomen van de rapportage die de Turkse mensenrechtenverenigingen İNSAN HAKLARI DERNEĞİ (IHD) en Mazlum Der over de situatie in Cemekare in de provincie Siirt hebben samengesteld? 3)

Vraag 8

Is het waar dat inwoners van het dorp Cemekare uit Siirt, die onlangs (na jaren verdreven te zijn geweest), op basis van de Terugkeerwet uit 2000 naar hun dorp zijn teruggekeerd, nu opnieuw gemaand dan wel gedwongen worden te verhuizen, omdat het leger hun dorp als Tijdelijk Veiligheidsgebied heeft verklaard? Zijn deze burgers daarbij met de dood bedreigd? Indien neen, wat zijn dan de feiten?

Vraag 9

Deelt u de mening dat aan deze situatie een eind moet worden gemaakt, omdat zij in strijd is met het recht op vrije vestiging dan wel met de regels van goed bestuur en dat de bewoners in de plaats van hun eigen keuze moeten kunnen verblijven? Zo ja, gaat u dit standpunt bij de Turkse autoriteiten uitdragen? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Ik ben op de hoogte van de rapportage die de Turkse mensenrechtenvereniging İNSAN HAKLARI DERNEĞİ (IHD) over de gebeurtenissen in Siirt heeft uitgebracht. De mensenrechtensituatie in Zuid-Oost Turkije en de terugkeer van ‘internally displaced persons’ wordt in EU-kader nauwlettend gevolgd. De gebeurtenissen die in het rapport worden beschreven zullen door de Europese Commissie in de politieke dialoog met Turkije worden opgebracht.

1) “An ongoing practice” van Kerim Yildiz en Frederick Piggott. Uitgave: Kurdistan Human Rights Project, augustus 2007. Zie ook www.khrp.org.

2) “An ongoing practice” pagina 162.

3) Zie http://www.ihd.org.tr/ Uitgave IHD –Siirt en Mazlum, 17 augustus 2007 “Siirt ili pervari ilcesi Yapraktepe köy ü Cemekare…enz”