Beantwoording vragen van het lid Van Bommel over een nieuwe gevangenisstraf voor een dienstweigeraar in Turkije

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel over een nieuwe gevangenisstraf voor een dienstweigeraar in Turkije. Deze vragen werden ingezonden op 16 juli 2007 met kenmerk 2060721080.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Van Bommel (SP) over een nieuwe gevangenisstraf voor een dienstweigeraar in Turkije.

Vraag 1

Herinnert u zich mijn vragen over dienstweigeraars in Turkije? 1) Hebt u kennis genomen van de nieuwe gevangenisstraf voor Osman Murat Ülke tot 17.5 maand voor het weigeren van de Turkse dienstplicht? 2) Deelt u de mening dat de voorliggende oproep tot melding te rekenen is tot onmenselijke behandeling? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Ik herinner mij uw vragen over dienstweigeraars in Turkije, ingezonden op 15 december 2006. Ik heb kennis genomen van de oproep aan het adres van betrokkene om de resterende 17,5 maanden van eerdere veroordelingen, daterend van vóór de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), alsnog uit te zitten. Ik merk op dat het EHRM constateerde dat de wijze waarop betrokkene door de Turkse staat is behandeld – welke behandeling primair bestond uit herhaalde vervolgingen en veroordelingen wegens dienstweigering – strijdig is met het verbod van vernederende behandeling als bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Vraag 2

Is het waar dat het Ministerscomité van de Raad van Europa, dat toeziet op uitvoering van de vonnissen van het Europese Hof voor de Mensenrechten, in februari jl. bijeen is geweest om onder andere de zaak van Ülke te bespreken? 3) Ziet u aanleiding om er vanwege de laatste ontwikkeling op aan te dringen opnieuw de Raad van Europa in te schakelen? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft de onderhavige zaak achtereenvolgens besproken in februari, april en juni van dit jaar. Daarbij is bij Turkije aangedrongen op het treffen van een ‘individual measure to put an end to the violation found by the Court.’ De zaak zal wederom door het Comité worden besproken in oktober.

Vraag 3

Is het waar dat de Turkse vertegenwoordiger bij de Raad van Europa in de vergadering van 6 juni jl. heeft gemeld dat er een wetsvoorstel is ingediend waarin een einde wordt gemaakt aan de praktijk van herhaalde straffen voor gewetensbezwaarden? Deelt u de mening dat hierop niet hoeft te worden gewacht teneinde uitvoering te geven aan de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 24 januari 2006? Indien neen, waarom niet?

Antwoord

Er is inderdaad een dergelijk wetsvoorstel door de Turkse regering aangekondigd. Ik deel de mening dat in dit verband niet behoeft te worden gewacht tot het van kracht worden van de genoemde ontwerp-wetgeving.

Vraag 4

Deelt u de mening dat Turkije de beslissing tot een nieuwe gevangenisstraf moet intrekken, Ülke zo spoedig mogelijk moet ontslaan van verdere strafvervolging en een einde moet maken aan de illegale situatie waarin hij al jaren in Turkije moet leven?

Antwoord

Ik merk op dat – zoals het EHRM nog eens bevestigt in §73 van zijn uitspraak – het in de eerste plaats aan de veroordeelde staat is om de middelen te kiezen om gevolg te geven aan de uitspraak. Het is vervolgens aan het Comité van Ministers om te beoordelen of de getroffen maatregelen recht doen aan de uitspraak. Op dit moment is daarvan in elk geval nog geen sprake. Zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 2 heeft het Comité inmiddels bij Turkije aangedrongen op maatregelen.

Vraag 5

Bent u in het licht van uw antwoord van 15 december 2006 bereid er in de EU-ministerraad (RAZEB) van 23 juli op aan te dringen om namens de RAZEB een protest bij de Turkse autoriteiten in te dienen vanwege rechtsongelijkheid en schending van de mensenrechten? Indien neen, bent u bereid rechtstreeks bij de Turkse autoriteiten aan te dringen op volledige vrijlating van Ülke, dan wel ongedaan maken van de gevangenisstraf?

Antwoord

Deze kwestie zal, zoals reeds gesteld, worden besproken tijdens de bijeenkomst van het Comité van Ministers in oktober. Nederland volgt deze zaak op de voet in de Raad van Europa. De Nederlandse regering zal bovengenoemde zaak verder aan de orde stellen in bilaterale contacten met de Turkse overheid.